Home

Arrest van het Hof van 17 november 1992.

Arrest van het Hof van 17 november 1992.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 17 september 1991, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EEG-Verdrag verzocht vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PB 1987, L 167, blz. 54, hierna: "de richtlijn"), de krachtens deze richtlijn, inzonderheid artikel 6 daarvan, en de krachtens het EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Artikel 6 van de richtlijn bepaalt: "De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1989 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis."

3 De Commissie stelt, dat Ierland op grond van het bindende karakter van richtlijnen verplicht was, de wettelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk waren om de richtlijn in nationaal recht om te zetten.

4 Ierland erkent, dat de voor de uitvoering van de richtlijn noodzakelijke wettelijke regeling nog niet is aangenomen. Hangende de totstandkoming daarvan, zouden de in de richtlijn gestelde regels echter in de praktijk reeds in acht worden genomen.

5 Het betoog van Ierland kan niet worden aanvaard.

6 Gelijk het Hof in zijn rechtspraak met betrekking tot de tenuitvoerlegging van richtlijnen steeds heeft verklaard, zijn eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, niet te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichtingen die het Verdrag oplegt (arrest van 15 oktober 1986, zaak 168/85, Commissie/Italië, Jurispr. 1986, blz. 2945, r.o. 13).

7 Bijgevolg kan Ierland, dat niet betwist, verplicht te zijn de wettelijke bepalingen aan te nemen die noodzakelijk zijn om de richtlijn in nationaal recht om te zetten, zich niet, zelfs niet tijdelijk, aan deze verplichting onttrekken met een beroep op een administratieve praktijk die in overeenstemming heet te zijn met de in de richtlijn neergelegde regels.

8 Mitsdien moet de vordering van de Commissie tot vaststelling dat Ierland zijn verplichtingen niet is nagekomen, worden toegewezen.

HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting, is Ierland de krachtens deze richtlijn, inzonderheid artikel 6 daarvan, en de krachtens het EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Ierland wordt verwezen in de kosten van de procedure.

Eenvoudige administratieve praktijken, die naar hun aard volgens goeddunken van de administratie kunnen worden gewijzigd en waaraan onvoldoende bekendheid is gegeven, zijn niet te beschouwen als een correcte uitvoering van de verplichting die ingevolge artikel 189 EEG-Verdrag rust op de Lid-Staten tot wie een richtlijn is gericht.

++++

Handelingen van de instellingen ° Richtlijnen ° Uitvoering door Lid-Staten ° Ontoereikendheid van eenvoudige administratieve praktijken

(EEG-Verdrag, art. 189, derde alinea)

Kosten

9 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien Ierland in het ongelijk is gesteld, moet het worden verwezen in de kosten.

In zaak C-236/91,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. Docksey, lid van de juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij R. Hayder, representant van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Ierland, vertegenwoordigd door L. J. Dockery, Chief State Solicitor, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Ierse ambassade, Route d' Arlon 28,

verweerder,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PB 1987, L 167, blz. 54), de krachtens deze richtlijn, inzonderheid artikel 6 daarvan, en de krachtens het EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Zuleeg, kamerpresidenten, G. F. Mancini, R. Joliet, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, F. Grévisse en D. A. O. Edward, rechters,

advocaat-generaal: C. Gulmann

griffier: H. A. Ruehl, hoofdadministrateur

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 oktober 1992,

het navolgende

Arrest