Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 januari 1992.

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 16 januari 1992.

1 Bij vonnis van 22 oktober 1990, ingekomen bij het Hof op 30 oktober daaraanvolgend, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Verviers krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 495/79 van de Commissie van 14 maart 1979 betreffende de toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor sommige mengvoeders op basis van granen (PB 1979, L 65, blz. 14).

2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen de Belgische Staat en de vennootschap Marichal-Margrève over de terugbetaling door die vennootschap en de betaling aan haar van monetair compenserende bedragen (hierna: "mcb' s").

3 De vennootschap Marichal-Margrève (hierna: "Marichal") voerde tussen 5 maart 1982 en 17 mei 1983 in België maisperskoeken in. Deze produkten vielen onder postonderverdeling 23.07 B I c 1 (bereidingen gebezigd voor het voederen van dieren, met een zetmeel- of griesgehalte van meer dan 30 gewichtspercenten en een gehalte aan zuivelprodukten van minder dan 10 gewichtspercenten) van het destijds geldende gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT").

4 Voor de importen gerealiseerd tussen 5 maart 1982 en 2 februari 1983 kende de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen van het Belgische Ministerie van Economische zaken (hierna: "CDCV") haar desgevraagd mcb' s toe, in de vorm van 35 betalingen, voor een bedrag van 311 192 BFR.

5 Uit na die betalingen verrichte administratieve controles bleek, dat Marichal in strijd met het bepaalde in voetnoot 9 van bijlage I, deel 1 (sector "granen"), van de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van de mcb' s voor het betrokken tijdvak, die gold voor produkten van postonderverdeling 23.07 B I c 1, bij de vervulling van de douaneformaliteiten niet de volledige samenstelling van de ingevoerde produkten had opgegeven met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt was verwerkt (hierna: "aangifte van de samenstelling"). De CDCV besloot daarop, Marichal te verzoeken om terugbetaling van het zijns inziens ten onrechte toegekende bedrag van 311 192 BFR; tevens weigerde hij de mcb' s te betalen waarom Marichal had verzocht voor de tussen 8 februari en 17 mei 1983 gerealiseerde invoeren.

6 Marichal legde daarop een kopie over van een verzoek om inlichtingen dat haar Franse leverancier aan de Franse douane had gericht ten einde de tariefpost van het ingevoerde produkt te vernemen; daarin was de volledige samenstelling van het produkt opgegeven. De CDCV bleef evenwel bij zijn verzoek om terugbetaling van de mcb' s. Hij stelde dat Marichal de gevraagde inlichtingen niet bij de vervulling van de douaneformaliteiten had verschaft, waardoor de onderneming ieder recht op mcb' s had verloren en haar verzoek niet achteraf kon regulariseren.

7 Daar Marichal ondanks verscheidene ingebrekestellingen weigerde tot terugbetaling over te gaan, dagvaardde de Belgische Staat als vertegenwoordiger van de CDCV haar voor de Rechtbank van eerste aanleg te Verviers tot betaling van het gevorderde bedrag. Marichal concludeerde in reconventie tot veroordeling van de Belgische Staat tot betaling van een voorschotbedrag van 150 000 BFR voor de mcb' s die haar zouden toekomen voor de tussen 8 februari en 17 mei 1983 gerealiseerde invoeren.

8 Van oordeel dat de beslechting van het geding afhankelijk is van de uitlegging van de betrokken voorschriften van gemeenschapsrecht, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Verviers de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de navolgende vragen gesteld:

"1) Volgt uit de bepalingen van het gemeenschapsrecht, inzonderheid uit verordening (EEG) nr. 495/79 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 14 maart 1979, dat een handelaar onherroepelijk elk recht op monetair compenserende bedragen verliest, wanneer hij bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij invoer, in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta, van mengvoeders van de postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2 of 23.07 B I c 1 of 2 van het gemeenschappelijk douanetarief, de voor de toekenning van de monetair compenserende bedragen voorziene douaneaangifte niet naar behoren heeft ingevuld, door het niet vermelden van de in verordening (EEG) nr. 495/79 voorgeschreven gegevens, namelijk de volledige samenstelling van het produkt, met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt?

2) Indien deze eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, volgt dan uit de bepalingen van het gemeenschapsrecht, dat de betrokken handelaar zijn situatie later kan regulariseren door de nationale administratie die bevoegd is voor de berekening en toekenning van de betrokken monetair compenserende bedragen, de voorgeschreven opgaven te doen?"

9 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

10 Met zijn twee vragen aan het Hof, die wegens hun nauwe samenhang te zamen moeten worden onderzocht, wenst de nationale rechter in hoofdzaak te vernemen, of een handelaar die bij de vervulling van de invoerformaliteiten geen aangifte doet van de volledige samenstelling van produkten van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2 dan wel 23.07 B I c 1 of 2 van het GDT met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, elk recht op mcb' s verliest, dan wel of een dergelijk verzuim naderhand kan worden hersteld.

11 De Belgische Staat en de Commissie betogen, dat een handelaar die op het tijdstip van de vervulling van de douaneformaliteiten niet de volledige samenstelling van het produkt aangeeft met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, uitgedrukt in gewichtspercenten, zijn rechten op mcb' s onherroepelijk verliest, dus zonder de mogelijkheid van regularisatie achteraf.

12 Zij betogen, dat de aangifte van de samenstelling een essentieel onderdeel vormt van het stelsel dat in 1976 werd ingevoerd en in 1979 verbeterd met het oog op de voorkoming van kunstmatige handelsstromen veroorzaakt door de toekenning van mcb' s voor voeders op basis van maniok en maniokmeel. Volgens de Commissie verbindt de handelaar zich door de aangifte ten aanzien van de samenstelling van het produkt, en heeft de aangifte wegens de grote kans op controles bij de inklaring een afschrikkende werking op fraudeurs. De Belgische Staat en de Commissie stellen voorts, dat controle na de inklaring buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk is, en dat regularisatie achteraf dan ook moet worden uitgesloten. De aangifte van de samenstelling vormt een belangrijke formaliteit in het stelsel van toekenning van mcb' s voor de betrokken produkten, waarvan de niet-inachtneming, zoals de handelaren heel goed weten, tot onherroepelijk verlies van het recht op mcb' s leidt.

13 Voor de beantwoording van de gestelde vragen moet allereerst de ontwikkeling van de gemeenschapsregeling inzake de mcb' s voor de in geding zijnde produkten in herinnering worden geroepen.

14 Vóór 1976 werden de mcb' s die werden toegekend voor bereidingen gebezigd voor het voederen van dieren, vallend onder postonderverdeling 23.07 B I c 1, dus met een hoog zetmeelgehalte, vastgesteld zonder rekening te houden met de componenten waaruit het in die bereidingen verwerkte zetmeel was verkregen.

15 Destijds bestond er verschil tussen enerzijds de mcb' s die werden toegekend voor bereidingen die zetmeel bevatten dat was verkregen uit produkten van de posten 07.06 en 11.06 en later postonderverdeling 11.04 C van het GDT, dat wil zeggen in de praktijk hoofdzakelijk bereidingen op basis van maniok en maniokmeel, en anderzijds de mcb' s die werden toegekend voor die twee componenten, waarvan het gebruik in feite vrijwel hetzelfde was. Dit verschil had geleid tot kunstmatige handelsstromen in bereidingen op basis van maniok.

16 Om deze kunstmatige handelsstromen, die enkel dienden om hogere mcb' s te verkrijgen, tegen te gaan, voerde de Commissie bij verordening (EEG) nr. 1497/76 van 23 juni 1976 inzake de toepassing van de compenserende bedragen "toetreding" en de monetaire compenserende bedragen voor bepaalde mengvoeders op basis van granen (PB 1976, L 167, blz. 27), voor produkten van onderverdeling 23.07 B I c 1 of 2 van het GDT met een gehalte van meer dan 50 gewichtspercenten aan produkten van post 07.06 of 11.06, dezelfde mcb' s in als die welke golden voor de produkten van onderverdeling 07.06 A. Ten einde de doeltreffendheid van deze regeling te vergroten, bepaalde artikel 2, lid 1, van die verordening, dat de handelaar aan de bevoegde instanties de samenstelling moest opgeven.

17 De bepalingen van die verordening werden overgenomen in een voetnoot van bijlage I, deel 1 ("sector granen"), van de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van de mcb' s en, laatstelijk, in voetnoot 5 van bijlage I, deel 1, van verordening (EEG) nr. 1036/78 van 19 mei 1978 (PB 1978, L 133, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 468/79 van 8 maart 1979 (PB 1979, L 61, blz. 1).

18 Toen deze bepalingen onvoldoende bleken, wijzigde de Commissie bij verordening nr. 495/79, reeds aangehaald, de tekst van die voetnoot ten einde de toekenning van mcb' s uit te sluiten voor bereidingen van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 en 2, 23.07 B I b 1 en 2 en 23.07 B I c 1 en 2 van het GDT. Luidens de overwegingen van die verordening moest de doeltreffendheid van het systeem als tevoren worden gewaarborgd doordat de handelaar de samenstelling moest opgeven.

19 Artikel 1, sub 1, tweede alinea, van de verordening bepaalde namelijk:

"Bij de vervulling van de douaneformaliteiten

- (...)

- bij invoer, in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta,

- (...)

moet de belanghebbende in de voorgeschreven aangifte de volledige samenstelling van het produkt opgeven, met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, uitgedrukt in gewichtspercenten."

20 Voor het in geding zijnde tijdvak ten slotte werden die bepalingen overgenomen in voetnoot 9 van bijlage I, deel 1 ("sector granen"), van de verordeningen (EEG) van de Commissie nrs. 2901/81 van 7 oktober 1981 (PB 1981, L 288, blz. 1), 1071/82 van 5 mei 1982 (PB 1982, L 124, blz. 1) en 1235/82 van 19 mei 1982 (PB 1982, L 142, blz. 1), alle gewijzigd, tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan.

21 Deze bepalingen moeten worden vergeleken met die van verordening (EEG) nr. 1371/81 van de Commissie van 19 mei 1981 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de monetaire compenserende bedragen (PB 1981, L 138, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2898/81 van de Commissie van 7 oktober 1981 (PB 1981, L 287, blz. 1), waarvan artikel 6 het volgende bepaalt: "Bij het vervullen van de douaneformaliteiten voor invoer vermeldt de betrokkene op het voor dit doel voorgeschreven document alle gegevens die nodig zijn voor het berekenen van het monetaire compenserende bedrag, en met name: (...) d) (...) voor zover nodig voor het berekenen van het monetaire compenserende bedrag, de samenstelling van de produkten", en artikel 16, lid 1, luidt als volgt: "Het bij invoer toe te kennen monetaire compenserende bedrag wordt alleen betaald indien een kopie wordt overgelegd van de invoeraangifte en in voorkomend geval van de bijbehorende documenten, waarin zijn vermeld de gegevens bedoeld in artikel 6 en het feit dat de produkten zijn ingevoerd. (...)"

22 Zoals het Hof reeds eerder heeft verklaard (zie met name het arrest van 9 november 1983, zaak 46/82, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1983, blz. 3549, r.o. 10), berust de goede werking van het stelsel van monetair compenserende bedragen op een doeltreffende controle van de doorvoeroperaties. Een dergelijke controle is des te meer noodzakelijk, wanneer zoals in casu voor de betaling van mcb' s bijzondere regels gelden, die tot doel hebben een einde te maken aan door de toekenning van mcb' s veroorzaakte kunstmatige handelsstromen.

23 In het stelsel dat voor de produkten van postonderverdeling 23.07 B I c 1 of 2 is ingevoerd bij verordening nr. 1497/76, reeds aangehaald, en vervolgens voor de produkten van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2 en 23.07 B I c 1 of 2, bij verordening nr. 495/79, reeds aangehaald, is de aangifte van de samenstelling, zoals duidelijk blijkt uit de overwegingen van die verordeningen, juist bedoeld om een dergelijke controle mogelijk te maken.

24 De aangifte van de samenstelling, die nodig is voor de vaststelling van het recht op mcb' s, kan evenwel slechts deugdelijk worden gecontroleerd bij de inklaring, aangezien de juistheid ervan slechts kan worden geverifieerd indien de samenstelling van het goed op dat ogenblik wordt gecontroleerd. Een controle achteraf biedt immers niet de garantie, dat de onderzochte goederen dezelfde zijn als die waarvoor mcb' s zijn toegekend en dat de aangifte dus waarheidsgetrouw is.

25 Mitsdien speelt de aangifte van de samenstelling bij het douanekantoor van de Lid-Staat van invoer een essentiële rol in de procedure van toekenning van mcb' s voor produkten van postonderverdeling 23.07 B I c 1 en kan zij niet achteraf worden gedaan. De niet-inachtneming van deze formaliteit kan derhalve niet worden gezien als een eenvoudige procedurefout die naderhand kan worden hersteld.

26 Mitsdien moet op de prejudiciële vragen worden geantwoord, dat de bepalingen van verordening nr. 495/79 van de Commissie van 14 maart 1979 betreffende de toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor sommige mengvoeders op basis van granen, overgenomen in voetnoot 9 van bijlage I, deel 1 ("sector granen"), van de verordeningen (EEG) van de Commissie nrs. 2901/81 van 7 oktober 1981, 1071/82 van 5 mei 1982 en 1235/82 van 19 mei 1982, alle gewijzigd, aldus moeten worden uitgelegd, dat een handelaar die verzuimt bij de vervulling van de douaneformaliteiten voor de invoer in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta, van mengvoeders van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2 en 23.07 B I c 1 of 2 van het gemeenschappelijk douanetarief, aangifte te doen van de volledige samenstelling van het produkt met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, elk recht op monetair compenserende bedragen verliest en dit verzuim niet achteraf kan herstellen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door de Rechtbank van eerste aanleg te Verviers bij vonnis van 22 oktober 1990 gestelde vragen, verklaart voor recht:

De bepalingen van verordening (EEG) nr. 495/79 van de Commissie van 14 maart 1979 betreffende de toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor sommige mengvoeders op basis van granen, overgenomen in voetnoot 9 van bijlage I, deel 1 ("sector granen"), van de verordeningen van de Commissie (EEG) nrs. 2901/81 van 7 oktober 1981, (EEG) nr. 1071/82 van 5 mei 1982 en (EEG) nr. 1235/82 van 19 mei 1982, alle gewijzigd, moeten aldus worden uitgelegd, dat een handelaar die verzuimt bij de vervulling van de douaneformaliteiten voor de invoer in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta, van mengvoeders van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2, en 23.07 B I c 1 of 2, van het gemeenschappelijk douanetarief, aangifte te doen van de volledige samenstelling van het produkt met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, elk recht op monetair compenserende bedragen verliest en dit verzuim niet achteraf kan herstellen.

De bepalingen van verordening nr. 495/79 betreffende de toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor sommige mengvoeders op basis van granen, overgenomen in voetnoot 9 van bijlage I, deel 1, van de verordeningen nrs. 2901/81, 1071/82 en 1235/82, alle gewijzigd, tot vaststelling van de monetaire compenserende bedragen en van sommige coëfficiënten en koersen voor de toepassing ervan, moeten aldus worden uitgelegd, dat een handelaar die verzuimt bij de vervulling van de douaneformaliteiten voor de invoer in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta, van mengvoeders van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2 en 23.07 B I c 1 of 2 van het gemeenschappelijk douanetarief, aangifte te doen van de volledige samenstelling van het produkt met vermelding per tariefpost van het gehalte aan elk niet-zuivelprodukt dat in het betrokken produkt is verwerkt, elk recht op monetair compenserende bedragen verliest en dit verzuim niet achteraf kan herstellen.

Wat de betrokken produkten betreft, gelden immers voor de betaling van monetair compenserende bedragen bijzondere regels, die tot doel hebben een einde te maken aan kunstmatige handelsstromen. Een doeltreffende controle is dan ook in het bijzonder noodzakelijk. Daar deze controle de precieze samenstelling van de produkten moet betreffen, kan zij slechts deugdelijk worden uitgevoerd bij de inklaring, daar een controle achteraf niet de garantie biedt dat de aangifte waarheidsgetrouw is.

++++

Landbouw - Monetair compenserende bedragen - Toekenning - Mengvoeders van postonderverdelingen 23.07 B I a 1 of 2, 23.07 B I b 1 of 2, 23.07 B I c 1 of 2 - Invoer in een Lid-Staat met gedeprecieerde valuta - Verplichting tot aangifte van volledige samenstelling van produkt bij inklaring - Mogelijkheid van herstel achteraf om verlies van recht op uitkering te voorkomen - Geen

(Verordeningen van de Commissie nrs. 495/79, art. 1, lid 1, en nrs. 2901/81, 1071/82 en 1235/82, bijlage I, deel 1, voetnoot 9)

Kosten

27 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-334/90,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Rechtbank van eerste aanleg te Verviers, in het aldaar aanhangig geding tussen

Belgische Staat,

en

Marichal-Margrève SPRL,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 495/79 van de Commissie van 14 maart 1979 betreffende de toepassing van de monetaire compenserende bedragen voor sommige mengvoeders op basis van granen (PB 1979, L 65, blz. 14),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: R. Joliet, kamerpresident, F. Grévisse, J. C. Moitinho de Almeida, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Zuleeg, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs

griffier: D. Louterman, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister van Economische zaken, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen (CDCV), bijgestaan door B. Cambier en L. Cambier, advocaten te Brussel,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. Hetsch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Belgische Staat, de vennootschap Marichal-Margrève, vertegenwoordigd door A. Houart, advocaat te Verviers, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter terechtzitting van 22 oktober 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 november 1991,

het navolgende

Arrest