Home

Hof van Justitie EU 17-11-1993 ECLI:EU:C:1993:894

Hof van Justitie EU 17-11-1993 ECLI:EU:C:1993:894

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
17 november 1993

Uitspraak

Arrest van het Hof (Zesde kamer)

17 november 1993(*)

In zaak C-285/92,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in de aldaar dienende strafzaak tegen

Coöperatieve Zuivelindustrie „Twee Provinciën” WA,

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: G. F. Mancini, kamerpresident, M. Diez de Velasco, C, N. Kakouris, F. A. Schockweiler en P, J. G. Kapteyn, rechters,

advocaatgeneraal: W. Van Gervcn

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur

  1. gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    • Coöperatieve Zuivelindustrie „Twee Provinciën” WA, vertegenwoordigd door H. J. Bronkhorst, advocaat te's-Gravenhage, en E. H. Pijnacker Hordijk, advocaat te Amsterdam,

    • de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door A. Bos, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door T. van Rijn, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Coöperatieve Zuivelindustrie „Twee Provinciën” WA, de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door J. W. de Zwaan, assistent juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter terechtzitting van 8 juli 1993,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 15 juli 1993,

het navolgende

Arrest

1 Bij vonnis van 15 juni 1992, ingekomen bij het Hof op 24 juni daaraanvolgend, heeft de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de bepalingen van richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 1979, L 33, biz. 1; hierna: „richtlijn 79/112”).

2 Deze vraag is gerezen in een strafzaak tegen het bestuur van de Coöperatieve Zuivelindustrie „Twee Provinciën” WA (hierna: „Twee Provinciën”), waaraan wordt telastgelegd dat zij op de door haar bereide kazen niet het rijkskaasmerk heeft aangebracht dat voor die kaassoort verplicht is gesteld bij de Nederlandse regeling inzake de kwaliteit van landbouwprodukten.

3 Blijkens de stukken worden de bereiding en de verkoop van kaas in Nederland geregeld door een op basis van de Landbouwkwaliteitswet van 8 april 1971 (Stb. 371) vastgestelde regeling. Artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet bepaalt, dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter bevordering van de afzet regelen kunnen worden gesteld betreffende de kwaliteit van produkten, welke regelen onder meer betrekking kunnen hebben op de oorsprong, de hoedanigheid, de sortering, de verzorging, de verpakking, de vorm en de afwerking van produkten. Indien regelen zijn gesteld omtrent de keuring van landbouwprodukten, kunnen daarbij op grond van artikel 7 merken, tekenen of bewijsstukken worden vastgesteld.

4 Ter uitvoering van deze wet is onder meer het Landbouwkwaliteitsbesluit kaasprodukten van 2 december 1981 vastgesteld (Stb. 726). Artikel 8 van dit besluit bepaalt, dat de minister merken, tekenen en bewijsstukken, als bedoeld in artikel 7 van de wet, kan vaststellen,

5 Op basis van deze bepalingen is de Landbouwkwaliteitsbeschikking kaasprodukten van 28 december 1981 (Stcrt. 251) vastgesteld. Krachtens artikel 14 van deze beschikking moet de bereider van kaas bij de bereiding van kaassoorten waarvoor een rijkskaasmerk is vastgesteld, de kaas overeenkomstig het bij keuringsreglement bepaalde voorzien van het desbetreffende rijkskaasmerk. Op grond van artikel 11, lid 2, van de beschikking worden op de rijkskaasmerken, in overeenstemming met het bij keuringsreglement bepaalde, kentekenen aangebracht, die per regio kunnen verschillen. Artikel 12 bepaalt, dat het rijkskaasmerk dient als controleteken, ten bewijze dat zodanige kaas voldoet aan de voor de desbetreffende kaassoort gestelde algemene en bijzondere eisen.

6 Het keuringsreglement is op 14 april 1982 vastgesteld door de Stichting Centraal Orgaan Zuivelcontrole.

7 Artikel 2 van dit keuringsreglement bepaalt, dat op de rijkskaasmerken onder het woord „Holland” een doorlopend volgnummer wordt gedrukt en daaronder een lettercombinatie of een letter- en cijfercombinatie bestaande uit ten minste twee serieletters, welke onmiddellijk worden voorafgegaan door:

  • de letter F, in geval van rijkskaasmerken bestemd voor fabriekskaas, bereid in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel;

  • de letters HB, in geval van rijkskaasmerken bestemd voor fabriekskaas, bereid in de provincies Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland;

  • de letters NH bij rijkskaasmerken bestemd voor fabriekskaas, bereid in de provincie Noord-Holland;

  • de letter Z in geval van rijkskaasmerken die bestemd zijn voor boerenkaas.

8 Daar de verplichting om op het rijkskaasmerk een per regio van produktie verschillende letteraanduiding aan te brengen, volgens verdachte in de hoofdzaak in strijd is met richtlijn 79/112, heeft de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden het noodzakelijk geacht om, alvorens vonnis te wijzen, het Hof te verzoeken om een uitspraak over de volgende prejudiciële vraag:

„Is een nationale regeling, die de producenten van kaas de verplichting oplegt om een kaasmerk aan te brengen, dat niet alleen een aanduiding van het land van produktie en de kaassoort bevat doch ook een letteraanduiding variërend naar de regio van produktie, zonder dat van noemenswaardige kwaliteitsverschillen per regio sprake is, wat deze laatste aanduiding betreft verenigbaar met de bepalingen van richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen, alsmede de daarvoor gemaakte reclame, in het bijzonder met artikel 15 van deze richtlijn?”

9 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van de hoofdzaak, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

10 Allereerst moet worden opgemerkt, dat het Hof zich in het kader van artikel 177 EEG-Verdrag niet kan uitspreken over de verenigbaarheid van een nationale wettelijke regeling met het gemeenschapsrecht, doch dat het wel bevoegd is de nationale rechter alle gegevens voor de uitlegging van dit recht te verschaffen, aan de hand waarvan hij die verenigbaarheid kan beoordelen met het oog op de beslechting van de voor hem aanhangige zaak (zie onder meer arrest van 18 juni 1991, zaak C-369/89, Piageme, Jurispr. 1991, blz. I-2971, r. o. 7).

11 Onder deze omstandigheden moet de prejudiciële vraag zo worden opgevat, dat de verwijzende rechter in wezen wenst te vernemen, of richtlijn 79/112 aldus moet worden uitgelegd, dat zij zich verzet tegen een nationale regeling die de producenten van kaas de verplichting oplegt, een kaasmerk aan te brengen dat niet alleen een aanduiding van het land van produktie en de kaassoort bevat, doch ook een letteraanduiding variërend naar de regio van produktie, zonder dat van noemenswaardige kwaliteitsverschillen per regio sprake is.

12 Teneinde deze vraag te beantwoorden, moet allereerst worden onderzocht, of een rijkskaasmerk dat naast de aanduiding van het land van produktie en de kaassoort ook een naar de regio van produktie variërende letteraanduiding, een doorlopend volgnummer en een lettercombinatie of een letter- en cijfercombinatie bevat, een etikettering in de zin van richtlijn 79/112 is en derhalve onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

13 Richtlijn 79/112 voert algemene communautaire voorschriften inzake etikettering, presentatie en reclame in, die van toepassing zijn op alle levensmiddelen bestemd om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd (zie de derde overweging van de considerans en artikel 1, lid 1). De richtlijn is ook van toepassing op levcnsmiddelen bestemd om aan restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen te worden geleverd (artikel 1, lid 2). Onder etikettering wordt verstaan: „de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een levensmiddel en voorkomen op enig verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label, dat (die) bij dit levensmiddel is gevoegd of daarop betrekking heeft” (artikel 1, lid 3, sub a).

14 Gelijk het Hof heeft beklemtoond in zijn arrest van 14 juli 1988 (zaak 298/87, Smanor, Jurispr. 1988, blz. 4489, r. o. 29), moet bij de beoordeling van de juiste betekenis en draagwijdte van artikel 5 van richtlijn 79/112 de context van deze bepaling, en met name de algemene doelstelling en de opzet van de richtlijn, in aanmerking worden genomen. Dit geldt ook voor alle andere bepalingen van de richtlijn.

15 Zowel uit de zesde overweging als uit de bewoordingen van artikel 2, lid 1, van de richtlijn blijkt, dat deze is vastgesteld met het oog op de voorlichting en bescherming van de eindverbruiker van levensmiddelen, inzonderheid met betrekking tot de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst en wijze van vervaardiging of verkrijging van die produkten (zie het arrest Smanor, reeds aangehaald, r. o. 30).

16 Onder deze omstandigheden moeten onder etikettering in de zin van artikel 1, lid 3, sub a, van richtlijn 79/112 worden verstaan de vermeldingen, aanwijzingen en andere gegevens met betrekking tot een levensmiddel, die speciaal bestemd zijn om de consument voor te lichten over de kenmerken van het betrokken produkt.

17 Een rijkskaasmerk als in de hoofdzaak aan de orde, beantwoordt niet aan dit doel. Het bestaat uit een doorlopend volgnummer van 00001 tot 99999 met daaronder een lettercombinatie of een letter- en cijfercombinatie, welke onmiddellijk wordt voorafgegaan door één of twee letters die variëren naar gelang de regio van produktie. Een dergelijk rijksmerk kan niet dienen om de consument voor te lichten over de kenmerken van het betrokken produkt. Het is veeleer een door de Nederlandse autoriteiten verplicht gesteld teken om te kunnen controleren of de kaas met inachtneming van de geldende voorschriften is geproduceerd. Gelijk ter terechtzitting is gepreciseerd, kunnen immers met behulp van de codecijfers en -letters van het rijksmerk bij steekproefsgewijze controles in Nederland de plaats van produktie, de producent, de produktiedatum en de bak of charge waartoe een bepaalde kaas behoort, worden vastgesteld.

18 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord, dat richtlijn 79/112 aldus moet worden uitgelegd, dat een rijkskaasmerk dat naast de aanduiding van het land van produktie en de kaassoort ook een letteraanduiding variërend naar de regio van produktie, een doorlopend volgnummer en een lettercombinatie of een letter- en cijfercombinatie bevat, geen etikettering in de zin van artikel 1, lid 3, sub a, van deze richtlijn is en derhalve niet onder het toepassingsgebied ervan valt.

Kosten

19 De kosten door de Nederlandse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

uitspraak doende op de door de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden bij vonnis van 15 juni 1992 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, moet aldus worden uitgelegd, dat een rijkskaasmerk dat naast de aanduiding van het land van produktie en de kaassoort ook een letteraanduiding variërend naar de regio van produktie, een doorlopend volgnummer en een lettercombinatie of een letter- en cijfercombinatie bevat, geen etikettering in de zin van artikel 1, lid 3, sub a, van deze richtlijn is en derhalve niet onder het toepassingsgebied ervan valt.

Mancini

Diez de Velasco

Kakouris

Schockweiler

Kapteyn

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 17 november 1993.

De griffier

J.-G. Giraud

De president van de Zesde kamer

G. F. Mancini