Home

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 26 februari 1992.

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 26 februari 1992.

++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1. In de onderhavige zaak wordt het Hof verzocht om uitlegging van artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1626/85 van de Commissie van 14 juni 1985 houdende beschermende maatregelen inzake de invoer van morellen.(1)

Deze verordening beoogt de ernstige verstoringen van de communautaire markt te verhelpen die het gevolg zijn van de verkoop tegen abnormaal lage prijzen van uit derde landen ingevoerde morellen (zure kersen); daartoe bepaalt zij een minimumprijs die bij invoer van zure kersen in de Gemeenschap moet zijn betaald, en voorziet zij in een compenserende heffing over produkten waarbij de opgelegde minimumprijs niet is nageleefd.

Artikel 1, lid 1, van de verordening voorziet met name in een lagere minimumprijs voor bevroren zure kersen en voor zure kersen zonder toegevoegde suiker dan voor zure kersen op siroop. Deze laatste worden omschreven als volgt:

"(...)

ex 20.06 Op andere wijze bereide of verduurzaamde vruchten, ook indien met toegevoegde suiker:

B.II. Zonder toegevoegde alcohol

a) met toegevoegde suiker, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 1 kg:

ex 8. Morellen (zure kersen) op siroop

b) met toegevoegde suiker, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 1 kg of minder:

ex 8. Morellen (zure kersen) op siroop

(...)."

2. Blijkens de verwijzingsbeschikking importeerde Parma Handelsgesellschaft mbH (hierna: "Parma"), verzoekster in het hoofdgeding, tussen juli en september 1985 een aantal partijen gestoomde zure kersen uit Joegoslavië. In de douaneaangiften werden deze goederen omschreven als "op andere wijze bereide of verduurzaamde vruchten, zonder toegevoegde alcohol, zonder toegevoegde suiker, met een eigen suikergehalte van meer dan 9 en minder dan 13 %, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 1 kg of meer" of gewoon als "vruchten zonder toegevoegde suiker".

Van mening, dat het ging om "zure kersen op siroop" waarvoor minder dan de minimumprijs was betaald, paste het Hauptzollamt Bad Reichenhall op grond van genoemde verordening een compenserende heffing toe.

In haar beroep bij het Finanzgericht Muenchen betoogde Parma in de eerste plaats, dat zij geen kersen op siroop, maar kersen in water had ingevoerd. In de tweede plaats stelde zij, dat de minimumprijs uitsluitend op basis van het gewicht van de zure kersen moet worden berekend, zonder rekening te houden met de vloeistof waarin deze zich bevinden.

Van oordeel, dat de oplossing van het geschil afhangt van de uitlegging van verordening nr. 1626/85, heeft het Finanzgericht Muenchen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof twee prejudiciële vragen voorgelegd.

3. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of artikel 1, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1626/85 aldus moet worden uitgelegd, dat zure kersen in een vloeistof die is verkregen door het verhitten van de zure kersen in water, waardoor deze vloeistof een suikergehalte van meer dan 9 % heeft, als zure kersen op siroop onder post 20.06 B II a 8 of onder post 20.06 B II b 8 van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT") moeten worden ingedeeld.

Zoals Parma en de Commissie terecht hebben opgemerkt, moet deze vraag tegen de achtergrond van de inhoud van de verwijzingsbeschikking aldus worden opgevat, dat de verwijzende rechter niet vraagt, of de betrokken zure kersen onder post 20.06 B II a 8 of onder post 20.06 B II b 8 vallen, maar of zij "zure kersen op siroop" in de zin van verordening nr. 1626/85 zijn.

In dit verband merkt verzoekster in het hoofdgeding inzonderheid op, dat postonderverdeling 20.06 B II a 8 GDT in het algemeen vruchten met toegevoegde suiker betreft, terwijl artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1626/85, waarin "kersen op siroop" met name worden genoemd, binnen de categorie van de zure kersen met toegevoegde suiker de zure kersen op siroop onderscheidt, die als enige onder de minimumprijsregeling vallen. Het verschil tussen beide produkten is, dat aan "zure kersen op siroop" suiker is toegevoegd.

Deze uitlegging, die op het eerste gezicht enige steun lijkt te vinden in de letter van de betrokken bepaling, kan evenwel de toets van een diepgaander onderzoek niet doorstaan.

4. Om te beginnen preciseert verordening nr. 1626/85 niet, wat onder siroop of onder zure kersen op siroop moet worden verstaan. Derhalve moet daartoe te rade worden gegaan met de meer algemene normatieve context van de betrokken verordening.

In dit verband zij erop gewezen, dat post 20.06 GDT(2), waarnaar verordening nr. 1626/85 verwijst, vruchten met of zonder toegevoegde suiker omvat, en dat volgens aanvullende aantekening 3 bij hoofdstuk 20 GDT de produkten bedoeld bij post 20.06 worden geacht "toegevoegde suiker" te bevatten, indien hun suikergehalte, in gewichtspercentage uitgedrukt, meer bedraagt dan 13 % voor ananas en druiven, en 9 % voor andere vruchten.

Bovendien omvat post 20.06 volgens de Toelichtingen van de Internationale Douaneraad ook vruchten op siroop.(3)

Daarbij komt, dat volgens de Toelichtingen van de Internationale Douaneraad bij post 17.02 (andere suikers in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen) onder het begrip siroop valt "stroop van alle soorten suiker (andere dan de waterige oplossingen van chemisch zuivere suikers als bedoeld bij post 29.43), mits zij niet zijn gearomatiseerd en evenmin kleurstoffen bevatten", en dat niets erop wijst, dat siroop uit de suiker van zure kersen van die definitie moet worden uitgesloten.

Van belang zijn verder ook de definities van "kersen op siroop" en "suikersiroop" in verordening (EEG) nr. 1599/84 van de Commissie van 5 juni 1984 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de produktiesteunregeling voor verwerkte produkten op basis van groenten en fruit.(4) Volgens deze definities moet onder "kersen op siroop" worden verstaan "kersen, al dan niet ontpit, die een warmtebehandeling hebben ondergaan, in hermetisch afgesloten recipiënten met een opgiet van suikersiroop verpakt zijn en onder post 20.06 B II a 8 of 20.06 B II b 8 van het gemeenschappelijk douanetarief vallen", en onder "suikersiroop" "een vloeistof bestaande uit water en suiker, met na homogenisering een totaal suikergehalte van ten minste 9 % voor kersen op siroop."

Gelet op deze normatieve context ben ik van mening, dat zure kersen die zich in een vloeistof bevinden die is verkregen door het in water verhitten van de kersen, waardoor deze vloeistof een suikergehalte van meer dan 9 % heeft, los van de vraag, of nadien suiker is toegevoegd, als zure kersen op siroop in de zin van verordening nr. 1626/85 moeten worden aangemerkt.

5. Deze conclusie vindt overigens steun in de overweging dat, zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, een ander criterium voor de indeling van de betrokken produkten, dat niet op het suikergehalte, maar op de oorsprong van de suiker is gebaseerd, door de met de douanecontrole belaste instanties moeilijk zou kunnen worden aangewend.

Niet van beslissend belang lijkt daarentegen de door Parma aangevoerde omstandigheid, dat de betrokken vloeistof zelf geen waarde heeft, omdat zij alleen dient voor de goede conservering van de kersen en in de regel door de consument niet wordt gebruikt.

Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het beslissend criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan(5), en is de bestemming van een goed geen inherente eigenschap van dat goed en derhalve geen objectief criterium voor de indeling van dat goed op het tijdstip van de invoer, daar op dat tijdstip niet kan worden vastgesteld waarvoor het goed daadwerkelijk zal worden gebruikt.(6)

6. Met zijn tweede vraag wenst het Finanzgericht van het Hof te vernemen, of artikel 1, lid 1, van genoemde verordening aldus moet worden uitgelegd, dat voor de berekening van de minimumprijs bij invoer van morellen (zure kersen) op siroop moet worden uitgegaan van het gewicht van de zure kersen, inclusief dat van de siroop.

Het antwoord op deze vraag houdt in feite nauw verband met het antwoord op de voorgaande vraag, en mijns inziens is hier geen twijfel mogelijk. Indien immers, zoals ik denk, zure kersen in een vloeistof met een suikergehalte van meer dan 9 % als kersen op siroop in de zin van verordening nr. 1626/85 moeten worden aangemerkt, is het overduidelijk, dat voor de berekening van de minimumprijs bij invoer rekening moet worden gehouden met het totale gewicht van het produkt, dat wil zeggen het gewicht van de zure kersen, inclusief dat van de siroop.

7. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging, de prejudiciële vragen van het Finanzgericht Muenchen te beantwoorden als volgt:

"1. Artikel 1, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1626/85, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1712/85, moet aldus worden uitgelegd, dat de minimumprijs voor morellen (zure kersen) op siroop ook geldt voor zure kersen in een vloeistof die is verkregen door het verhitten van de zure kersen in water, waardoor deze vloeistof een suikergehalte van meer dan 9 % heeft.

2. Artikel 1, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1626/85, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1712/85, moet aldus worden uitgelegd, dat voor de berekening van de minimumprijs bij invoer van morellen (zure kersen) op siroop moet worden uitgegaan van het gewicht van de zure kersen, inclusief dat van de siroop."

(*) Oorspronkelijke taal: Italiaans.

(1) ° PB 1985, L 156, blz. 13. Zie ook verordening (EEG) nr. 1712/85 van de Commissie van 21 juni 1985 tot wijziging van de Duitse, Griekse, Engelse, Franse, Italiaanse en Nederlandse versie van verordening (EEG) nr. 1626/85 (PB 1985, L 163, blz. 46).

(2) ° Het ten tijde van de feiten geldende GDT was dat van verordening (EEG) nr. 3400/84 van de Raad van 27 november 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1984, L 320, blz. 1).

(3) ° Zoals bekend, vormen de Toelichtingen bij de Nomenclatuur van de Internationale Douaneraad een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van het GDT, aan de hand waarvan de inhoud van de verschillende posten en postonderverdelingen kan worden gepreciseerd en verduidelijkt (zie laatstelijk het arrest van 30 januari 1992 (zaak C-14/91, Sucrest, Jurispr. 1992, blz. I-441, r.o. 10).

(4) ° PB 1984, L 152, blz. 16.

(5) ° Arresten van 24 januari 1991 (zaak C-384/89, Tomatis, Jurispr. 1991, blz. I-127, r.o. 11) en 18 september 1990 (zaak C-228/89, Farfalla Fleming, Jurispr. 1990, blz. I-3387, r.o. 13).

(6) ° Arresten van 10 juli 1986 (zaak 222/85, Kleiderwerke Hela Lampe, Jurispr. 1986, blz. 2449, r.o. 15) en van 15 mei 1986 (zaak 90/85, Mikx, Jurispr. 1986, blz. 1695, r.o. 15).