Home

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 30 januari 1992.

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 30 januari 1992.

1 Bij beschikking van 27 november 1990, ten Hove ingekomen op 16 januari 1991, heeft het Bundesfinanzhof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief in verband met de tariefindeling van voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden.

2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen SuCrest GmbH, verzoekster in het hoofdgeding, en de Oberfinanzdirektion Muenchen, verweerster in het hoofdgeding, over de tariefindeling van bovengenoemde stoffen.

3 De Oberfinanzdirektion had verzoekster bindende tariefinlichtingen verstrekt, waarin zij de betrokken produkten had ingedeeld onder postonderverdeling 2106 van het gemeenschappelijk douanetarief. Hiertegen stelde verzoekster beroep in.

4 Het Bundesfinanzhof, waarbij het beroep aanhangig is, acht het noodzakelijk dat het Hof een prejudiciële beslissing geeft over de uitlegging van de tariefbepalingen die de tariefindeling van de betrokken produkten regelen, en heeft daarom de volgende prejudiciële vraag gesteld:

"Moet het gemeenschappelijk douanetarief - gecombineerde nomenclatuur - aldus worden uitgelegd, dat voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden, als 'mengsels' in de zin van aantekening 1 b bij hoofdstuk 38 van dit hoofdstuk zijn uitgesloten en onder post 2106 vallen?"

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

6 Volgens aantekening 1 b bij hoofdstuk 38 van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), omvat hoofdstuk 38 niet mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten, van de soort gebruikt bij de bereiding van produkten voor menselijke consumptie.

7 Blijkens de processtukken bestaan de in geding zijnde emulgatoren enerzijds uit carotine-olie en propyleenglycol en anderzijds uit sorbitolstroop en mono- en diglyceriden.

8 Dienaangaande is tijdens de behandeling voor het Hof gebleken, dat laatstgenoemde stoffen voedingswaarde bezitten, daar zij worden gebruikt bij de bereiding van produkten voor menselijke consumptie, in het onderhavige geval bij de vervaardiging van bakdeeg, dat zij zich in het stofwisselingsproces op gelijke of soortgelijke wijze gedragen als bestanddelen van voedingsstoffen, en dat zij op die manier het menselijke lichaam de levensnoodzakelijke energie verschaffen. Vaststaat ook, dat deze stoffen chemicaliën zijn.

9 Derhalve rijst de vraag, of de laatstgenoemde omstandigheid uitsluit, dat sorbitolstroop en mono- en diglyceriden vallen onder het begrip "voedingsstoffen of (...) andere stoffen die voedingswaarde bezitten".

10 Dienaangaande zij erop gewezen, dat volgens de IDR-nomenclatuur van 1950 alleen "mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen" van hoofdstuk 38 waren uitgesloten. Nadat het Comité voor de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad in een toelichting had vastgesteld, dat het begrip "voedingsstoffen" bepaalde stoffen - zoals sorbitol - die voedingswaarde bezitten, maar ook als chemicaliën kunnen worden aangemerkt, niet omvat, werden de bewoordingen van aantekening 1 b gewijzigd ten einde ook "stoffen die voedingswaarde bezitten", van hoofdstuk 38 uit te sluiten. Dit begrip moet daarom worden uitgelegd met inachtneming van de omstandigheden die tot de formulering ervan hebben geleid, en vooral met inachtneming van genoemde toelichting, die volgens de rechtspraak van het Hof (zie het arrest van 18 september 1990, zaak C-265/89, Vismans Nederland, Jurispr. 1990, blz. I-3411) een belangrijk hulpmiddel bij de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief is. In deze omstandigheden moet worden aangenomen, dat het begrip "stoffen die voedingswaarde bezitten", ook chemicaliën kan omvatten.

11 Voorts bevestigt het advies van het wetenschappelijk subcomité van de Internationale Douaneraad, dat het begrip "mengsels" in de zin van aantekening 1 b betrekking heeft op bereidingen waarvan de bestanddelen de twee in deze bepaling genoemde eigenschappen bezitten, namelijk chemicaliën zijn en tevens stoffen die voedingswaarde bezitten.

12 Mitsdien moet op de vraag van de verwijzende rechter worden geantwoord, dat het gemeenschappelijk douanetarief aldus moet worden uitgelegd, dat voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden, als "mengsels" in de zin van aantekening 1 b bij hoofdstuk 38 van dit hoofdstuk zijn uitgesloten en onder tariefpost 2106 vallen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesfinanzhof bij beschikking van 27 november 1990 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Het gemeenschappelijk douanetarief moet aldus worden uitgelegd, dat voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden, als "mengsels" in de zin van aantekening 1 b bij hoofdstuk 38 van dit hoofdstuk zijn uitgesloten en onder tariefpost 2106 vallen.

Het gemeenschappelijk douanetarief moet aldus worden uitgelegd, dat voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden, als "mengsels van chemicaliën met voedingsstoffen of met andere stoffen die voedingswaarde bezitten" in de zin van aantekening 1 b bij hoofdstuk 38 van dit hoofdstuk zijn uitgesloten en onder post 2106 van de gecombineerde nomenclatuur vallen. Immers, in het licht van een toelichting van het Comité voor de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad moet het begrip "stoffen die voedingswaarde bezitten", aldus worden uitgelegd, dat dit begrip ook chemicaliën kan omvatten.

++++

Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Voor vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop en mono- en diglyceriden - Uitsluiting van hoofdstuk 38 als mengsel met andere stoffen die voedingswaarde bezitten - Indeling onder post 2106 van gecombineerde nomenclatuur

Kosten

13 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-14/91,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding tussen

SuCrest GmbH

en

Oberfinanzdirektion Muenchen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief in verband met de tariefindeling van voor de vervaardiging van bakdeeg bestemde emulgatoren die hoofdzakelijk bestaan uit sorbitolstroop (70 % totaal vaste stof) en mono- en diglyceriden,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: P. J. G. Kapteyn, kamerpresident, C. N. Kakouris en M. Díez de Velasco, rechters,

advocaat-generaal: G. Tesauro

griffier: J. A. Pompe, adjunct-griffier

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Oberfinanzdirektion Muenchen, vertegenwoordigd door R. Paetsch als gemachtigde,

- Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Aresu, lid van haar juridische dienst, en R. Hayder, nationaal ambtenaar ter beschikking gesteld van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van SuCrest GmbH, vertegenwoordigd door M. Brueck, advocaat, en de Commissie ter terechtzitting van 12 november 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van diezelfde dag,

het navolgende

Arrest