Arrest van het Hof van 1 oktober 1991.
Arrest van het Hof van 1 oktober 1991.
verstaat:
1) Door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te treffen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 82/884/EEG van de Raad van 3 december 1982 betreffende een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood, is de Franse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.
1. Zoals het Hof heeft beslist (zie met name de arresten van 30 mei 1991, zaak C-361/88 en zaak C-59/89, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1991, blz. I-2567, resp. I-2607), is voor de omzetting van een richtlijn in intern recht niet noodzakelijkerwijs vereist, dat de bepalingen ervan formeel en letterlijk in een uitdrukkelijke, specifieke wettelijke bepaling worden overgenomen. Naar gelang van de inhoud van de richtlijn kan een algemene juridische context daartoe voldoende zijn, wanneer deze daadwerkelijk de volledige toepassing van de richtlijn op voldoende bepaalde en duidelijke wijze verzekert, zodat, ingeval de richtlijn rechten voor particulieren in het leven beoogt te roepen, de begunstigden al hun rechten kunnen kennen en ze zo nodig voor de nationale rechterlijke instanties kunnen doen gelden.
De overeenstemming van een praktijk met de beschermende voorschriften van een richtlijn kan geen reden zijn om deze richtlijn in de interne rechtsorde niet door bepalingen om te zetten die zo nauwkeurig, duidelijk en doorzichtig zijn, dat de particulier zijn rechten en plichten kan kennen. Om de volledige toepassing van richtlijnen rechtens en niet alleen feitelijk te verzekeren, moeten de Lid-Staten zorgen voor een duidelijk wettelijk kader op het betrokken gebied.
2. Zoals het Hof heeft beslist (zie arrest van 30 mei 1991, zaak C-59/89, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1991, blz. I-2607), is de verplichting die artikel 2 van richtlijn 82/884 aan de Lid-Staten oplegt om een grenswaarde voor lood in de atmosfeer vast te stellen die in bepaalde omstandigheden niet mag worden overschreden, volgens artikel 1 van deze richtlijn ingevoerd ten einde een specifieke bijdrage te leveren tot de bescherming van de mens tegen de gevolgen van lood in het milieu. Afgezien van het geval van beroepsmatige blootstelling, waarop zij niet van toepassing is, betekent dit, dat men zich in alle gevallen waarin overschrijding van de grenswaarden de gezondheid van de mens kan bedreigen, op dwingende bepalingen moet kunnen beroepen om zijn rechten te doen gelden. Overigens is vaststelling van een dergelijke grenswaarde in een bepaling waarvan de bindende kracht buiten twijfel staat, ook hierom noodzakelijk, dat een ieder wiens activiteiten vervuiling kunnen veroorzaken, precies moet weten welke verplichtingen hij heeft.
++++
1. Handelingen van de instellingen - Richtlijnen - Uitvoering door Lid-Staten - Omzetting van richtlijn zonder optreden van wetgever - Voorwaarden - Bestaan van algemene juridische context die volledige toepassing van richtlijn verzekert - Met eisen van richtlijn overeenstemmende praktijk ontoereikend
(EEG-Verdrag, art. 189, derde alinea)
2. Milieu - Luchtverontreiniging - Richtlijn 82/884 - Vaststelling van grenswaarde voor concentraties van lood - Vaststelling van dwingende rechtsnorm - Verplichting van Lid-Staten
(Richtlijn 82/884 van de Raad, art. 2)
In zaak C-13/90,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door I. Pernice, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door N. Coutrelis, advocaat te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Berardis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verzoekster,
tegen
Franse Republiek, vertegenwoordigd door P. Pouzoulet, onderdirecteur juridische zaken bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, en M. Giacomini, secretaris buitenlandse zaken bij genoemd ministerie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard du Prince Henri 9,
verweerster,
betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te treffen die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 82/884/EEG van de Raad van 3 december 1982 betreffende een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood (PB 1982, L 378, blz. 15), niet heeft voldaan aan de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen,
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: O. Due, president, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Díez de Velasco, kamerpresidenten, Sir Gordon Slynn, C. N. Kakouris, R. Joliet, F. Grévisse, M. Zuleeg en P. J. G. Kapteyn, rechters,
(rechtsoverwegingen niet opgenomen)