Beschikking van de president van de Eerste kamer (uitgebreid) van het gerecht van 1 december 1994.
Beschikking van de president van de Eerste kamer (uitgebreid) van het gerecht van 1 december 1994.
1 Bij verzoekschriften, neergelegd ter griffie van het Hof tussen 5 mei en 20 juli 1992, hebben verzoekers krachtens de artikelen 178 en 215, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tegen de Commissie tot vergoeding van de schade die zij hebben geleden als gevolg van de toepassing van verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad van 31 maart 1984 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelprodukten (PB 1984, L 90, blz. 13). Het Hof heeft de zaken bij beschikking van 27 september 1993 naar het Gerecht van eerste aanleg verwezen.
2 Bij brieven, neergelegd ter griffie van het Gerecht tussen 19 en 30 september 1994, hebben verzoekers, die inmiddels de schadevergoeding hadden geaccepteerd die hun was aangeboden krachtens verordening (EEG) nr. 2187/93 van de Raad van 22 juli 1993 inzake het vergoedingsvoorstel aan bepaalde producenten van melk of zuivelprodukten die hun activiteit tijdelijk niet hebben kunnen uitoefenen (PB 1993, L 196, blz. 6), verklaard afstand te doen van instantie. Zij hebben niets geconcludeerd omtrent de kosten.
3 Naar aanleiding van de afstand van instantie vordert de Commissie, dat verzoekers overeenkomstig artikel 87, lid 5, eerste alinea, eerste volzin, van het Reglement voor de procesvoering in de kosten worden verwezen. Nu verzoekers niet tegelijk bij de afstand van instantie afzonderlijk omtrent de kosten hebben geconcludeerd, en gelet op haar eigen conclusie ter zake, moet haars inziens op de kosten worden beslist conform lid 5, eerste alinea, eerste volzin, en is een beslissing op de voet van de eerste alinea, tweede volzin, of de derde alinea uitgesloten. De overweging, dat de Commissie zelf aanleiding tot het instellen van de procedures heeft gegeven, kan bij de kostenbeslissing alleen een rol spelen, wanneer de verzoekende partij een kostenveroordeling vraagt overeenkomstig de eerste alinea, tweede volzin.
4 Ingevolge artikel 87, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering wordt de partij die afstand doet van instantie, in de proceskosten veroordeeld, voor zover dit door de wederpartij is gevorderd. Op vordering van de eerstbedoelde partij wordt evenwel de wederpartij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt. Bij gebreke van een conclusie ten aanzien van de proceskosten draagt elk van de partijen haar eigen kosten.
5 In de eerste plaats dient te worden vastgesteld, dat de beroepen zijn ingesteld, voordat de Raad en de Commissie bij de mededeling van 5 augustus 1992 in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (PB 1992, C 198, blz. 4) hun aansprakelijkheid hebben erkend en hebben toegezegd, met het oog op een voorgenomen globale regeling geen beroep te zullen doen op verjaring. Verzoekers hadden derhalve alle grond tot het instellen van een procedure teneinde hun intussen door de aangeboden schadevergoeding erkende aanspraken te doen gelden.
6 In de tweede plaats zij erop gewezen, dat in geval van afstand van instantie veroordeling van een partij in de kosten van de wederpartij volgens artikel 87, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering weliswaar alleen mogelijk is, wanneer zulks door de wederpartij is gevorderd, maar dat verwijzing van elk van partijen in de eigen kosten blijkens artikel 87, lid 5, derde alinea, ook mogelijk is zonder dat zulks door de wederpartij is gevorderd. Doet een verzoekende partij afstand van instantie zonder te concluderen ten aanzien van de kosten, dan kan weliswaar worden aangenomen dat zij ervan afziet, haar eigen kosten op de verweerder te verhalen, maar niet, dat zij bereid zou zijn de kosten van verweerder voor haar rekening te nemen. Over de doorhaling van een zaak in geval van afstand van instantie en over een eventueel door de verweerder gevorderde kostenveroordeling krachtens artikel 87, lid 5, eerste alinea, eerste volzin, dient zonder verdere procedure te worden beslist. De verzoekende partij heeft geen gelegenheid tegen deze vordering verweer te voeren. Daarom moet zo nodig en voor zover dit in de omstandigheden van het geval mogelijk is, ambtshalve worden getoetst of er grond bestaat om verzoeker in de kosten van verweerder te verwijzen. Indien daarbij blijkt, dat verzoeker op grond van de houding van verweerder aanleiding had om beroep in te stellen, om welke reden het niet gerechtvaardigd is verzoeker in de kosten van verweerder te verwijzen, dan dient de door verweerder gevorderde kostenveroordeling niet te worden toegewezen, zelfs niet wanneer verzoeker bij het doen van afstand van instantie niet zelf omtrent de kosten heeft geconcludeerd. Elk van partijen heeft in een dergelijke geval de eigen kosten te dragen.
7 Uit een en ander volgt, dat de vordering van de Commissie om verzoekers in alle kosten te verwijzen, niet kan worden toegewezen en dat omtrent de kosten aldus dient te worden beslist, dat elk van partijen de eigen kosten draagt. Deze beslissing laat onverlet de in deze procedure buiten beschouwing blijvende forfaitaire vergoeding bedoeld in verordening (EEG) nr. 2648/93 van de Commissie van 28 september 1993 houdende bepalingen voor de uitvoering van verordening (EEG) nr. 2187/93 (PB 1993, L 243, blz. 1) voor de kosten gemaakt in verband met verordening nr. 2187/93.
DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER (UITGEBREID) VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
beschikt:
1) De zaken T-158/93, T-161/93, T-163/93, T-175/93, T-176/93, T-177/93, T-186/93, T-203/93, T-206/93, T-208/93, T-209/93 en T-216/93 worden in het register van het Gerecht doorgehaald.
2) Elk van de partijen draagt haar eigen kosten.
Luxemburg, 1 december 1994
In geval van afstand van instantie is volgens artikel 87, lid 5, van het Reglement voor de procesvoering veroordeling van een partij in de kosten van de wederpartij weliswaar alleen mogelijk, wanneer zulks door de wederpartij is gevorderd, maar blijkens artikel 87, lid 5, derde alinea, kan een partij niettemin in haar eigen kosten worden verwezen zonder dat zulks door de wederpartij is gevorderd. Doet een verzoekende partij afstand van instantie zonder te concluderen ten aanzien van de kosten, dan kan weliswaar worden aangenomen dat zij ervan afziet, haar eigen kosten op de verweerder te verhalen, maar niet, dat zij bereid zou zijn de kosten van verweerder voor haar rekening te nemen. Omdat in geval van afstand van instantie over de doorhaling van de zaak en over een eventueel door de verweerder gevorderde kostenveroordeling krachtens artikel 87, lid 5, eerste alinea, eerste volzin, zonder verdere procedure dient te worden beslist, heeft de verzoekende partij geen gelegenheid tegen deze vordering verweer te voeren. Daarom moet zo nodig en voor zover dit in de omstandigheden van het geval mogelijk is, ambtshalve worden getoetst of er grond bestaat om verzoeker in de kosten van verweerder te verwijzen.
Indien daarbij blijkt, dat verzoeker op grond van de houding van verweerder aanleiding had om beroep in te stellen, om welke reden het niet gerechtvaardigd is verzoeker in de kosten van verweerder te verwijzen, dan dient de door verweerder gevorderde kostenveroordeling niet te worden toegewezen, zelfs niet wanneer verzoeker bij het doen van afstand van instantie niet zelf omtrent de kosten heeft geconcludeerd. Elk van partijen heeft in een dergelijke geval de eigen kosten te dragen.
Dit is de aangewezen oplossing in het geval waarin een aantal verzoekers, die beroep hadden ingesteld tot vergoeding van de schade die zij als gevolg van de toepassing van bepaalde voorschriften inzake het melkquotastelsel hadden geleden, afstand doen van instantie zonder conclusie ten aanzien van de proceskosten. De beroepen zijn immers ingesteld, voordat de Raad en de Commissie in een mededeling in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen hun aansprakelijkheid erkenden en toegezegden, met het oog op een voorgenomen globale regeling geen beroep te zullen doen op verjaring. Verzoekers hadden derhalve alle grond tot het instellen van een procedure teneinde hun aanspraken te doen gelden, die nadien door de aangeboden en door verzoekers geaccepteerde schadevergoeding als gegrond zijn erkend.
++++
Procedure ° Kosten ° Afstand van instantie ° Ontbreken conclusie inzake kosten ° Conclusie van verweerder om zijn kosten te laten dragen door wederpartij ° Ambtshalve toetsing door gemeenschapsrechter of grond bestaat om verzoeker in kosten van verweerder te verwijzen ° Verwijzing van Commissie in eigen kosten ten aanzien van verzoekers die afstand van instantie hebben gedaan in kader van op moment van instelling gerechtvaardigd beroep tot vergoeding van in kader van toepassing van melkquotastelsel geleden schade
(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 87, lid 5)
In de gevoegde zaken T-158/93 en volgende (genoemd in de lijst in de bijlage),
D. Brandt, wonende te Manhagen (Duitsland), en de andere in de bijlage bij deze beschikking genoemde melkproducenten, vertegenwoordigd door D. Hansen en S. Vieregge, advocaten te Luebeck, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van M. Baden, advocaat aldaar, Rue Marie-Adelaïde 24,
verzoekers,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D. Booss, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door H.-J. Rabe, advocaat te Hamburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verweerster,
betreffende beroepen tot schadevergoeding krachtens de artikelen 178 en 215, tweede alinea, EEG-Verdrag uit hoofde van niet-contractuele aansprakelijkheid in verband met bepaalde verordeningen die in de sector melk en zuivelprodukten werden vastgesteld,
geeft
DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER (UITGEBREID) VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
de navolgende
Beschikking