Home

Hof van Justitie EU 06-07-1993 ECLI:EU:C:1993:287

Hof van Justitie EU 06-07-1993 ECLI:EU:C:1993:287

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
6 juli 1993

Uitspraak

Beschikking van de president van het Hof

6 juli 1993(*)

In zaak C-257/93 R,

Leon Van Parijs, vennootschap naar Belgisch recht, te Antwerpen (België),

International Fruit Importers NV, vennootschap naar Belgisch recht, te Schoten (België),

Bananie International, vennootschap naar Belgisch recht, te Sint-Niklaas (België),

International Fruchtimport Gesellschaft Weichert & Co., vennootschap naar Belgisch recht, te Sint-Niklaas (België),

Velleman & Tas, vennootschap naar Nederlands recht, te Rotterdam (Nederland),

Banana Marketing Belgium, vennootschap naar Belgisch recht, te Antwerpen (België),

Jan Van Den Brink, vennootschap naar Nederlands recht, te Rotterdam (Nederland),

vertegenwoordigd door P. Vlaemminck en J. Holmens, advocaten te Gent (België), domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van R. Diederich, advocaat aldaar, Rue Zithe 8,

verzoeksters, tegen

Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door de heren Jacqué, directeur bij de juridische dienst, Bräutigam en Huber, juridisch adviseurs, en mevrouw Lo Monaco, lid van de juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij X. Herlin, directeur van de directie juridische zaken van de Europese Investeringsbank, Boulevard Konrad Adenauer 100,

en

Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door Raad van de Europese Gemeenschappen en Commissie van de Europese Gemeenschappen, deze laatste vertegenwoordigd door haar juridisch hoofdadviseur P. Gilsdorf en door T. van Rijn, lid van de juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij N. Annecchino, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerders,

betreffende een verzoek in kort geding tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen van verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PB 1993, L 47, blz. 1),

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF

de navolgende

Beschikking

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 27 april 1993, hebben Leon Van Parijs en zes andere ondernemingen uit de bananensector, het Hof krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag verzocht om nietigverklaring van een aantal bepalingen van verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PB 1993, L 47, blz. 1), en krachtens de artikelen 178 en 215, tweede alinea, EEG-Verdrag om veroordeling van de Europese Economische Gemeenschap tot vergoeding van de door de vaststelling van die verordening veroorzaakte schade.

2 Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Hof op 9 juni 1993, hebben deze ondernemingen bovendien krachtens de artikelen 185 en 186 EEG-Verdrag in kort geding verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van de artikelen 18 en 19 van genoemde verordening en om bij wege van voorlopige maatregel te worden gemachtigd, hun marktaandeel van vóór 1 juli 1993 te recupereren.

3 De Raad en de Commissie hebben op 25 juni 1993 opmerkingen over het verzoek in kort geding ingediend.

4 Er dient aan te worden herinnerd, dat volgens artikel 83, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een instelling of een verzoek tot verkrijging van voorlopige maatregelen slechts kan worden ontvangen, indien de verzoeker tegen die handeling beroep bij het Hof heeft ingesteld of partij is in een voor het Hof aanhangige zaak waarmee dit verzoek verband houdt. Een verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging of tot verkrijging van voorlopige maatregelen kan derhalve niet ontvankelijk worden verklaard, indien het beroep in de hoofdzaak waarop het verzoek in kort geding is geënt, niet-ontvankelijk is.

5 In het onderhavige geval heeft het Hof bij beschikking van 21 juni 1993 het beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk verklaard voor zover het strekt tot nietigverklaring van verordening nr. 404/93, maar heeft het dit beroep laten bestaan voor zover het strekt tot veroordeling van de Europese Economische Gemeenschap tot vergoeding van de door de vaststelling van die verordening veroorzaakte schade.

6 Aangezien het verzoek in kort geding evenwel slechts is geënt op het gedeelte van het beroep dat strekt tot nietigverklaring van de betrokken verordening, moet het eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.

Kosten

7 Aangezien het beroep blijft bestaan voor zover het op de artikelen 178 en 215 EEG-Verdrag is gebaseerd, moet de beslissing omtrent de kosten worden aangehouden.

DE PRESIDENT VAN HET HOF

beschikt:

  1. Het verzoek in kort geding wordt niet-ontvankelijk verklaard.

  2. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 6 juli 1993.

De griffier

J.-G. Giraud

De president

O. Due