Home

Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 14 november 1990.

Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 14 november 1990.

++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

A - De feiten

1 . Deze procedure sluit nauw aan bij zaak C-87/89 . Verzoekster in het onderhavige hoofdgeding behoorde indertijd tot de ondernemingen die het beroep tegen de Commissie hebben ingesteld, waarop het Hof bij arrest van 17 mei 1990 ( 1 ) heeft beslist .

2 . Gelet op dat arrest en het rapport ter terechtzitting in de onderhavige zaak, behoef ik niet nader in te gaan op de details van de relevante wettelijke bepalingen . In de kern gaat het hier wederom om de gevolgen van verordening nr . 989/84 tot invoering van een systeem van garantiedrempels voor bepaalde op basis van groenten en fruit verwerkte produkten ( 2 ), voor de produktiesteun voor op basis van tomaten verwerkte produkten . Deze verordening bepaalt, dat wanneer de in artikel 1 vastgestelde garantiedrempel - die overeenkomt met een hoeveelheid van 4 700 000 ton verse tomaten - wordt overschreden, de steun voor het daaropvolgende verkoopseizoen op basis van de hoeveelheid waarmee de drempel wordt overschreden, wordt verminderd ( artikel 2, lid 1 ). In artikel 2, lid 2, is bepaald, dat deze overschrijding wordt berekend op basis van het gemiddelde van de hoeveelheden die zijn geproduceerd in de drie verkoopseizoenen die voorafgaan aan het verkoopseizoen waarvoor de steun moet worden vastgesteld .

3 . Zoals bekend, hield de Commissie bij de vaststelling van de produktiesteun voor de op basis van tomaten verwerkte produkten voor de verkoopseizoenen 1984/1985 tot en met 1987/1988 ( 3 ) rekening met de overschrijdingen, die op de voet van artikel 2 van verordening nr . 989/84 voor enkele of alle produkten tot verlaging van de steun leidden .

4 . In een binnenlandse administratieve procedure stelde een in Frankrijk gevestigde tomaten verwerkende onderneming, de Société industrielle de transformation de produits agricoles ( SITPA, hierna : "verzoekster "), dat de verordeningen waarbij de Commissie de steun voor genoemde verkoopseizoenen had vastgesteld, ongeldig waren . Zij vorderde derhalve van de Office national interprofessionnel des fruits, des légumes et de l' horticulture ( Oniflhor ) vergoeding van het verschil tussen de naar het volle tarief berekende steun die haar zonder verlaging zou zijn betaald, en de haar feitelijk betaalde steun . Deze vordering werd door de Oniflhor afgewezen, op grond dat het haar onmogelijk was extra steun te verlenen, die de in deze verordeningen vastgestelde bedragen te boven ging .

5 . Het tribunal administratif de Dijon, waarbij verzoekster tegen dit afwijzend besluit beroep instelde, heeft het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag de navolgende vraag voorgelegd :

"Zijn verordening ( EEG ) nr . 989/84 van de Raad en de verordeningen ( EEG ) nr . 1925/84, nr . 2222/85, nr . 2077/86 en nr . 2160/87 van de Commissie geldig, gelet op artikel 190 EEG-Verdrag en op het discriminatieverbod van artikel 40, lid 3, EEG-Verdrag, en, zo deze verordeningen onwettig zijn, welke zijn dan de financiële consequenties van deze onwettigheid voor de verplichtingen van het Office national interprofessionnel des fruits, des légumes et de l' horticulture?"

B - Juridische beoordeling

De eerste vraag ( geldigheid van de gewraakte verordeningen )

I - Verordening nr . 989/84

1 . Gebrekkige motivering ( artikel 190 EEG-Verdrag )

6 . Verzoekster in het hoofdgeding trekt de geldigheid van verordening nr . 989/84 in twijfel, daar deze onvoldoende met redenen zou zijn omkleed . In de hier relevante derde overweging van de verordening ( 4 ) zouden de "kenmerken van de markt" waarop de Raad zijn maatregel baseert, niet worden beschreven en bovendien zou niet worden verklaard waarom juist voor een vermindering van het nominale steunbedrag was gekozen en niet voor een beperking van de steun tot een bepaalde hoeveelheid produkten .

7 . a ) Alvorens op de bijzonderheden van dit middel in te gaan, moet ik kort de beginselen in herinnering roepen, die het Hof voor de omvang van de motiveringsplicht met betrekking tot verordeningen heeft opgesteld . Volgens vaste rechtspraak ( 5 ) moet de door artikel 190 EEG-Verdrag voorgeschreven motivering aan de aard van de betrokken handeling beantwoorden . De redenering ( 6 ) van de communautaire instantie die de betwiste handeling heeft vastgesteld, moet er duidelijk en ondubbelzinnig in tot uiting komen, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen .

8 . Dit beginsel werd echter door het Hof in tweeërlei opzicht nader gepreciseerd om te voorkomen dat al te overdreven eisen aan de motiveringsplicht worden gesteld .

9 . In de eerste plaats mag bij verordeningen geen specifieke motivering worden verlangd van de verschillende - soms zeer talrijke en ingewikkelde - onderdelen, feitelijk en rechtens, die daarin voorkomen, zodra deze binnen de systematiek van het geheel vallen . ( 7 ) Voorts moet een motivering niet alleen naar haar bewoordingen worden beoordeeld, maar ook naar haar samenhang en de gezamenlijke rechtsregels op het betrokken gebied . ( 8 )

10 . b ) Gelet op deze beginselen gaan de Raad en de Commissie er terecht vanuit, dat de overwegingen van de verordeningen voldoen aan de door artikel 190 EEG-Verdrag gestelde eisen .

11 . aa ) In de eerste plaats betoogt verzoekster, dat de situatie waarvan de Raad bij zijn handelen is uitgegaan, met de verwijzing naar de "kenmerken van de markt" ( derde overweging ) niet toereikend is beschreven .

12 . Hiermee kan ik het niet eens zijn . De verklaring van het begrip "kenmerken van de markt" bevindt zich in de verordeningen die de machtigingsgrondslag voor verordening nr . 989/84 bevatten, namelijk verordening ( EEG ) nr . 516/77 ( 9 ) (( artikel 3, lid 3, ( 10 ) derde overweging van wijzigingsverordening ( EEG ) nr . 1152/78, ( 11 ) waarbij de thans in artikel 2, lid 3, van verordening ( EEG ) nr . 426/86 ( 12 ) vervatte machtigingsgrondslag werd ingevoerd )) en later verordening nr . 426/86 ( artikel 2, lid 3, vijfde overweging ). In het tweede visum van de gewraakte verordening nr . 989/84 wordt uitdrukkelijk verwezen naar de indertijd geldende verordening nr . 516/77, evenals naar de toepasselijke wijzigingsverordening ( EEG ) nr . 988/84 . Deze verwijzing wordt dan in de eerste overweging nog eens herhaald . Verzoekster heeft dit verband trouwens erkend, daar zij zich in haar argumenten op de genoemde voorschriften betreffende de machtigingsgrondslag beroept .

13 . In de derde overweging van verordening nr . 1152/78 wordt vermeld, dat "de toekenning van steun bij de produktie van verwerkte groenten en fruit" "wegens de grote omvang van de beschikbare hoeveelheden grondstoffen en wegens de elasticiteit van de verwerkingscapaciteit" "het gevaar" kan inhouden "dat deze produktie zich (...) aanzienlijk uitbreidt", waardoor de verwerkte produkten "moeilijk kunnen worden afgezet ". Als logisch gevolg hiervan knoopt de machtigingsgrondslag in alle versies aan bij het feit, dat "het communautaire produktiepotentieel voor een (...) produkt het evenwicht tussen produktie en afzetmogelijkheden ernstig dreigt te verstoren ".

14 . Voor zover het doel van de regeling er dus in bestaat een dreigende schadelijke ontwikkeling in de betrokken sector tegen te gaan, blijkt uit de verwijzing in de derde overweging naar de kenmerken van de markt, gecombineerd met de bepalingen en de overwegingen omtrent de rechtsgrondslag van de gewraakte verordening, in ieder geval in "essentie", ( 13 ) hoe de Raad de situatie waarop hij wilde reageren, inschatte . Het risico - een verstoring van het evenwicht tussen produktie en afzetmogelijkheden - en de oorzaken ervan - omvangrijke beschikbare hoeveelheden grondstoffen en de flexibele produktiecapaciteit - zijn voldoende duidelijk gemaakt .

15 . Voor de rest, voor zover de motiveringsplicht voornamelijk de voorlichting van de marktdeelnemers dient, moet ervan worden uitgegaan dat de tomatenverwerkers de bijzonderheden van de door de Raad ongewenst geachte ontwikkeling kenden, daar zij zelf rechtstreeks met de fluctuaties op de markt waren geconfronteerd .

16 . De overwegingen van verordening nr . 989/84 stellen ook het Hof in staat zijn toezicht uit te oefenen . Uit alle aangehaalde overwegingen en rechtsgrondslagen blijkt de door de Raad onbevredigend geachte situatie zo duidelijk, dat het Hof zo nodig zou kunnen vaststellen of het doel van de ingreep of de hiervoor gebruikte middelen in strijd zijn met de beginselen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dan wel of deze middelen kennelijk ongeschikt respectievelijk onevenredig zijn .

17 . bb ) Behalve op de motivering, die blijkens het hiervoor gestelde niet voor kritiek vatbaar is, beroept verzoekster zich voorts erop, dat de Raad niet voldoende heeft duidelijk gemaakt waarom hij voor een vermindering van het nominale steunbedrag heeft gekozen en niet voor de beperking van de steun tot een gedeelte van de produktie ( quotaregeling ). Ook hier wordt voor de toepassing van de verordening uitsluitend naar de "kenmerken van de markt" verwezen, ofschoon artikel 2, lid 3, van verordening nr . 426/86 de beperking van de steun tot een gedeelte van de produktie als een specifieke maatregel noemt, terwijl deze maatregel in de vijfde overweging van deze verordening zelfs als enige maatregel wordt genoemd .

18 . Ook deze argumenten zijn mijns inziens niet steekhoudend . De rechtvaardigingsgronden van de gemeenschapswetgever kunnen namelijk worden opgemaakt uit de context van de regeling en met name uit de aard van de maatregel en de voorgeschiedenis ervan .

19 . Met betrekking tot de eerste twee aspecten wijzen de Commissie en de Raad er terecht op, dat de invoering van een garantiedrempel en de vermindering van het nominale steunbedrag bij de hier gekozen methode de individuele producenten gemiddeld kennelijk minder belast dan een quotaregeling die van dezelfde hoeveelheid uitgaat . Voor zover namelijk de overschrijding van de drempel wordt berekend op basis van de gemiddelde produktie in de drie verkoopseizoenen voorafgaande aan het betrokken verkoopseizoen ( artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84 ), worden de nadelen van een overschrijding voor de verwerkende bedrijven pas geleidelijk en met een zekere vertraging merkbaar, zodat zij zich stap voor stap aan de veranderde situatie kunnen aanpassen . Een beperking van de steun op basis van dezelfde hoeveelheden als voor de garantiedrempel vanaf hetzelfde tijdstip zou veel sneller en plotselinger gevolgen hebben gehad en zou derhalve voor de gemiddelde producent een veel ingrijpender maatregel zijn gebleken . Tot een dergelijke regeling is men eerst veel later overgegaan, namelijk bij verordening ( EEG ) nr . 1320/85, ( 14 ) die dan ook in haar derde overweging als grondslag voor "meer restrictieve maatregelen" wordt aangemerkt .

20 . Een en ander is tevens een argument tegen verzoeksters opvatting dat de tekst van verordening nr . 426/86 een bijzondere motivering nodig maakt . Wanneer artikel 2, lid 3, van deze verordening ( 15 ) als voorbeeld van de te nemen maatregelen, die overigens slechts in zoverre nader worden omschreven dat zij "nodig" moeten zijn, een bijzonder ingrijpende maatregel noemt, dan wil het daarmee de omvang van de discretionaire bevoegdheid duidelijk maken . Uit het feit dat dit voorbeeld expliciet wordt genoemd, kan dus niet worden afgeleid dat iedere andere, in het bijzonder ook iedere maatregel die de gemiddelde producent minder belast, specifiek moet worden gemotiveerd . Hieraan wordt ten slotte ook niet afgedaan door het feit dat in de overwegingen van verordening nr . 426/86 respectievelijk nr . 1152/78 uitsluitend de beperking van de steun tot een gedeelte van de produktie wordt genoemd . Bij gebreke van andere aanknopingspunten moet ervan worden uitgegaan, dat beide teksten ( de bepaling en de considerans ) op dit punt van dezelfde gedachte uitgaan . Daar de beperking van de steun tot een bepaalde hoeveelheid naar bekend een bijzonder ingrijpende maatregel is, kon de gemeenschapswetgever mijns inziens ook de tekst van de betrokken overweging ongewijzigd laten, toen hij bij verordening nr . 988/84 ( 16 ) de mogelijkheid schiep, ook andere "nodige" maatregelen te treffen .

21 . Verzoekster meent echter - zoals zij ter terechtzitting nader heeft uiteengezet -, dat de verwerkende bedrijven tot de vaststelling van de in geding zijnde verordening nr . 989/84 er objectief rekening mee konden en moesten houden, dat de Raad als maatregel tegen overproduktie uitsluitend een beperking van de steun tot bepaalde hoeveelheden zou voorschrijven . Daarom had hij de bij deze verordening genomen beslissing om een andere maatregel te nemen, specifiek moeten motiveren . Deze opvatting is voornamelijk gebaseerd op het feit dat de hiervóór reeds genoemde uitbreiding van de rechtsgrondslag tot andere typen maatregelen van dezelfde dag als verordening nr . 989/84 dateert .

22 . Ik kan met deze opvatting niet meegaan . In de eerste plaats acht ik het ook onder deze omstandigheden voldoende, dat de gemeenschapswetgever, zoals in dit geval, de aard van de maatregel voor zichzelf laat spreken . In de tweede plaats was mijns inziens reeds bij de vaststelling van verordening ( EEG ) nr . 1206/82 ( 17 ) duidelijk zichtbaar, dat de Raad, indien maatregelen noodzakelijk zouden worden, niet noodzakelijkerwijs zijn toevlucht zou nemen tot een quotaregeling . Bij deze verordening werd met ingang van 1 juli 1982 voor tomatenconcentraat en tomaten zonder schil voor elk verkoopseizoen een garantiedrempel vastgesteld, die overeenkwam met de drempel in verordening nr . 989/84 ( artikel 1, lid 1 ). Indien deze drempel zou worden overschreden, diende de Raad, op voorstel van de Commissie, "passende maatregelen" te nemen . Van een eventuele quotaregeling wordt hier niet gesproken . In dezelfde richting wijzen de overwegingen van deze regeling . Daarin wordt eerst overwogen dat :

"Bij artikel 3 bis van Verordening ( EEG ) nr . 516/77 een regeling is ingesteld inzake verlening van steun bij de produktie van bepaalde op basis van groenten en fruit verwerkte produkten; dat, wanneer de in lid 5 van genoemde artikel bedoelde situatie zich voordoet, de toekenning van de steun bij de produktie kan worden beperkt tot een (( bepaalde )) hoeveelheid (...)"

23 . In de volgende alinea, die de eigenlijke reden voor de verordening aangeeft, wordt echter niet het soort van maatregel aangegeven dat de Raad kan nemen :

"Dat deze situatie zich kan voordoen voor tomatenconcentraat en hele tomaten zonder schil; dat in dit stadium een garantiedrempel voor deze produkten dient te worden vastgesteld; dat, bij overschrijding van deze drempel, de mogelijkheid moet worden geboden om passende maatregelen te nemen ." ( 18 )

24 . Hier was mijns inziens reeds duidelijk een opening te zien naar andere, eventueel mildere, maatregelen, al werd de rechtsgrondslag daarvoor eerst later in het leven geroepen .

25 . Uit een en ander volgt, dat de rechtvaardigingsgronden van de gemeenschapswetgever uit de context van de regeling - de aard en de voorgeschiedenis ervan - dusdanig duidelijk waren, dat een behoorlijke voorlichting van de betrokkenen en rechterlijk toezicht gewaarborgd werden .

26 . Uit de op basis hiervan duidelijke beoordeling van de Raad blijkt tevens dat de overproduktie zijns inziens nog niet die omvang had bereikt, dat een quotaregeling in overweging moest worden genomen, in het bijzonder ook gelet op de omstandigheid dat de verwerkende bedrijven, die aan de stijging niet of slechts in geringe mate deel hebben, door een dergelijke regeling zouden moeten worden beschermd . Of deze beoordeling juist is, is geen vraag van ( formele ) motiveringsplicht, maar van materiële wettigheid van de gewraakte verordening .

27 . Op grond van een en ander moet de grief dat de verordening niet voldoende met redenen is omkleed, worden afgewezen .

2 . De grief dat verordening nr . 989/84 in strijd is met het discriminatieverbod

28 . Wat de toetsing van verordening nr . 989/84 aan het discriminatieverbod ( artikel 40, lid 3, tweede alinea, EEG-Verdrag ) betreft, het is niet geheel duidelijk of - naast de specifieke verordeningen voor de verkoopseizoenen 1984/1985 tot en met 1987/1988 - ook deze verordening aan dit verbod moet worden getoetst . Verzoekster heeft in het hoofdgeding op dit punt geen strijdigheid gesteld . In de verwijzingsbeschikking wordt evenwel niet ten aanzien van elke aangevochten verordening afzonderlijk verklaard, welke grieven zijn aangevoerd . Bovendien heeft verzoekster in haar op 23 april 1990 ingediende opmerkingen en ter terechtzitting gesteld, dat genoemde verordening niet verenigbaar is met artikel 40, lid 3, tweede alinea . Ik zou daarom ook op dit punt willen ingaan .

29 . Zoals bekend, is het in genoemde bepaling neergelegde discriminatieverbod slechts de specifieke uitdrukking van het algemene gelijkheidsbeginsel, volgens hetwelk vergelijkbare situaties niet verschillend mogen worden behandeld, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is . ( 19 ) Op grond van het discriminatieverbod is het bovendien verboden, wezenlijk verschillende situaties zonder rechtvaardiging gelijk te behandelen . ( 20 )

30 . Zoals de Raad terecht opmerkt, kan verordening nr . 989/84 in ieder geval niet aangaande eerstgenoemde aspect van het discriminatieverbod - volgens hetwelk gelijke situaties gelijk moeten worden behandeld - worden gekritiseerd . Een dergelijke kritiek zou immers onderstellen dat de verordening onderscheid maakt tussen de verwerkende bedrijven, hetgeen zij juist niet doet .

31 . Verzoekster meent echter, dat de verordening onverenigbaar is met artikel 40, lid 3, tweede alinea, omdat zij de marktdeelnemers onafhankelijk van hun feitelijke verantwoordelijkheid voor de overproduktie bestraft . Dit argument komt neer op het verwijt, dat niet gelijke situaties, zij het niet volgens de uitdrukkelijke inhoud van de regeling, doch wel wat het praktisch resultaat betreft, gelijk worden behandeld . Dit argument kan niet zonder meer van de hand worden gewezen .

32 . Het gaat hier dus om de vraag, of de gelijke behandeling ondanks de verschillen in situatie gerechtvaardigd is; is er sprake van een dergelijke rechtvaardiging, dan is het niet maken van onderscheid niet willekeurig en is het derhalve ook niet in strijd met het discriminatieverbod . ( 21 ) Een dergelijke, willekeur uitsluitende rechtvaardiging kan ook blijken uit de algemene doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid . ( 22 ) Daar de gemeenschapswetgever bij de verwezenlijking van deze doeleinden over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikt, ( 23 ) is van willekeur slechts sprake indien voor de gekozen oplossing geen objectief overtuigende criteria zijn te ontdekken .

33 . Tegen de achtergrond van deze beginselen blijkt de verordening niet in strijd met het discriminatieverbod . Zoals reeds gezegd, beoogde de maatregel in een zo vroeg mogelijk stadium een gematigde druk op de omvang van de verwerkte produkten uit te oefenen, om aldus een verstoring van het evenwicht op de markt voor op basis van tomaten verwerkte produkten op het heffen, respectievelijk in het vervolg te voorkomen . Een dergelijke vroegtijdige, gematigde ingreep richt zich enerzijds - zij het ook niet in zo sterke mate als een quotaregeling - op het doel : ( langdurige ) stabiliteit van de markten ( artikelen 39, lid 1, sub c, EEG-Verdrag ); hij beantwoordt anderzijds, meer dan een meer ingrijpende maatregel, aan het streven, degenen die in de landbouw werkzaam zijn, een redelijke levensstandaard te verzekeren ( artikel 39, lid 1, sub b, EEG-Verdrag ). Verder houdt hij rekening met de gedachte van artikel 39, lid 2, sub b, EEG-Verdrag, volgens hetwelk de dienstige aanpassingen geleidelijk moeten verlopen .

34 . Wanneer de gemeenschapswetgever dan bij de door hem te maken afweging ( 24 ) bepaalde landbouwpolitieke doeleinden zwaarder heeft laten wegen dan bij een andere maatregel mogelijk was geweest, en heeft gehandeld ten einde te proberen een ongewenste ontwikkeling betrekkelijk vroegtijdig ( 25 ) tegen te gaan, dan kan de hieruit voortvloeiende oplossing, waaraan aanvankelijk alle producenten van de Gemeenschap op gelijke wijze solidair bijdroegen, niet als willekeurig worden aangemerkt .

35 . Een andere vraag is natuurlijk, of de Raad bij de keuze van het hier gebruikte middel de economische situatie juist heeft beoordeeld . Ook dienaangaande beschikt de gemeenschapswetgever over een zeer ruime beoordelingsvrijheid . Het Hof dient zich bij de wettigheidstoetsing van de uitoefening van deze vrijheid te beperken tot de vraag, of bij de vaststelling van de handeling waarvan de geldigheid wordt betwist, niet een kennelijke beoordelingsfout is gemaakt . ( 26 ) Dit geldt inzonderheid, wanneer de gemeenschapswetgever met het oog op de vaststelling van een regeling de toekomstige gevolgen ervan dient te beoordelen en die gevolgen niet met zekerheid zijn te voorzien . ( 27 )

36 . In het onderhavige geval is naar ik meen geen sprake van een dergelijke kennelijke verkeerde beoordeling .

37 . Wel is het zo, dat de produktie van de betrokken verwerkte produkten in het verkoopseizoen 1984/1985, het eerste verkoopseizoen waarin verordening nr . 989/84 van 31 maart 1984 gold, nogmaals aanzienlijk is toegenomen . De producenten hebben geprobeerd door stijging van de produktie hun steunaandeel te behouden en te vergroten . Wegens deze omstandigheid kan de maatregel slechts onder twee voorwaarden op grond van een kennelijke beoordelingsfout worden aangevochten .

38 . Eerst moet vaststaan, dat de Raad, indien hij deze ontwikkeling duidelijk had voorzien, ( reeds op dit vroege tijdstip ) een regeling op basis van individuele quota had moeten invoeren om discriminatie tussen de verwerkende bedrijven te voorkomen . Daarmee wordt een moeilijke vraag opgeworpen, die mijns inziens alleen kan worden beantwoord, indien nader bekend is wat de gevolgen van de produktie in het verkoopseizoen 1984/1985 voor de individuele verwerkende bedrijven waren . Deze gevolgen zouden op hun beurt slechts met hulp van een uitvoerige vergelijking van cijfers kunnen worden vastgesteld, waartoe ons hier de gegevens ontbreken . Heel in het algemeen mag een dergelijke inperking van de beoordelingsvrijheid in ieder geval slechts onder zeer uitzonderlijke omstandigheden worden aangenomen .

39 . Maar ik behoef op dit punt niet verder in te gaan . In de tweede plaats is voor het slagen van een dergelijke grief namelijk vereist, dat de Raad ervan moest uitgaan dat hij met zijn maatregel de ingezette ontwikkeling kennelijk niet zou kunnen verhinderen . Voor een dergelijke vaststelling bestaan mijns inziens hier geen gronden . Het staat immers vast, dat de overschrijding van de garantiedrempel op middellange termijn nadelige gevolgen voor de verwerkende bedrijven heeft . De verwerkende bedrijven zouden ook door een voortdurende stijging van de produktie deze nadelen slechts korte tijd kunnen ontlopen, daar deze stijging opnieuw tot verdere verminderingen moest leiden . Vanuit het gezichtspunt van de individuele verwerkende bedrijven stonden derhalve tegenover de voordelen op korte termijn van een overproduktie nadelen op middellange termijn, waardoor met name een harmonische ontwikkeling van de individuele bedrijven zou kunnen worden geschaad .

40 . Voorts had de Raad, zoals reeds opgemerkt, met deze maatregel zijn beoordelingsvrijheid nog niet uitgeput . De verwerkende bedrijven moesten er dus mee rekening houden, dat de Raad bij een aanzienlijke overschrijding van de garantiedrempel zijn toevlucht tot drastischer maatregelen zou nemen, wat hij dan ook inderdaad heeft gedaan .

41 . Het Hof moet aan iedere verleiding weerstaan om op basis van latere kennis maatregelen van de Raad te beoordelen, die hij zonder deze kennis moest nemen . Met andere woorden, het Hof mag de maatregelen van het verkoopseizoen 1984 niet beoordelen in het perspectief van het verkoopseizoen 1990 in plaats van in dat van het verkoopseizoen 1984 .

42 . Op grond van een en ander bestaan er mijns inziens geen gronden, een kennelijke beoordelingsfout door de Raad aan te nemen .

43 . Daarom en ook om de hiervóór reeds genoemde redenen moet de grief dat verordening nr . 989/84 in strijd is met het discriminatieverbod, worden afgewezen .

44 . Daar deze verordening mitsdien de toets van alle aangevoerde grieven kan doorstaan, dient de prejudiciële vraag in overeenstemming daarmee te worden beantwoord .

II - De verordeningen tot vaststelling van de steunbedragen voor de verkoopseizoenen 1984/1985 tot en met 1987/1988

1 . Gebrekkige motivering

45 . Volgens verzoekster voldoet de motivering van genoemde verordeningen van de Commissie in verscheidene opzichten niet aan de eisen van artikel 190 EEG-Verdrag . Daar sommige onderdelen van deze grieven alle vier verordeningen, andere echter maar enkele van deze verordeningen betreffen, acht ik het doelmatig de onderdelen van deze grieven een voor een te behandelen .

46 . a ) Met betrekking tot alle vier verordeningen wordt betoogd dat hun considerans niet vermeldt, in welke mate de garantiedrempel is overschreden en hoe de steun in detail is berekend .

47 . Ik wil met het laatstgenoemde onderdeel beginnen omdat dit het meest algemene is .

48 . De gewraakte verordeningen worden gekenmerkt door het feit dat hun inhoud uiteindelijk bestaat uit een reeks cijfers en enige mededelingen die voor de toepassing daarvan op de relevante feitelijke situatie noodzakelijk zijn . In dergelijke gevallen behoeft, anders dan verzoekster meent, in de overwegingen niet te worden uiteengezet, hoe men tot deze cijfers is gekomen . Zoals ik reeds heb opgemerkt naar aanleiding van verordening nr . 989/84, mag volgens vaste rechtspraak ( 28 ) bij verordeningen geen specifieke motivering worden verlangd van de "verschillende - soms zeer talrijke en ingewikkelde - onderdelen, feitelijke en rechtens", die daarin voorkomen, zodra deze binnen de systematiek van het geheel vallen .

49 . Juist in het onderhavige geval berust deze beperking op goede gronden . Wanneer men immers een uitsplitsing van het resultaat in de vorm van gedetailleerde berekeningen zou verlangen, dan zou dit dikwijls, afhankelijk van de omvang van de te verduidelijken regeling, de praktische mogelijkheden van de openbaarmaking door de gemeenschapswetgever te boven gaan . Het Hof heeft immers ( met betrekking tot beschikkingen ) herhaaldelijk verklaard, dat de motiveringsplicht moet worden aangepast aan de praktische mogelijkheden, de technische omstandigheden en de termijn waarbinnen de handeling tot stand moet komen . ( 29 ) Bovendien zou de motivering met vele bronnen van fouten worden belast, hetgeen uiteindelijk ook niet in het belang van degenen die het recht toepassen, en in het belang van een behoorlijk rechterlijk toezicht is .

50 . Terzijde merk ik nog op, dat de Commissie op het onderhavige gebied een zekere, zij het ook bij gebrek aan dwingende rechtsregels onvolledige compensatie voor dit gebrek aan informatie heeft geboden, door de oprichting van een Raadgevend Comité voor verse en verwerkte groenten en fruit, ( 30 ) waarin onder meer vertegenwoordigers van de verwerkende industrie zitting hebben .

51 . In casu heeft de Commissie in de tweede en de derde overweging van verordening ( EEG ) nr . 1925/84 respectievelijk de derde en vierde overweging van de verordeningen ( EEG ) nrs . 2222/85, 2077/86 en 2160/87 de voor haar berekening relevante rechtsgrondslagen vermeld en de factoren genoemd die haar voor de berekening in het bijzonder van belang leken . Daarmee worden de rechtvaardigingsgronden voor de genomen maatregel duidelijk gemaakt en wordt het Hof in staat gesteld zijn toezicht uit te oefenen . Ik zie in dit verband geen aanknopingspunt voor een schending van artikel 190 EEG-Verdrag .

52 . Een en ander geldt in beginsel ook voor verzoeksters argument dat de Commissie telkens had moeten vermelden, met welke hoeveelheid de garantiedrempel was overschreden . Een dergelijke vermelding zou stellig geen grote moeite hebben gekost en kon dus zeker worden verlangd . Anderzijds zou zij als detailinformatie - overigens zonder verduidelijking van de berekeningswijze - niet veel hebben kunnen bijdragen tot een beter begrip van de uiteindelijk vastgestelde cijfers . Ook wat dat aangaat, is geen inbreuk gemaakt op artikel 190 EEG-Verdrag .

53 . b ) Verzoekster maakt vervolgens bezwaar tegen de tekst van de derde overweging van verordening nr . 1925/84 alsook van de vierde overweging van de verordeningen nrs . 2222/85, 2077/86 en 2160/87, daar hetgeen daar is vermeld over de voor de overschrijding van de garantiedrempel in aanmerking genomen verkoopseizoenen, gebrekkig is . De verordeningen voor de verkoopseizoenen 1984/1985 en 1985/1986 ( 31 ) vermelden dat de produktie van het voorafgaande verkoopseizoen de garantiedrempel overschrijdt . Volgens het daar ook geciteerde artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84 wordt de overschrijding echter bepaald aan de hand van het gemiddelde van de hoeveelheden die zijn geproduceerd in de drie verkoopseizoenen die voorafgaan aan het betrokken verkoopseizoen . De redengeving zou in zoverre onduidelijk en tegenstrijdig zijn .

54 . Al bevatten de verordeningen voor de verkoopseizoenen 1986/1987 ( 32 ) en 1987/88 ( 33 ) deze tegenstrijdigheid niet meer, toch ontbreekt daar nog steeds een uitdrukkelijke verwijzing naar de verkoopseizoenen die in aanmerking zijn genomen .

55 . Naar aanleiding van dit bezwaar heb ik eens alle - in gelijke mate verbindende - taalversies van de gewraakte verordeningen van de Commissie met elkaar vergeleken . Daarbij is gebleken, dat bij ons onderzoek moet worden uitgegaan van een feitelijke situatie die enigszins anders ligt dan in deze grieven wordt voorgesteld . Het zou te ver voeren, de afzonderlijke versies letterlijk te citeren . Uitgaande van de Franse versie, waarop verzoekster zich baseert, vormt zich al met al het volgende beeld .

56 . In de Franse tekst van de verordeningen voor de verkoopseizoenen 1984/1985 ( derde overweging ) en 1985/1986 ( vierde overweging ) wordt, afgezien van de verwijzing naar artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84, bij de overschrijding van de garantiedrempel uitgegaan van de produktie van het voorafgaande verkoopseizoen (("(...) production communautaire au cours de la campagne 1983/1984" respectievelijk "1984/1985 ")). De Duitse, Deense en Griekse versies komen daarmee overeen . Volgens de Engelse en ook de Nederlandse versie "overschrijdt" de produktie, "berekend overeenkomstig artikel 2, lid 2, van (...) verordening" nr . 989/84 "de garantiedrempel voor het verkoopseizoen" 1983/1984 respectievelijk 1984/1985 . Voor de in aanmerking te nemen produktie wordt derhalve duidelijk uitsluitend naar artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84 verwezen . Er kan dus niet de indruk ontstaan, dat de overschrijding alleen maar aan de hand van het aangegeven seizoen is bepaald . De Italiaanse versie is wegens de gekozen zinsconstructie niet zo duidelijk, maar toch wel zo precies dat een tegenspraak met artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84 niet kan worden aangenomen . ( 34 )

57 . In de verordeningen voor de verkoopseizoenen 1986/1987 en 1987/1988 ( vierde overweging ) heeft de Franse formulering ( 35 ) thans dezelfde betekenis als de zoëven vermelde formulering van de Engelse en de Nederlandse versie, die van hun kant niet zijn veranderd . De Spaanse en Portugese versie stemmen hiermee overeen, terwijl de Duitse en de Italiaanse versie volledig identiek zijn geformuleerd . Alleen de Deense en de Griekse tekst handhaven de door verzoekster gekritiseerde formulering .

58 . Derhalve wordt bij alle vier hier behandelde verordeningen van de Commissie in twee taalversies ( Deens, Grieks ) en voor de eerste twee verkoopseizoenen ook nog in twee andere taalversies ( Duits, Frans ) de door verzoekster gewraakte formulering gebruikt . Dit is - dat moet ik verzoekster zonder er doekjes om te winden toegeven - niet in overeenstemming met het in dezelfde zin genoemde artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84, dat de drie verkoopseizoenen voorafgaande aan het betrokken verkoopseizoen en niet alleen het laatste verkoopseizoen als criterium neemt . Van een bijzondere nauwgezetheid van de kant van de Commissie kan hier, ook gezien de ontbrekende homogeniteit van de taalversies, werkelijk niet worden gesproken .

59 . Ondanks dit bezwaar zou ik willen voorstellen, geen inbreuk op artikel 190 EEG-Verdrag aan te nemen . Wel is het zo, dat de motivering van de handeling "duidelijk en ondubbelzinnig" moet zijn . Evenals bij de rechtsnormen zelf, mag men echter van degene die de rechtsregels toepast, enige inspanning bij de uitlegging verlangen, wanneer de betekenis van de tekst niet op het eerste gezicht duidelijk is . Worden bij een dergelijke uitlegging tegenstrijdigheden opgelost, dan is er mijns inziens geen strijd met artikel 190 EEG-Verdrag . In dit verband lijken mij twee aspecten van belang .

60 . In de eerste plaats acht ik het omstreden punt niet een wezenlijk bestanddeel van de motivering, bij voorbeeld in die zin dat de uitdrukkelijke vermelding van de in aanmerking genomen verkoopseizoenen een voorwaarde voor een behoorlijke motivering zou zijn . In de betrokken overweging had ook kunnen worden volstaan met een eenvoudige mededeling - die zij overigens ook bevat -, dat verordening nr . 989/84 is toegepast en dat dit gevolgen heeft gehad voor het steunbedrag voor de betrokken produkten, voor zover een overschrijding is vastgesteld . Door een dergelijke mededeling worden de betrokkenen ervan in kennis gesteld dat een belangrijke berekeningsfactor, die volgens de toepasselijke bepalingen in aanmerking moet worden genomen, ook inderdaad is toegepast . Bevestigd wordt, dat de Commissie de zo belangrijke verminderingsregeling niet buiten beschouwing heeft gelaten . De verdere consequenties van de toepassing van verordening nr . 989/84 vallen, om het in de woorden van het arrest Eridania ( 36 ) te zeggen, binnen de systematiek van het geheel . Zoals overigens uit de rechtspraak van het Hof blijkt, moet bij de onjuistheid van dergelijke bijkomende, door artikel 190 EEG-Verdrag niet direct verlangde gegevens, als criterium worden gehanteerd of de motivering voor de rest aan de eisen voldoet . ( 37 ) Voor zover de verordeningen hier moeten worden onderzocht, is dit echter het geval .

61 . Stellig kan laatstgenoemd beginsel niet rechtstreeks op het onderhavige geval worden getransponeerd, omdat de verwijzing naar het voorafgaande verkoopseizoen op haar beurt de verwijzing naar de bepaling betreffende de berekeningswijze op losse schroeven lijkt te zetten . Daar de eerste verwijzing niet als een noodzakelijk gegeven is aan te merken, is laatstgenoemde hiërarchisch belangrijker . Uit het feit dat het is opgenomen in de overweging, blijkt dat de Commissie verordening nr . 989/84 op correcte wijze wilde toepassen . Bij de uitlegging moet met deze hiërarchie rekening worden gehouden . Deze hiërarchie pleit ervoor, de overweging alleen in de zin van een verwijzing naar genoemde bepaling uit te leggen . Dit is ook in overeenstemming met het hiervoor reeds genoemde, door de rechtspraak ontwikkelde beginsel, volgens hetwelk een motivering ook met inachtneming van haar context en de gezamenlijke toepasselijke rechtsregels moet worden beoordeeld .

62 . Hiermee kan de verwijzing naar het voorafgaande verkoopseizoen correct worden gesitueerd, zoals de Commissie terecht opmerkt . In het licht van artikel 2, lid 2, van verordening nr . 989/84 is het immers zonder meer duidelijk, dat dit het verkoopseizoen is waarin de overschrijding werd vastgesteld en dat de andersluidende formulering kennelijk niet meer is dan een fout in de redactie .

63 . In de tweede plaats zijn er voor alle verkoopseizoenen drie - voor de laatste twee verkoopseizoenen zelfs zeven - taalversies die niet het gelaakte gebrek vertonen . Hiertoe behoren voor alle verkoopseizoenen de taalversie van het land met de grootste produktie - Italië - en voor de laatste twee verkoopseizoenen ook de taalversies van de overige produktielanden, behalve Griekenland . Bij deze versies is de tekst van de overwegingen volledig in overeenstemming met de verwijzing naar verordening nr . 989/84 . In het bijzonder lijdt het geen twijfel, dat de vermelding van het voorafgaande verkoopseizoen telkens betrekking heeft op het tijdstip van de relevante vaststellingen . De uitlegging van elementen van het gemeenschapsrecht heeft de regel opgeleverd, dat bij verschillen tussen taalversies uiteindelijk systematische en teleologische overwegingen de doorslag voor de ene of de andere versie geven . Dit betekent tevens dat het feit dat er taalversies zijn die in overeenstemming zijn met het doel van de gehele regeling, een verder argument is om de tekst van de verordening tegen de achtergrond daarvan uit te leggen . Volgens deze beginselen moet de hier behandelde tekst overeenkomstig de bewoordingen van de correct geformuleerde taalversies worden begrepen .

64 . Ik ga er bij dit alles van uit, dat de Commissie, zoals zij stelt, verordening nr . 989/84 juist heeft toegepast . Verzoekster twijfelt hier niet aan; zij meent alleen, dat dit uit de besproken overwegingen niet voldoende blijkt . Zoals ik heb uiteengezet, snijdt deze grief geen hout .

65 . c ) Verzoekster meent verder nog dat in strijd met artikel 190 EEG-Verdrag is gehandeld, omdat de vierde overweging van verordening nr . 2160/87 een feitelijke fout bevat, voor zover daarin wordt vermeld dat de Commissie een overschrijding van de garantiedrempel voor alle produkten heeft vastgesteld . Voor hele tomaten zonder schil zou dit onjuist zijn, zodat de steun hiervoor ook niet is gekort . Dit laatste wordt door de Commissie niet bestreden, zodat wij dit als vaststaand kunnen aannemen .

66 . Het ter zake aangevoerde gebrek onderscheidt zich van het zoëven behandelde, doordat de tekst, voor zover hier relevant, volstrekt niet als tegenstrijdig kan worden opgevat . Waar het wel om gaat, is dat een meegedeeld detail feitelijk onjuist is . Volgens de reeds genoemde rechtspraak ( 38 ) komt het er nu op aan, of deze onjuistheid een wezenlijk bestanddeel van de motivering betreft, dan wel of de rest van de motivering, op zichzelf beschouwd, aan de eisen van artikel 190 EEG-Verdrag voldoet .

67 . Mijns inziens kan het laatste worden beaamd . De in het kader van verordening nr . 989/84 ten aanzien van de afzonderlijke produkten verkregen uitkomsten vloeien rechtstreeks voort uit de toepassing van deze verordening . Daar zij dus binnen de systematiek van het geheel vallen, behoefden zij niet te worden vermeld . Dit resultaat is ook in overeenstemming met de hiervóór reeds door mij ontwikkelde gedachte, dat niet kan worden verlangd dat alle afzonderlijke fasen van de berekening in de overwegingen worden vermeld .

68 . De grief van de gebrekkige motivering moet ook op dit punt - en mitsdien in zijn geheel - worden afgewezen .

2 . De grief dat de verordeningen op een kennelijke beoordelingsfout zijn gebaseerd en in zoverre in strijd zijn met het discriminatieverbod

69 . Deze grief is gebaseerd op verzoeksters argument, dat de Italiaanse en Griekse verwerkende bedrijven te hoge verwerkingscijfers hebben opgegeven . Derhalve zou de Commissie zich niet op de door deze Lid-Staten ingediende verklaringen over de verwerkte hoeveelheden mogen baseren om een overschrijding van de garantiedrempel aan te nemen .

70 . Dit argument is in zaak C-87/89 reeds diepgaand onderzocht . Het Hof heeft in het aan het begin van mijn betoog genoemde arrest geweigerd het gedrag van de Commissie op dit punt onwettig te verklaren, daar zij slechts over sporadische en onzekere inlichtingen over de gestelde fraude beschikte; op grond van door de Commissie zelf uitgevoerde controles kon geen fraude in genoemde zin worden ontdekt .

71 . In de onderhavige procedure zijn geen nieuwe feiten bekend geworden, die iets aan dit oordeel zouden kunnen veranderen . Mitsdien treft ook deze grief geen doel .

III - Resultaat van het onderzoek van de eerste vraag

72 . Zoals uit mijn opmerkingen betreffende de afzonderlijke punten blijkt, is bij onderzoek van deze vraag niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr . 989/84 van de Raad of van de verordeningen nrs . 1925/84, 2222/85, 2077/86 en 2160/87 van de Commissie kunnen aantasten .

De tweede vraag

73 . Gelet op het antwoord op de eerste vraag, behoeft op de tweede vraag niet te worden ingegaan .

C - Conclusie

74 . Bij onderzoek van de gestelde vragen is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening ( EEG ) nr . 989/84 van de Raad of van de verordeningen ( EEG ) nrs . 1925/84, 2222/85, 2077/86 en 2160/87 van de Commissie kunnen aantasten .

(*) Oorspronkelijke taal : Duits .

( 1 ) Arrest van 17 mei 1990, zaak C-87/89, Sonito, Jurispr . 1990, blz . I-1981 .

( 2 ) Verordening van de Raad van 31 maart 1984 ( PB 1984, L 103, blz . 19 ).

( 3 ) - voor het verkoopseizoen 1984/1985 : verordening ( EEG ) nr . 1925/84 van 5 juli 1984 ( PB 1984, L 179, blz . 15 );

- voor het verkoopseizoen 1985/1986 : verordening ( EEG ) nr . 2222/85 van 31 juli 1985 ( PB 1985, L 205, blz . 16 );

- voor het verkoopseizoen 1986/1987 : verordening ( EEG ) nr . 2077/86 van 30 juni 1986 ( PB 1986, L 179, blz . 11 );

- voor het verkoopseizoen 1987/1988 : verordening ( EEG ) nr . 2160/87 van 22 juli 1987 ( PB 1987, L 202, blz . 32 ).

( 4 ) Deze overweging luidt als volgt : "Overwegende, dat gezien de kenmerken van de markt voor op basis van tomaten verwerkte produkten, enerzijds, en krenten en rozijnen, anderzijds, de meest adequate maatregel erin bestaat tijdens het volgende verkoopseizoen naar gelang van het geval de steun of de aan de producent te betalen minimumprijs te verlagen aan de hand van de overschrijding van de drempels ".

( 5 ) Arresten van 22 januari 1986, zaak 250/84, Eridania, Jurispr . 1986, blz . 117, r.o . 37; 7 juli 1988, zaak 55/87, Moksel, Jurispr . 1988, blz . 3845, r.o . 23; 8 juni 1989, zaak 167/88, AGPB, Jurispr . 1989, blz . 1653, r.o . 34; 14 maart 1990, zaak C-156/87, Gestetner, Jurispr . 1990, blz . I-781, r.o . 69; 2 mei 1990, zaak C-27/89, Scarpe, Jurispr . 1990, blz . I-1701, r.o . 27; 11 juli 1990, gevoegde zaken C-304/86 en C-185/87, Enital, Jurispr . 1990, blz . I-2939, r.o . 35 .

( 6 ) In andere formuleringen wordt gesproken van "redenen" respectievelijk "feitelijke en rechtselementen ": arresten van 7 juli 1981, zaak 158/80, Rewe, Jurispr . 1981, blz . 1805, r.o . 25; en 26 maart 1987, zaak 45/86, Commissie/Raad, Jurispr . 1987, blz . 1493, r.o . 5 .

( 7 ) Arresten in zaak 250/84, reeds aangehaald, r.o . 38; in zaak 55/87, reeds aangehaald, r.o . 23; in zaak 167/88, reeds aangehaald, r.o . 34; in zaak C-27/89, reeds aangehaald, r.o . 27 .

( 8 ) Arresten van 23 februari 1978, zaak 92/77, An Bord Bainne Cooperative, Jurispr . 1978, blz . 497, r.o . 36 en 37; 25 oktober 1978, zaak 125/77, Koninklijke Scholten-Honig e.a ., Jurispr . 1978, blz . 1991, r.o . 19; de rechtspraak met betrekking tot beschikkingen is gelijk : arresten van 25 oktober 1984, zaak 185/83, Interfacultair Instituut Electronenmicroscopie der Rijksuniversiteit Groningen, Jurispr . 1984, blz . 3623, r.o . 38; 7 februari 1990, zaak C-213/87, Amsterdam, Jurispr . 1990, blz . I-221, r.o . 27; 14 februari 1990, zaak C-350/88, Delacre e.a ., Jurispr . 1990, blz . I-395, r.o . 16 .

( 9 ) Verordening van de Raad van 14 maart 1977 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten ( PB 1977, L 73, blz . 1 ).

( 10 ) Zoals gewijzigd bij verordening nr . 988/84 ( PB 1984, L 103, blz . 11 ).

( 11 ) PB 1978, L 144, blz . 1 .

( 12 ) Verordening van de Raad van 24 februari 1986 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten ( PB 1986, L 49, blz . 1 ) .

( 13 ) Zie arrest in zaak 250/84, reeds aangehaald, r.o . 38 .

( 14 ) PB 1985, L 137, blz . 41 .

( 15 ) Evenals artikel 3, lid 3, van verordening nr . 516/77, zoals gewijzigd bij verordening nr . 988/84 .

( 16 ) Verordening van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van verordening ( EEG ) nr . 516/77 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten en van verordening ( EEG ) nr . 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief ( PB 1984, L 103, blz . 11 ).

( 17 ) Verordening van de Raad van 18 mei 1982 tot vaststelling van een garantiedrempel voor tomatenconcentraat en hele tomaten zonder schil ( PB 1982, L 140, blz . 50 ).

( 18 ) Cursivering van mij .

( 19 ) Fundamenteel : het arrest van 19 oktober 1977, gevoegde zaken 117/76 en 16/77, Ruckdeschel, Jurispr . 1977, blz . 1753, r.o . 15; recentelijk bevestigd bij het arrest van 21 februari 1990, gevoegde zaken C-267/88 tot en met C-285/88, Wuidart e.a ., Jurispr . 1990, blz . I-435, r.o . 13 .

( 20 ) Arresten van 17 juli 1963, zaak 13/63, Italië/Commissie, Jurispr . 1963, blz . 349; 23 februari 1983, zaak 8/82, Wagner, Jurispr . 1983, blz . 371; 13 december 1984, zaak 106/83, Sermide, Jurispr . 1984, blz . 4209, r.o . 28 .

( 21 ) Arresten van 13 juni 1978, zaak 139/77, Denkavit, Jurispr . 1978, blz . 1317, r.o . 15 in fine; 5 september 1982, zaak 106/81, Kind, Jurispr . 1982, blz . 2885, r.o . 22 en 24 .

( 22 ) Zie het arrest Kind reeds aangehaald ( vorige voetnoot ) alsook het arrest van 13 juni 1972, gevoegde zaken 9/71 en 11/71, Compagnie d' approvisionnement, de transport et de crédit, Jurispr . 1972, blz . 391, r.o . 42 .

( 23 ) Arresten van 21 februari 1979, zaak 138/78, Stoelting, Jurispr . 1979, blz . 713, r.o . 7; 9 juli 1985, zaak 179/84, Bozzetti, Jurispr . 1985, blz . 2301, r.o . 11; 21 februari 1990, gevoegde zaken C-267/88 tot en met C-285/88, reeds aangehaald, r.o . 14 .

( 24 ) Zie bij voorbeeld het arrest van 6 december 1984, zaak 59/83, Biovilac, Jurispr . 1984, blz . 4057, r.o . 16 .

( 25 ) Dus op een tijdstip waarop het aspect van het verschil in verantwoordelijkheid voor de overproduktie een nog niet zo grote rol speelde .

( 26 ) Arrest van 8 juni 1989, zaak 167/88, AGPB, Jurispr . 1989, blz . 1653, r.o . 29, en de verwijzing daarin naar het arrest van 25 januari 1979, zaak 98/78, Racke, Jurispr . 1979, blz . 69, r.o . 5 .

( 27 ) Zie het arrest van 21 februari 1990, gevoegde zaken C-267/88 tot en met C-285/88, Wuidart e.a ., Jurispr . 1990, blz . I-435, r.o . 14 .

( 28 ) Zie voetnoot 7 .

( 29 ) Arresten van 1 december 1965, zaak 16/65, Schwarze, Jurispr . 1965, blz . 1103; 14 februari 1990, zaak C-350/88, Delacre e.a ., Jurispr . 1990, blz . I-395, r.o . 16 .

( 30 ) Zie besluit 87/79 van de Commissie van 7 januari 1987 ( PB 1987, L 45, blz . 28 ).

( 31 ) Verordening nr . 1925/84, derde overweging; verordening nr . 2222/85, vierde overweging .

( 32 ) Verordening nr . 2077/86, vierde overweging .

( 33 ) Verordening nr . 2160/87, vierde overweging .

( 34 ) "(...) la produzione de la communità per la campagna (...) calcolata (...) supera il limite (...)"; cursivering van mij .

( 35 ) "(...) la production communautaire, calculé conformément (...) dépasse le seuil fixé pour la campagne 1985/1986" resp . "1986/1987 ".

( 36 ) Zie voetnoot 5 .

( 37 ) Arrest van 20 oktober 1987, zaak 119/86, Spanje/Raad en Commissie, Jurispr . 1987, blz . 4121, r.o . 48 e.v . en 51 .

( 38 ) Zie vorige voetnoot .