Home

ARREST VAN HET HOF VAN 13 APRIL 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 85/337/EEG - NIET-TIJDIGE OMZETTING. - ZAAK C-313/93.

ARREST VAN HET HOF VAN 13 APRIL 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 85/337/EEG - NIET-TIJDIGE OMZETTING. - ZAAK C-313/93.

ARREST VAN HET HOF VAN 13 APRIL 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 85/337/EEG - NIET-TIJDIGE OMZETTING. - ZAAK C-313/93.

Jurisprudentie 1994 bladzijde I-01279


Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum


++++

Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn

(EEG-Verdrag, art. 169)


In zaak C-313/93,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door B. Leplat, ter beschikking van de juridische dienst gesteld Frans ambtenaar, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Groothertogdom Luxemburg, vertegenwoordigd door C. Franck, raadadviseur bij het Ministerie van Milieuzaken, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij genoemd ministerie, Montée de la Pétrusse 18,

verweerder,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te nemen en/of aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB 1985, L 175, blz. 40), de krachtens die richtlijn, met name artikel 12 ervan, en de artikelen 5 en 189 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. F. Mancini, kamerpresident, waarnemend voor de president, J. C. Moitinho de Almeida en D. A. O. Edward (rapporteur), kamerpresidenten, R. Joliet, F. A. Schockweiler, G. C. Rodríguez Iglesias, F. Grévisse, M. Zuleeg en J. L. Murray, rechters,

advocaat-generaal: W. Van Gerven

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 23 februari 1994, waar het Groothertogdom Luxemburg was vertegenwoordigd door C. Franck als gemachtigde, bijgestaan door N. Decker, advocaat te Luxemburg,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 maart 1994,

het navolgende

Arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 10 juni 1993, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EEG-Verdrag verzocht vast te stellen, dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te nemen en/of aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB 1985, L 175, blz. 40), de krachtens die richtlijn, met name artikel 12 ervan, en de artikelen 5 en 189 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Artikel 2 van richtlijn 85/337 bepaalt, dat de Lid-Staten de nodige maatregelen treffen om te verzekeren dat openbare en particuliere projecten die een aanzienlijk milieu-effect kunnen hebben, worden onderworpen aan een beoordeling van die effecten voordat vergunning wordt verleend om ze uit te voeren. Volgens artikel 4 moeten bepaalde openbare en particuliere projecten steeds aan een beoordeling worden onderworpen, terwijl voor andere die verplichting slechts bestaat indien de Lid-Staten van oordeel zijn, dat hun kenmerken dat noodzakelijk maken. Artikel 12 bepaalt, dat de Lid-Staten de nodige maatregelen treffen om binnen drie jaar na kennisgeving van de richtlijn hieraan te voldoen. Deze termijn verstreek op 3 juli 1988.

3 Omdat de Commissie geen enkele mededeling had ontvangen over maatregelen die de Luxemburgse autoriteiten hadden getroffen om aan de richtlijn te voldoen, leidde zij bij brief van 9 maart 1990 de procedure van artikel 169 EEG-Verdrag in en verzocht zij het Groothertogdom Luxemburg, binnen twee maanden haar opmerkingen over die situatie te maken.

4 Bij brief van 19 juli 1990 antwoordde de permanente vertegenwoordiger van het Groothertogdom Luxemburg, dat een ontwerp van wet betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten was opgesteld en dat de vaststellingsprocedure gaande was.

5 Toen mededeling van deze wet of van enige andere regeling uitbleef, bracht de Commissie op 8 april 1991 een met redenen omkleed advies in de zin van artikel 169 EEG-Verdrag uit, waarin zij het Groothertogdom Luxemburg uitnodigde binnen twee maanden na kennisgeving van dit advies de nodige maatregelen te nemen om aan de richtlijn te voldoen.

6 Bij brief van 3 mei 1991 deelde het Groothertogdom de Commissie een ontwerp mee van een groothertogelijk reglement betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, met de opmerking dat door dit ontwerp-reglement de situatie in overeenstemming met de richtlijn zou worden gebracht.

7 Met dit antwoord niet tevreden, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

8 De Commissie stelt, dat door de geldende Luxemburgse wettelijke bepalingen op het door de richtlijn bestreken gebied deze richtlijn niet volledig in nationaal recht is omgezet. De door de richtlijn voorgeschreven beoordelingsprocedure zal haars inziens eerst in het nationale recht zijn opgenomen na de inwerkingtreding van het nieuwe groothertogelijk reglement waarop de Luxemburgse regering in haar brief van 3 mei 1991 doelde.

9 De Luxemburgse regering betwist de niet-nakoming niet. Ter terechtzitting heeft zij er echter op gewezen, dat het groothertogelijk reglement op zeer korte termijn zal worden vastgesteld en dat de richtlijn daarmee in nationaal recht zal zijn omgezet.

10 Opgemerkt zij evenwel, dat zelfs indien dat groothertogelijk reglement een einde aan de situatie van niet-nakoming zou maken, het niet in werking is getreden op de datum waarop de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn verstreek.

11 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan richtlijn 85/337, de krachtens deze richtlijn, met name artikel 12 ervan, en de artikelen 5 en 189 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

12 Daarentegen behoeft het Hof niet in aanmerking te nemen, dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vastgesteld hadden moeten worden om aan de richtlijn te voldoen, niet aan de Commissie zijn meegedeeld, aangezien het Groothertogdom Luxemburg die bepalingen nu juist niet heeft vastgesteld.


Kosten

13 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Daar het Groothertogdom Luxemburg in het ongelijk is gesteld, dient het in de kosten te worden verwezen.


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende, verklaart:

1) Door niet binnen de gestelde termijn alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, is het Groothertogdom Luxemburg de krachtens die richtlijn, met name artikel 12 ervan, en de artikelen 5 en 189 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Het Groothertogdom Luxemburg wordt verwezen in de kosten van de procedure.