Home

Hof van Justitie EU 13-12-1995 ECLI:EU:C:1995:436

Hof van Justitie EU 13-12-1995 ECLI:EU:C:1995:436

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
13 december 1995

ADVIES 3/94 VAN 13.12.1995 ADVIES 3/94 VAN 13.12.1995 ADVIES UITGEBRACHT KRACHTENS ARTIKEL 228 EGVERDRAGADVIES UITGEBRACHT KRACHTENS ARTIKEL 228 EG-VERDRAG

Bij een krachtens artikel 228, lid 6, EG-Verdrag ingediend verzoek heeft de Bondsrepubliek Duitsland het Hof verzocht om een advies over de verenigbaarheid met het Verdrag van het Framework Agreement on Bananas (Raamovereenkomst inzake bananen) tussen de Europese Gemeenschap en Colombia, Costa Rica, Nicaragua en Venezuela.

Uiteenzetting van het verzoek

I — Geschiedenis van het Framework Agreement

1. De onderhandelingsstrategie van de Gemeenschap in het kader van de Uruguay-Ronde is vastgesteld in een mededeling van de Commissie aan de Raad, getiteld „Algemene visie”, die op 16 en 17 juni 1986 door de Raad is goedgekeurd.

2. Wat de landbouw betreft, kreeg de Commissie de opdracht:

„bij [te] dragen tot het evenwicht van de wereldmarkten, dat overigens niet bereikt kan worden zonder een nauwere samenwerking van de landen die deelnemen aan de handel in landbouwprodukten en levensmiddelen; (...)

een redelijke toegang tot de invoermarkten mogelijk [te] maken; (...)

de deelneming [te] waarborgen van de ontwikkelingslanden, onder voorwaarden die zijn aangepast aan de kenmerken van hun landbouweconomieën en aan evenwichtige voedselstrategieën”.

3. In de Verklaring van Punta del Este van 20 September 1986, vastgesteld met het oog op de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde, hebben de verdragsluitende partijen van het GATT het volgende voornemen geuit:

„het in grotere mate liberaliseren van de handel in landbouwprodukten, en (...) het onderwerpen van alle maatregelen die van invloed zijn op de toegang tot invoer en de concurrentie bij uitvoer, aan versterkte en in de praktijk doelmatiger regels en disciplines van het GATT (...)”.

In dezelfde verklaring kwamen de verdragsluitende partijen overeen, de status quo te handhaven wat het scheppen van nieuwe belemmeringen van de internationale handel betreft; zij stelden vast, dat de onderhandelingen gericht zouden zijn op het terugdringen of opheffen van de non-tarifaire maatregelen, met name de kwantitatieve beperkingen.

4. Dezelfde dag heeft de Raad op aanbeveling van de Commissie deze verklaring goedgekeurd en de Commissie gemachtigd, de onderhandelingen te openen binnen het kader van de richtsnoeren van de Raad.

5. Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (PB 1993, L 47, blz. 1), regelt in titel IV (Regeling voor het handelsverkeer met derde landen) de vervanging van het in het kader van het GATT geconsolideerde invoerrecht van 20 % door een aan vaste rechten onderworpen stelsel van invoercontingenten.

6. Op 19 februari 1993 verzochten Colombia, Costa Rica, Guatemala, Nicaragua en Venezuela de Gemeenschap om een consultatie uit hoofde van artikel XXII, lid 1, van het GATT betreffende verordening nr. 404/93. Aangezien de consultatie geen bevredigende oplossing opleverde, leidden de genoemde Latijns-Amerikaanse staten in april 1993 de geschillenbeslechtingsprocedure van artikel XXIII, lid 2, van het GATT in.

7. Op 22 maart 1993 diende de Commissie in het kader van de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde namens de Gemeenschap een voorstel in betreffende de invoer van bananen, waarin de bepalingen inzake de handel met derde landen van verordening nr. 404/93 waren overgenomen.

8. Op 3 juni 1993, dus voordat verordening nr. 404/93 op 1 juli 1993 in werking zou treden, legde de Commissie de Raad een ontwerpaanbeveling voor betreffende een besluit van de Raad waarbij de Commissie zou worden gemachtigd tot het openen van onderhandelingen uit hoofde van artikel XXVIII, lid 5, van het GATT inzake de compensatie die de Gemeenschap bepaalde verdragsluitende partijen van het GATT zou aanbieden in ruil voor de opheffing van het geconsolideerde invoerrecht van 20 % op de invoer van bananen.

9. Ten vervolge op deze aanbeveling machtigde de Raad de Commissie op 18 en 19 oktober 1993 de onderhandelingen te openen, waarbij hij preciseerde dat deze moesten worden gevoerd op basis van de bestaande GATT-regels, dat de compensaties in overeenstemming met die regels aan de leden van het GATT moesten worden verleend en dat de onderhandelingen verordening nr. 404/93 niet mochten ondermijnen.

10. Op 14 december 1993, daags vóór de uiterste datum van de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde, deelde de Commissie de directeur-generaal van het GATT haar „definitieve” voorstellen mee, in het bijzonder betreffende de invoer van bananen. Deze voorstellen waren door de Raad goedgekeurd tijdens een vergadering op 13 december 1993.

11. De voorstellen in de bananensector waren gebaseerd op het laatste aanbod van de Gemeenschap aan de Latijns-Amerikaanse staten in het kader van de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXVIII, lid 5, van het GATT.

12. In de mededeling aan het GATT was het volgende gespecificeerd:

„Het aanbod inzake bananen (...) is onderworpen aan de aanvaarding van zijn bepalingen door de Latijns-Amerikaanse produktielanden die lid zijn van het GATT (...) In het andere geval geldt het aanbod van de Europese Gemeenschappen zoals omschreven in de [eerdere] mededeling van 22 maart 1993.”

13. Op 18 januari 1994 bracht de groep van deskundigen (het „panel”), die in het kader van de geschillenbeslechtingsprocedure was aangewezen, een rapport uit waarin zij vaststelde, dat sommige bepalingen van verordening nr. 404/93 onverenigbaar waren met de GATT-regels. Dit rapport is niet door alle verdragsluitende partijen aangenomen.

14. Bij arrest van 5 oktober 1994 (zaak C-280/93, Duitsland/Raad, Jurispr. 1994, blz. I-4973) verwierp het Hof het door de Bondsrepubliek Duitsland tegen verordening nr. 404/93 ingestelde beroep tot nietigverklaring. Het Hof oordeelde, dat de Bondsrepubliek Duitsland de wettigheid van de verordening niet kon bestrijden met een beroep op de bepalingen van het GATT.

15. Op 7 maart 1994 besloot de Raad de Slotakte van de Uruguay-Ronde te ondertekenen, en machtigde hij de voorzitter van de Raad en het met de onderhandelingen belaste lid van de Commissie tot ondertekening over te gaan; op die datum gold het aanbod van de Gemeenschap inzake bananen van 22 maart 1993 weer, daar de onderhandelingen tussen de Gemeenschap en de betrokken Latijns-Amerikaanse landen waren afgebroken.

16. Op 25 maart 1994 diende de Commissie een definitieve versie in van haar verbintenissen met betrekking tot de toegang tot de markt; in Schedule LXXX werd wat de bananen betreft, het aanbod van 22 maart 1993 overgenomen.

17. Op 28 maart 1994 kwam de Commissie tot een regeling met Colombia, Costa Rica, Nicaragua en Venezuela, genaamd Framework Agreement on Bananas.

18. De volgende dag, 29 maart 1994, deed de Commissie aan het secretariaat-generaal van het GATT een amendement toekomen op haar in Schedule LXXX vervatte voorstellen, in de bijlage waarvan het Framework Agreement was opgenomen.

19. Tijdens vergaderingen van het „comité artikel 113 van het Verdrag” te Marrakech op 11 en 14 april 1994 verklaarden de delegaties van de Bondsrepubliek Duitsland en andere Lid-Staten, dat zij niet instemden met het feit dat de Commissie het Framework Agreement on Bananas in de in Schedule LXXX vervatte lijst van verbintenissen van de Gemeenschap had opgenomen, en dat zij evenmin akkoord konden gaan met de inhoud van het Framework Agreement.

20. De Raad van Ministers van Buitenlandse zaken, op 15 april 1994 in vergadering te Marrakech bijeen, bevestigde met eenparigheid van stemmen impliciet zijn besluit om de Slotakte van de Uruguay-Ronde te ondertekenen. In een verklaring nam de Commissie nota van de diverse verklaringen die door nationale delegaties tijdens vergaderingen van het comité artikel 113 van het Verdrag waren afgelegd met betrekking tot de invoerregeling voor bananen.

21. Op 22 december 1994 stelde de Raad besluit 94/800/EG vast, betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB 1994, L 336, biz. 1).

22. De overeenkomsten van de Uruguay-Ronde met de bijlagen waarin de verbintenissen van de Gemeenschap met betrekking tot de invoer van bananen zijn opgenomen, zijn in werking getreden op 1 januari 1995.

II — Inhoud van het Framework Agreement

1. Het Framework Agreement on Bananas (hierna: „Framework Agreement”) bestaat uit twee documenten; het eerste — getiteld „Agreed outcome of the negotiations between Colombia, Costa Rica, Nicaragua, Venezuela and the European Community on the EC's import regime for bananas”, op 28 maart 1994 ondertekend te Brussel door het lid van de Commissie, bevoegd voor landbouwaangelegenheden en plattelandsontwikkeling, en de ambassadeur van Colombia bij de Gemeenschap — vormt een soort preambule van de eigenlijke overeenkomst; het tweede document, getiteld „Framework Agreement on Bananas”, bevat de technische bepalingen van de regeling met de Latijns-Amerikaanse staten.

2. Het eerste document heeft de volgende inhoud:

„The attached draft agreement on bananas represents a satisfactory outcome of the negotiations on bananas in the context of the Uruguay Round.

The agreement also constitutes the outcome of Article XXVIII negotiations and consultations on bananas between the EC and the abovementioned countries.

Furthermore, the agreement constitutes a settlement of the dispute on bananas which is the subject of a GATT panel report. It was agreed, therefore, that Colombia, Costa Rica, Nicaragua, Venezuela and the EC will not pursue the adoption of the said panel report.

Colombia, Costa Rica, Nicaragua and Venezuela agreed that they would not initiate GATT dispute settlement procedures against the EC's regime for bananas for the duration of the attached agreement.”

3. Het eigenlijke Framework Agreement bepaalt in punt 1 het totale basistariefcontingent op 2 100 000 ton voor 1994 en op 2 200 000 ton voor 1995 en volgende jaren, onder voorbehoud van verhogingen als gevolg van uitbreiding van de Gemeenschap; in punt 2 wordt het contingent verdeeld over de vier verdragsluitende partijen, de Dominicaanse Republiek en de andere ACS-staten wat de niet-traditionele hoeveelheden betreft, en over de andere staten.

De punten 3 tot en met 5 betreffen de toepassing of de wijziging van de contingenten per land ingeval een van deze landen zijn contingent niet kan leveren, of in geval van een verhoging van het contingent.

Punt 6 bepaalt, dat op het punt van het beheer van de contingenten, inclusief de verhogingen, de bepalingen van verordening nr. 404/93 ongewijzigd blijven gelden. Verder wordt bepaald:

„the supplying countries with country quotas may deliver special export certificates for up to 70 % of their quota, which, in turn, constitute a prerequisite for the issuance, by the Community, of certificates for the importation of bananas from said countries by‚Category A’ and ‚Category C’ operators.”

In punt 7 wordt het invoerrecht voor hoeveelheden binnen het contingent bepaald op 75 ECU/ton.

Volgens de punten 8 en 9 zal de overeengekomen regeling uiterlijk op 1 oktober 1994 in werking treden en op 31 december 2002 vervallen.

De punten 10 en 11 luiden als volgt:

„This agreement will be incorporated into the Community's Uruguay Round Schedule.

This agreement represents a settlement of the dispute between Colombia, Costa Rica, Venezuela, Nicaragua and the Community on the Community's banana regime. The parties to this agreement will not pursue the adoption of the GATT panel report on this issue.”

III — Het verzoek om advies

1. De Duitse regering, vertegenwoordigd door E. Röder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, en J. Sedemund, advocaat te Keulen, als gemachtigden, heeft het Hof de volgende vragen gesteld:

  1. Is over het door de Commissie op 28 en 29 maart 1994 ondertekende Framework Agreement on Bananas formeelrechtelijk regelmatig onderhandeld, dat wil zeggen

    • op basis van een toereikend onderhandelingsmandaat van de Raad en

    • met inachtneming van de door de Raad voor de onderhandelingen vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren?

  2. Is het Framework Agreement on Bananas materieelrechtelijk verenigbaar met de bepalingen van het Verdrag?”

2. De Duitse regering verklaart, dat er geen twijfel kan bestaan omtrent de ontvankelijkheid van het verzoek om advies. Dit beoogt immers te doen onderzoeken, of de voor het sluiten van het Framework Agreement gevolgde procedure en de inhoud van deze overeenkomst verenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht. De vraag, of eventueel opnieuw over de overeenkomst moet worden onderhandeld, is van onmiskenbaar belang voor de externe betrekkingen van de Gemeenschap en voor de positie van de ondernemingen in de Gemeenschap. Volkenrechtelijk is de overeenkomst nog niet definitief, aangezien de verwijzing naar de opname van de inhoud ervan in de lijst van verbintenissen van de Gemeenschap in het kader van de Uruguay-Ronde als een ratificatievoorbehoud moet worden beschouwd. Het Framework Agreement is scheidbaar van de Slotakte van de Uruguay-Ronde; immers, de tekst van de overeenkomst is in de bijlage bij Schedule LXXX van de Slotakte slechts declaraţiei weergegeven; voorts vormen alleen de punten 1 en 7 van het Framework Agreement een onderdeel van Schedule LXXX; ten slotte zijn deze hierin pas opgenomen nadat de Raad had besloten de Slotakte te ondertekenen. In die omstandigheden heeft de Gemeenschap het recht de Slotakte te ratificeren met uitzondering van de bepalingen betreffende bananen, wanneer het Framework Agreement in strijd met het Verdrag mocht zijn. Uit het feit dat de Commissie het Framework Agreement afzonderlijk heeft ondertekend, blijkt dat zijzelf van mening was, dat het Framework Agreement en de Slotakte konden worden gescheiden.

Ter terechtzitting heeft de Duitse regering gepreciseerd, dat artikel 228, lid 6, van het Verdrag enkel verlangt, dat het akkoord „beoogd” is op het moment waarop het verzoek om advies wordt ingediend. Het Verdrag verlangt niet, dat het akkoord nog niet in werking is getreden op het moment waarop het advies wordt gegeven. Anders zou men door het akkoord snel af te sluiten, de procedure van artikel 228, lid 6, uithollen en afbreuk doen aan de rechtsbescherming van de instelling of de Lid-Staat die het Hof om advies heeft gevraagd. Na een verzoek aan het Hof krachtens artikel 228, lid 6, van het Verdrag dient de sluitingprocedure te worden opgeschort tot het Hof zijn advies heeft gegeven.

3. Ten gronde betoogt de Duitse regering, dat de Commissie geen mandaat voor de onderhandelingen had of althans de grenzen van de richtsnoeren van de Raad heeft overschreden, dat de Commissie niet gemachtigd was het Framework Agreement te ondertekenen, dat de gevolgde procedure in strijd was met de praktijk op dat gebied, en dat het Framework Agreement in strijd is met materiële bepalingen van het Verdrag.

a) Het onderhandelingsmandaat

Volgens de Duitse regering ontbreekt het uit hoofde van artikel 228, lid 1, van het Verdrag vereiste onderhandelingsmandaat voor het Framework Agreement. Een dergelijk mandaat is niet te vinden in het besluit van de Raad betreffende het openen van de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde, noch in het besluit betreffende het openen van de onderhandelingen op basis van artikel XXVIII van het GATT of in het besluit dat de machtiging bevat voor de ondertekening van de Slotakte.

De onderhandelingen van de Uruguay-Ronde zijn door de Commissie gevoerd op basis van de twee besluiten van de Raad van 1986, waarbij de Algemene visie respectievelijk de Verklaring van Punta del Este zijn goedgekeurd. De onderhandelingen in het kader van het Framework Agreement hadden een ander doel. Zij waren immers niet gericht op het liberaliseren van de handel, maar dienden ertoe, de aanvaarding van het panelrapport te verhinderen en verordening nr. 404/93 te sauveren. Deze verordening druist echter in tegen de Verklaring van Punta del Este, met name doordat zij hogere invoerrechten, kwantitatieve beperkingen en een stelsel van invoervergunningen invoert.

In feite heeft de Commissie in het kader van de artikelen XXII en XXIII van het GATT onderhandelingen gevoerd om een einde te maken aan de geschillenbeslechtingsprocedure betreffende de invoerregeling voor bananen. De formele verwijzing naar Schedule LXXX van de Slotakte, dat de voorstellen van de Gemeenschap bevat, volstaat niet om het Framework Agreement achteraf onder het onderhandelingsmandaat voor de Uruguay-Ronde te brengen, omdat de inhoud van de overeenkomst materieel niet in overeenstemming is met deze machtiging. Iedere andere uitlegging zou het tweede gedeelte van de eerste volzin van artikel 228, lid 1, van het Verdrag zinledig maken, omdat de Commissie dan algemene onderhandelingen, zoals de Uruguay-Ronde, ter verwezenlijking van andere doelstellingen zou kunnen gebruiken.

Uit het feit dat de Raad — op voorstel van de Commissie overigens — een bijzonder onderhandelingsmandaat in het kader van artikel XXVIII van het GATT heeft vastgesteld, blijkt eveneens, dat de Commissie niet van mening was, dat het onderhandelingsmandaat voor de Uruguay-Ronde voldoende was om over het Framework Agreement te onderhandelen. Ten slotte was de inhoud van het onderhandelingsmandaat in het kader van de Uruguay-Ronde te onbepaald om als grondslag te dienen voor de concrete, technische onderhandelingen over het Framework Agreement. Het in artikel 228, lid 1, eerste zin, van het Verdrag bedoelde mandaat kan niet bestaan in een blanketmachtiging van de Commissie.

Het besluit van de Raad van 18 en 19 oktober 1993 betreffende het openen van onderhandelingen uit hoofde van artikel XXVIII van het GATT, had volgens de aan de Commissie gegeven onderhandelingsinstructies tot doel, het met het GATT strijdige voldongen feit van verordening nr. 404/93 te laten erkennen. Deze onderhandelingen dienden een consensus met bepaalde Latijns-Amerikaanse staten op te leveren, om te voorkomen dat een geschillenbeslechtingsprocedure zou worden ingeleid of dat de hangende procedure zou worden voortgezet.

Het besluit van de Raad van 7 maart 1994 betreffende de ondertekening van de Slotakte van de Uruguay-Ronde is genomen op een moment waarop de onderhandelingen over het Framework Agreement nog niet waren afgerond en deze overeenkomst nog niet in Schedule LXXX was opgenomen.

b) De inachtneming van de instructies van de Raad

Subsidiair beklemtoont de Duitse regering, dat de Commissie zich niet aan de voor de onderhandelingen vastgestelde richtsnoeren heeft gehouden.

De bij de Verklaring van Punta del Este vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren voor de Uruguay-Ronde stonden geen nieuwe beperkende maatregelen toe; de onderhandelingen voor het Framework Agreement beoogden de van het GATT afwijkende verordening nr. 404/93 te sauveren.

De Commissie heeft eveneens de richtsnoeren voor de onderhandelingen uit hoofde van artikel XXVIII van het GATT geschonden. In strijd met die richtsnoeren druist het Framework Agreement in tegen verordening nr. 404/93, doordat het de vrijheid van de economische subjecten nog meer beperkt. De Duitse regering wijst op de vaststelling van vaste quota voor de verschillende landen, hetgeen de bevoorradingsstructuren en de marktaandelen bevriest, het vereiste van uitvoervergunningen en het opleggen van nieuwe lasten aan exporteurs en importeurs van bananen uit derde landen door de heffing van een retributie voor de uitvoervergunningen. Dit leidt tot een verdere verslechtering van de concurrentiepositie van importeurs van bananen uit derde landen, waardoor de reeds door verordening nr. 404/93 teweeggebrachte discriminatie nog wordt versterkt. De Commissie heeft zich voorts niet gehouden aan de instructie om met de Latijns-Amerikaanse landen te onderhandelen over een compensatie als tegenprestatie voor de deconsolidatie van het invoerrecht.

c) De machtiging om het Framework Agreement te ondertekenen

Op 7 maart 1994, toen de Raad de Commissie machtigde de Slotakte te ondertekenen, bestond de tekst van het Framework Agreement nog niet en bevatte Schedule LXXX de oude voorstellen van de Gemeenschap vanmaart 1993. Dit besluit kan derhalve niet worden beschouwd als een machtiging om het Framework Agreement te ondertekenen.

d) Afwijking van de gangbare praktijk van de Commissie

Het ontbreken van een voorstel van de Commissie aan de Raad met het oog op het sluiten van het Framework Agreement en het feit dat deze overeenkomst achteraf in de Slotakte van de Uruguay-Ronde is opgenomen, is in strijd met de vaste praktijk van de gemeenschapsinstellingen.

e) De verenigbaarheid van het Framework Agreement met het Verdrag

Volgens de Duitse regering is het Framework Agreement in strijd met het EG-Verdrag. Zij wijst in het bijzonder op de ongelijke behandeling van marktdeelnemers van de categorieën A en C ten opzichte van die van categorie B. Ingevolge punt 6 van het Framework Agreement vallen immers enkel de categorieën A en C onder de regeling inzake invoerlicenties, wat voor hen neerkomt op een aanzienlijke bijkomende financiële last, waar de marktdeelnemers van categorie B aan ontkomen.

IV — De procedure

Overeenkomstig artikel 107, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof is het verzoek om advies betekend aan de Raad, de Commissie en de Lid-Staten. Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door de Commissie, vertegenwoordigd door P. Gilsdorf, directeur van haar juridische dienst, en T. Christof orou, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden; de Raad, vertegenwoordigd door J. Huber, juridisch adviseur, en J.-P. Hix, lid van zijn juridische dienst, als gemachtigden; de Belgische regering, vertegenwoordigd door J. Devadder, bestuursdirecteur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, als gemachtigde; de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door A. Bos, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de Spaanse regering, vertegenwoordigd door A. Navarro González, directeur-generaal Coördinatie juridische en institutionele aangelegenheden van de Gemeenschappen, en R. Silva de Lapuerta, abogado del Estado bij de dienst communautaire geschillen, als gemachtigden; de Franse regering, vertegenwoordigd door E. Belliard en C. de Salins, onderdirecteuren bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, en de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins van het Treasury Solicitor's Department, en D. Wyatt en D. Anderson, Barristers, als gemachtigden.

Ter terechtzitting van 25 oktober 1995 zijn gehoord: de Duitse regering, vertegenwoordigd door E. Roder en J. Sedemund; de Belgische regering, vertegenwoordigd door J. Devadder; de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Karipsiadis, gespecialiseerd wetenschappelijk medewerker bij de bijzondere dienst communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de Spaanse regering, vertegenwoordigd door R. Silva de Lapuerta; de Franse regering, vertegenwoordigd door J.-F. Dobelle, adjunct-directeur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Fierstra, adjunct-juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door D. Wyatt; de Raad, vertegenwoordigd door J. Huber, en de Commissie, vertegenwoordigd door P. Gilsdorf.

V — Opmerkingen van de regeringen en de gemeenschapsinstellingen

a) De ontvankelijkheid van het verzoek om-advies

Ter terechtzitting hebben de Spaanse en de Franse regering, alsmede de Raad en de Commissie opgemerkt, dat het verzoek om advies zonder voorwerp is geraakt door de sluiting en de inwerkingtreding van het Framework Agreement in het kader van de Slotakte van de Uruguay-Ronde. Volgens de Belgische en de Nederlandse en de regering van het Verenigd Koninkrijk is het verzoek om advies ontvankelijk en dient het Hof er antwoord op te geven.

b) Het onderhandelingsmandaat

1. De Belgische en de Nederlandse regering delen de opvatting van de Duitse regering over het ontbreken van een onderhandelingsmandaat.

Het Framework Agreement staat los van de Slotakte van de Uruguay-Ronde. Het is gesloten in het kader van de procedure van artikel XXVIII van het GATT en wordt niet gedekt door het onderhandelingsmandaat voor de Uruguay-Ronde; het is afzonderlijk ondertekend met de betrokken Latijns-Amerikaanse landen en heeft een eigen datum van inwerkingtreding.

2. De Spaanse en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Commissie en de Raad verklaren, dat de Commissie door de Raad gemachtigd was over het Framework Agreement te onderhandelen.

De Spaanse regering en de Raad beroepen zich op het besluit van 18 en 19 oktober 1993, waarbij de Commissie werd gemachtigd onderhandelingen te openen uit hoofde van artikel XXVIII van het GATT; de Spaanse regering merkt daarbij op, dat bij het Framework Agreement het vaste recht voor het tariefcontingent van 100 ECU naar 75 ECU/ton is verlaagd.

De Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk, alsmede de Raad, wijzen ook op het besluit van de Raad van 16 en 17 juni 1986 tot goedkeuring van de Algemene visie en op het besluit van 20 september 1986 tot goedkeuring van de Verklaring van Punta del Este. Volgens de Franse regering valt het resultaat van de onderhandelingen met de Latijns-Amerikaanse staten binnen het kader van de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde, in zoverre het Framework Agreement — door een verhoging van het contingent en een verlaging van de vaste rechten — de toegang van derde landen tot de communautaire markt heeft verbeterd, kwantitatieve beperkingen heeft omgezet in een tariefcontingent en, door de invoering van uitvoervergunningen, een concessie van de Gemeenschap aan de betrokken landen inhoudt.

De Commissie wijst erop, dat de Raad machtiging dient te verlenen voor het openen van onderhandelingen, hetgeen hij heeft gedaan bij de besluiten van 1986 en 1993.

c) De inachtneming van de instructies van de Raad

1. Volgens de Belgische en de Nederlandse regering treedt het Framework Agreement buiten het kader van de onderhandelingen van de Uruguay-Ronde, doordat het een einde maakt aan de lopende geschillenbeslechtingsprocedures. De opneming van het Framework Agreement in de Schedules bij de Slotakte van de Uruguay-Ronde kan niet als een corrigendum worden aangemerkt, maar vormt een wijziging van de verdragstekst.

2. De Spaanse en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Raad en de Commissie bestrijden, dat de Commissie verder is gegaan dan de richtsnoeren van het onderhandelingsmandaat toestonden.

De Spaanse en de Franse regering merken op, dat het Framework Agreement de richtsnoeren van 1993 eerbiedigt. Het stelsel van uitvoervergunningen garandeert de Overeenkomstsluitende Staten toegang tot de communautaire markt, maakt het hun mogelijk zelf hun produktie en handelsstromen te controleren en kan niet worden gekwalificeerd als een handelsbelemmering. Aangezien het Framework Agreement in een verhoging van het contingent en in een verlaging van het vaste recht voorziet, is het in overeenstemming met de verplichting een compensatie aan te bieden, terwijl het bovendien de leidende beginselen van verordening nr. 404/93 in acht neemt.

De Raad bestrijdt de relevantie van het argument betreffende overschrijding van de grenzen van de onderhandelingsnchtsnoeren. Het besluit van de Raad om het door de Commissie uitonderhandelde akkoord te ondertekenen, houdt immers in, dat de inhoud van dit akkoord wordt goedgekeurd, en dekt elke eventuele onregelmatigheid die tijdens de onderhandelingen is begaan. In de praktijk komt het vaak voor, dat de Commissie in het verloop van de onderhandelingen over een internationaal akkoord van de desbetreffende richtsnoeren moet afwijken; in plaats van die richtsnoeren steeds weer te wijzigen, beperkt de Raad er zich dan toe, het eindresultaat door de ondertekening van het akkoord te aanvaarden.

De Commissie beklemtoont, dat de Raad wel een machtiging dient te verlenen voor het openen van onderhandelingen, doch niet verplicht is onderhandelingsrichtsnoeren te geven. Hoe dit ook zij, de Commissie meent zich aan de richtsnoeren van 1986 en 1993 te hebben gehouden. Het Framework Agreement leidt tot een liberalisatie van de bananenhandel, doordat het het tariefcontingent verhoogt en het vaste recht verlaagt. De verdragsluitende partijen beschouwden het Framework Agreement als een redelijke compensatie voor de deconsolidatie van het recht van 20 %. Het Framework Agreement is verder in overeenstemming met de kernbepalingen van verordening nr. 404/93 en niet in strijd met de fundamentele regels van het GATT, dat tariefcontingenten toestaat. Het Framework Agreement is het resultaat van twee parallel gevoerde onderhandelingen, te weten de algemene handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde en de specifieke procedure van artikel XXVIII van het GATT.

d) De machtiging om het Framework Agreement te ondertekenen

1. De Belgische en de Nederlandse regering delen de mening van de Duitse regering, dat de Raad de Commissie niet heeft gemachtigd het Framework Agreement te ondertekenen.

2. Volgens de Spaanse en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk, de Raad en de Commissie heeft de Raad besloten het Framework Agreement te ondertekenen.

De Spaanse regering verwijst naar het besluit van de Raad van 7 maart 1994 waarbij de Commissie wordt gemachtigd de Slotakte van de Uruguay-Ronde, mét het Framework Agreement in een van de Schedules, te ondertekenen. De latere wijziging van de Schedules is niet van invloed op dit besluit, aangezien tot de ondertekening van de Slotakte een aanbod kan worden gewijzigd wanneer het gaat om een verbetering van de toegang tot de markt.

Ook de Franse regering wijst erop, dat het Framework Agreement volledig en onlosmakelijk deel uitmaakt van de resultaten van de Uruguay-Ronde. De ondertekening door het betrokken lid van de Commissie is niet een ondertekening van een akkoord in de zin van het Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 inzake het verdragenrecht, doch enkel een parafering of ondertekening van het onderhandelingsprotocol.

De Franse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk erkennen, dat het Framework Agreement op 7 maart 1994 niet voorkwam onder de verbintenissen van de Gemeenschap. Op 15 april 1994, toen de Raad met eenparigheid van stemmen het besluit bevestigde om de Slotakte te ondertekenen, maakte de inhoud van het Framework Agreement deel uit van Schedule LXXX. Anders dan de Duitse regering stelt, zijn alle resultaten van de onderhandelingen onder de benaming „Framework Agreement on Bananas” opgenomen in de lijst van verbintenissen van de Gemeenschap.

Ook de Raad en de Commissie zeggen, dat het Framework Agreement deel uitmaakt van de resultaten van de Uruguay-Ronde. De opneming van de bepalingen van het Framework Agreement in Schedule LXXX is geen declaratieve weergave van een afzonderlijk akkoord, maar legt de verbintenissen van de Gemeenschap vast. Zoals blijkt uit de notulen van de Raadsvergadering van 7 maart 1994, heeft de Raad machtiging verleend voor de ondertekening van de Slotakte van de Uruguay-Ronde, wel wetend dat de op die datum bestaande juridische teksten niet definitief waren en dat verdere onderhandelingen nodig waren, in het bijzonder wat de verbintenissen van de Gemeenschap betreft.

Vanuit die optiek zijn op 11 en 14 april 1994 te Marrakech vergaderingen belegd van het bijzondere comité artikel 113 van het Verdrag. Tijdens zijn vergadering van 15 april heeft de Raad met eenparigheid van stemmen impliciet zijn besluit bevestigd, alle resultaten van de Uruguay-Ronde in de op die datum bestaande versie te ondertekenen, daaronder begrepen het Framework Agreement, dat deel uitmaakte van Schedule LXXX. De in de notulen opgenomen verklaringen van bepaalde nationale delegaties kunnen niet van invloed zijn op de wettigheid van de ondertekening van de Slotakte door de Raad op 15 april 1994.

e) De verenigbaarheid van het Framework Agreement met het Verdrag

De Spaanse en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk, alsmede de Raad en de Commissie wijzen erop, dat de door de Duitse regering aangevoerde bezwaren grotendeels samenvallen met die welke door het Hof in het arrest Duitsland/Raad, reeds aangehaald, van de hand zijn gewezen.

Het stelsel van uitvoerlicenties is bedoeld om de exporterende staten in staat te stellen hun marktaandeel in de Gemeenschap te behouden. Dat de marktdeelnemers van categorie B niet onder die regeling vallen, vindt zijn verklaring hierin, dat die importeurs van communautaire en traditionele ACS-bananen zich op de markten van die derde landen in een andere positie bevinden dan de traditionele importeurs van bananen uit derde landen.

Stellingname van het Hof

1 De verschillende etappes van de onderhavige procedure, zoals deze blijken uit de toelichting op het verzoek om advies, worden ín het kort geschetst.

2 Op 28 en 29 maart 1994 is door het lid van de Commissie, bevoegd voor landbouwaangelegenheden en plattelandsontwikkeling, en de ambassadeur van Colombia de „Agreed outcome of the negotiations between Colombia, Costa Rica, Nicaragua, Venezuela and the European Community on the EC's import regime for bananas” ondertekend, waaraan als bijlage het Framework Agreement on Bananas is gehecht.

3 Het verzoek om advies is door de Bondsrepubliek Duitsland ingediend op 25 juli 1994.

4 Zoals blijkt uit de in de toelichting bij het verzoek om advies uiteengezette feiten, zijn de punten 1 en 7 van dit Agreement, betreffende de vaststelling van een invoercontingent, een onderdeel van Schedule LXXX, waarin de voorstellen van de Gemeenschap in het kader van de Uruguay-Ronde zijn opgenomen. In een bijlage bij deze Schedule LXXX wordt het Framework Agreement weergegeven.

5 Op 15 april 1994 heeft de Raad, in weerwil van de door bepaalde Lid-Staten geformuleerde voorbehouden betreffende de opneming van het Framework Agreement in de voorstellen van de Gemeenschap, besloten de Slotakte van de Uruguay-Ronde te ondertekenen.

6 Op 22 december 1994 heeft de Raad besluit 94/800/EG betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheden vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten vastgesteld.

7 De overeenkomsten van de Uruguay-Ronde, met inbegrip van de bijlagen waarin de verbintenissen van de Gemeenschap met betrekking tot de invoer van bananen zijn opgenomen, zijn in werking getreden op 1 januari 1995.

8 Uit het feit dat het Framework Agreement in een bijlage bij Schedule LXXX van de Slotakte is opgenomen, blijkt dat het juridisch een integraal onderdeel uitmaakt van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde voortvloeiende overeenkomsten, en dat het te zamen met deze overeenkomsten is gesloten, nadat het onderhavige verzoek om advies bij het Hof is ingediend.

9 Voor de vraag of er onder deze omstandigheden voor het Hof termen aanwezig zijn om uitspraak te doen op het bij hem ingediende verzoek om advies, moeten de bepalingen en het doel van artikel 228, lid 6, EG-Verdrag worden onderzocht.

10 Volgens artikel 228, lid 6, kunnen de Raad, de Commissie of een Lid-Staat het advies van het Hof van Justitie inwinnen over de verenigbaarheid van een beoogd akkoord met de bepalingen van dit Verdrag.

11 Uit de bewoordingen van de eerste volzin van deze bepaling blijkt niet of het volstaat dat het akkoord beoogd wordt op het moment van indiening van het verzoek om advies, dan wel of het nog steeds dit karakter moet hebben op het moment waarop het Hof zijn advies uitbrengt.

12 In de tweede volzin van artikel 228, lid 6, wordt evenwel bepaald dat een akkoord waarover door het Hof van Justitie een afwijzend advies is uitgebracht, slecht in werking kan treden onder de voorwaarden welke zijn vastgesteld bij artikel N van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat betrekking heeft op de herziening van het Verdrag.

13 Het zou derhalve in strijd zijn met de interne logica van artikel 228, lid 6, om aan te nemen dat er voor het Hof termen aanwezig zijn om uitspraak te doen over de verenigbaarheid van een akkoord dat reeds gesloten is, aangezien het eventuele afwijzende advies niet het in deze bepaling voorziene rechtsgevolg zou hebben.

14 Gelijk het Hof heeft overwogen in zijn advies 1/94 van 15 november 1994 (Jurispr. 1994, blz. I-5267), kan het Hof tot het moment waarop de Gemeenschap definitief erin toestemt door het akkoord te worden gebonden, te allen tijde om advies worden verzocht. In punt 12 heeft het Hof eveneens gepreciseerd, dat zolang van die toestemming geen sprake is, het akkoord een beoogd akkoord blijft.

15 Deze beoordeling is ook in overeenstemming met het doel van de adviesprocedure.

16 Zoals het Hof heeft overwogen in advies 1/75 van 11 november 1975 (Jurispr. 1975, blz. 1355), heeft artikel 228, lid 6, ten doel complicaties als gevolg van rechtsgedingen ter zake van de verenigbaarheid met het Verdrag van internationale, de Gemeenschap bindende akkoorden te voorkomen.

17 In dit advies heeft het Hof verder opgemerkt, dat een rechterlijke beslissing waarin eventueel wordt vastgesteld dat een dergelijk akkoord, hetzij naar inhoud, hetzij wegens de procedure voor het afsluiten ervan, onverenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag, niet alleen op communautair gebied, maar ook op dat van de internationale betrekkingen zeker ernstige moeilijkheden zou opleveren en alle betrokken partijen, met inbegrip van de derde landen, schade zou kunnen toebrengen.

18 Om dergelijke complicaties te voorkomen is in het Verdrag de uitzonderlijke procedure van voorafgaand advies van het Hof van Justitie voorzien, opdat vóór het sluiten van het akkoord wordt onderzocht of het verenigbaar is met het Verdrag.

19 Het preventieve doel van artikel 228, lid 6, van het Verdrag kan niet meer worden bereikt, indien het Hof zich uitspreekt over een akkoord dat reeds gesloten is.

20 Niet kan worden gesteld dat met deze uitlegging afbreuk wordt gedaan aan de rechtsbescherming van de instelling of de Lid-Staat die om advies heeft verzocht op een tijdstip waarop het akkoord nog niet was gesloten.

21 De procedure van artikel 228, lid 6, van het Verdrag beoogt namelijk primair, zoals reeds is verklaard, moeilijkheden als gevolg van de onverenigbaarheid van internationale, voor de Gemeenschap bindende akkoorden met het Verdrag te voorkomen en niet om de belangen of rechten van de Lid-Staat of de gemeenschapsinstelling van wie het verzoek om advies afkomstig is, te beschermen.

22 In elk geval beschikt de Lid-Staat of de gemeenschapsinstelling die om advies heeft verzocht, over de mogelijkheid om beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen het besluit van de Raad om het akkoord te sluiten, alsmede over de mogelijkheid om in dat kader in een procedure in kort geding om voorlopige maatregelen te verzoeken.

23 Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om advies zonder voorwerp is geraakt, daar het Framework Agreement on Bananas, dat is opgenomen in de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten, tegelijk met deze overeenkomsten is gesloten nadat het verzoek om advies bij het Hof is ingediend, zodat op het verzoek om advies niet behoeft te worden geantwoord.

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, C. N. Kakouris, D. A. O. Edward en G. Hirsch, kamerpresidenten, G. F. Mancini, F. A. Schockweiler (rapporteur), J. C. Moitinho de Almeida, P. J. G. Kapteyn, C. Gulmann, J. L. Murray, P. Jann, H. Ragnemalm en L. Sevón, rechters,

na G. Tesauro, eerste advocaat-generaal, C. O. Lenz, F. G. Jacobs, A. La Pergola, G. Cosmas, P. Léger, M. B. Elmer, N. Fennelly en D. Ruiz-Jarabo Colomer, advocaten-generaal, te hebben gehoord,

brengt het volgende advies uit:

Het verzoek om advies behoeft niet te worden beantwoord.

Rodríguez Iglesias

Kakouris

Edward

Hirsch

Mancini

Schockweiler

Moitinho de Almeida

Kapteyn

Gulmann

Murray

Jann

Ragnemalm

Sevón

Luxemburg, 13 december 1995.

De griffier

R. Grass

De president

G. C. Rodríguez Iglesias