Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 1 juni 1995.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 1 juni 1995.

1 Bij beschikking van 19 oktober 1993, ingekomen bij het Hof op 8 december daaraanvolgend, heeft het Bundesfinanzhof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de tariefposten 21.07 en 30.03 van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT") in de versie van verordening (EEG) nr. 3618/86 van de Raad van 24 november 1986 houdende wijziging van verordening (EEG) nr. 3331/85 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1986, L 345, blz. 1).

2 Die vragen zijn gerezen in een geding tussen het Hauptzollamt Hamburg-St. Annen (hierna: "Hauptzollamt") en de vennootschap Thyssen Haniel Logistic GmbH (hierna: "Thyssen") betreffende de tariefindeling van als "Amino Acid AA Mixture Peco" aangeduide poedervormige, gedoseerde en steriele mengsels van verschillende aminozuren voor de bereiding van infuusoplossingen.

3 In maart 1987 gaf Thyssen dergelijke goederen aan als "overige geneesmiddelen, niet gereed voor de verkoop in het klein", van postonderverdeling 30.03 A II b van het GDT. Het Hauptzollamt beschouwde de goederen evenwel als "andere produkten voor menselijke consumptie" van tariefpost 21.07 en vorderde daarom invoerrechten na.

4 Thyssen stelde daartegen beroep in bij het Finanzgericht Hamburg. Van oordeel, dat de litigieuze goederen onder postonderverdeling 30.03 A II b van het GDT vielen, verklaarde het Finanzgericht het beroep gegrond.

5 Het Hauptzollamt stelde bij het Bundesfinanzhof beroep tot Revision in. Het betoogde, dat het op het beslissende tijdstip nog niet ging om een eindprodukt voor parenterale kunstmatige voeding. Daar een andere verwerking mogelijk is, kon het produkt evenmin worden aangemerkt als een infuusoplossing in onverwerkte staat. Gelet op de aard van de goederen, zou het gaan om produkten voor menselijke consumptie die slechts oraal kunnen worden toegediend.

6 Van oordeel, dat de uitkomst van het geding afhankelijk is van de uitlegging van het GDT, heeft het Bundesfinanzhof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

"1) Moet het gemeenschappelijk douanetarief (1987) aldus worden uitgelegd, dat voor tariefpost 30.03 (in casu: postonderverdeling 30.03 A II b) produkten zoals poedervormige, gedoseerde en steriele mengsels van verschillende aminozuren voor de bereiding van infuusoplossingen als 'geneesmiddelen' zijn aan te merken?

2) Zo neen: moet het gemeenschappelijk douanetarief (1987) aldus worden uitgelegd, dat goederen zoals bedoeld in vraag 1, vallen onder 'andere produkten voor menselijke consumptie' van tariefpost 21.07?"

7 De ten tijde van de feiten van het hoofdgeding geldende relevante posten en postonderverdelingen van het GDT luiden als volgt:

° post 21.07:

"Produkten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

A. Granen, in korrels, in de aar of in de kolf, voorgekookt of anderszins bereid:

(...)

G. andere:

(...)"

° post 30.03:

"Geneesmiddelen voor mensen en dieren:

A. niet gereed voor de verkoop in het klein:

I. bevattende jood (jodium) of joodverbindingen (jodiumverbindingen)

II. andere:

a) bevattende penicilline, streptomycine of derivaten van deze produkten:

(...)

b) overige

B. gereed voor de verkoop in het klein:

(...)"

8 In het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle moet volgens vaste rechtspraak het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de posten van het GDT en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie met name arrest van 9 augustus 1994, zaak C-395/93, Neckermann Versand, Jurispr. 1994, blz. I-4027, r.o. 5). Het is eveneens vaste rechtspraak, dat bij de uitlegging van het GDT zowel de aantekeningen bij de hoofdstukken hiervan als de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van het GDT en derhalve als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (zelfde arrest, r.o. 5).

9 Volgens aantekening 1, sub a, bij hoofdstuk 30 van het GDT worden onder geneesmiddelen in de zin van post 30.03 verstaan produkten, welke met het oog op therapeutisch of profylactisch gebruik gemengd zijn.

10 In diezelfde aantekening wordt gepreciseerd, dat deze definitie niet geldt ten aanzien van voedingsmiddelen en dranken, zoals dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen, voedingsmiddelen voor diabetici, opwekkende dranken en mineraalwater. Volgens punt A 4 van de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad betreffende post 30.03 evenwel zijn "voedingspreparaten, welke bestemd zijn om anders dan door de mond te worden toegediend", geneesmiddelen. Dit is te verklaren doordat dergelijke voedingspreparaten steeds worden gebruikt in het kader van een medische behandeling.

11 Aminozuren, de bouwstenen van eiwitten, kunnen als voedingsstoffen worden beschouwd. Volgens de toelichting bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad betreffende post 30.03 behoren eiwitten namelijk tot de belangrijkste voedingsstoffen in voedingsmiddelen.

12 Bijgevolg moet worden nagegaan, of het in geding zijnde mengsel van aminozuren een voedingspreparaat is, dat bestemd is om anders dan door de mond te worden toegediend.

13 Dienaangaande moet worden opgemerkt, dat de bestemming van het produkt een objectief indelingscriterium kan zijn wanneer die bestemming inherent is aan het produkt; de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het produkt (zie arrest van 23 maart 1972, zaak 36/71, Henck, Jurispr. 1972, blz. 187, r.o. 4).

14 Indien het in geding zijnde mengsel door zijn aan zijn specifieke kenmerken inherente bestemming is voorbestemd om te worden gebruikt voor de bereiding van infuusoplossingen voor kunstmatige parenterale voeding, moet het dus worden geacht onder post 30.03 te vallen.

15 Blijkens de stukken wordt "Amino Acid AA Mixture Peco" aangeboden als een steriel en pyrogeenvrij poeder van verscheidene gedoseerde aminozuren. Het door het Bundesfinanzhof gehanteerde begrip "gedoseerd" heeft niet dezelfde betekenis als in het GDT en in de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad. Volgens punt B, sub a, van de toelichtingen bij deze nomenclatuur komen produkten voor als dosissen, wanneer zij gelijkmatig zijn verdeeld in de hoeveelheden waarin zij worden ingenomen of toegediend voor therapeutisch of profylactisch gebruik. Zij komen meestal voor in ampullen, ouwels, pillen, pastilles en tabletten, en zelfs in de vorm van poeders (dosissen geborgen in toegevouwen papiertjes). Het Bundesfinanzhof bedoelde evenwel enkel, dat de aminozuren in een nauwkeurig bepaalde verhouding in het mengsel aanwezig zijn.

16 Blijkens de mondelinge behandeling voor het Hof en de door Thyssen bij de nationale rechterlijke instanties overgelegde expertise ° waarop zowel Thyssen als de Commissie zich in hun schriftelijke opmerkingen beroepen en die het Hauptzollamt niet betwist ° is het gebruik van de in geding zijnde aminozuren in de voeding theoretisch denkbaar, maar economisch hoogst onwaarschijnlijk, daar de tegen hoge kosten bereikte grote microbiologische en chemische zuiverheid en het pyrogeenvrije karakter van het produkt een dergelijk gebruik in de praktijk beletten. Daarvoor zijn immers andere mogelijkheden voorhanden die minder kosten.

17 Nu het orale gebruik van het in geding zijnde produkt in de menselijke voeding louter theoretisch is, is dit produkt dus wegens zijn objectieve kenmerken en eigenschappen ° steriliteit, pyrogeenvrij karakter, grote zuiverheid, nauwkeurige dosering van de verschillende aminozuren ° naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd, meer bepaald voor de bereiding van infuusoplossingen door de toevoeging van water.

18 Mitsdien moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat het GDT in de versie van verordening nr. 3618/86 aldus moet worden uitgelegd, dat steriel poeder, bestaande uit in een nauwkeurige verhouding gemengde aminozuren en gebruikt voor de bereiding van infuusoplossingen, moet worden ingedeeld onder post 30.03 (postonderverdeling 30.03 A II b).

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesfinanzhof bij beschikking van 19 oktober 1993 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Het gemeenschappelijk douanetarief in de versie van verordening (EEG) nr. 3618/86 van de Raad van 24 november 1986 houdende wijziging van verordening (EEG) nr. 3331/85 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief, moet aldus worden uitgelegd, dat steriel poeder, bestaande uit in een nauwkeurige verhouding gemengde aminozuren en gebruikt voor de bereiding van infuusoplossingen, moet worden ingedeeld onder post 30.03 (postonderverdeling 30.03 A II b).

Het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie van verordening nr. 3618/86 houdende wijziging van verordening nr. 3331/85 tot wijziging van verordening nr. 950/68, moet aldus worden uitgelegd dat steriel poeder, bestaande uit in een nauwkeurige verhouding gemengde aminozuren en gebruikt voor de bereiding van infuusoplossingen, moet worden ingedeeld onder post 30.03, "Geneesmiddelen voor mensen en dieren" (postonderverdeling 30.03 A II b). Wegens zijn objectieve kenmerken en eigenschappen ° steriliteit, pyrogeenvrij karakter, grote zuiverheid, nauwkeurige dosering van de verschillende aminozuren ° is dit produkt naar zijn aard voor medisch gebruik bestemd, meer bepaald voor de bereiding van infuusoplossingen door de toevoeging van water, waarbij het orale gebruik van dit produkt in de menselijke voeding louter theoretisch is, zodat het in het licht van punt A 4 van de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad betreffende post 30.03 als geneesmiddel moet worden aangemerkt.

++++

Gemeenschappelijk douanetarief ° Tariefposten ° Mengsels van aminozuren voor de bereiding van infuusoplossingen ° Produkt, naar zijn aard bestemd voor medisch gebruik ° Indeling onder post 30.03 (postonderverdeling 30.03 A II b)

Kosten

19 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-459/93,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding tussen

Hauptzollamt Hamburg-St. Annen

en

Thyssen Haniel Logistic GmbH

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de tariefposten 21.07 en 30.03 van het gemeenschappelijk douanetarief in de versie van verordening (EEG) nr. 3618/86 van de Raad van 24 november 1986 houdende wijziging van verordening (EEG) nr. 3331/85 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 950/68 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1986, L 345, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), kamerpresident, J. C. Moitinho de Almeida en J.-P. Puissochet, rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

° het Hauptzollamt Hamburg-St. Annen, vertegenwoordigd door T. Guessefeldt, Oberregierungsrat bij de Oberfinanzdirektion Hamburg,

° Thyssen Haniel Logistic GmbH, vertegenwoordigd door E. A. Undritz, advocaat te Hamburg,

° de Commissie, vertegenwoordigd door F. de Sousa Fialho, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door H.-J. Rabe, advocaat te Hamburg en te Brussel,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Thyssen Haniel Logistic GmbH en de Commissie ter terechtzitting van 19 januari 1995,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 maart 1995,

het navolgende

Arrest