Home

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 28 SEPTEMBER 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 90/167/EEG - VOORWAARDEN VOOR DE BEREIDING, HET IN DE HANDEL BRENGEN EN HET GEBRUIK VAN DIERVOEDERS MET MEDICINALE WERKING IN DE GEMEENSCHAP. - ZAAK C-65/94.

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 28 SEPTEMBER 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 90/167/EEG - VOORWAARDEN VOOR DE BEREIDING, HET IN DE HANDEL BRENGEN EN HET GEBRUIK VAN DIERVOEDERS MET MEDICINALE WERKING IN DE GEMEENSCHAP. - ZAAK C-65/94.

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 28 SEPTEMBER 1994. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK BELGIE. - NIET-NAKOMING - RICHTLIJN 90/167/EEG - VOORWAARDEN VOOR DE BEREIDING, HET IN DE HANDEL BRENGEN EN HET GEBRUIK VAN DIERVOEDERS MET MEDICINALE WERKING IN DE GEMEENSCHAP. - ZAAK C-65/94.

Jurisprudentie 1994 bladzijde I-04627


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum


++++

Lid-Staten ° Verplichtingen ° Niet-nakoming ° Niet-nakoming van specifieke uit richtlijn voortvloeiende verplichtingen en niet-nakoming van uit artikel 5 EEG-Verdrag voortvloeiende algemene verplichting

(EEG-Verdrag, art. 5 en 169)


Wanneer een Lid-Staat de specifieke uit een richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, behoeft niet te worden onderzocht, of hij daardoor ook de krachtens artikel 5 van het Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.


In zaak C-65/94,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur G. Rozet als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk België, vertegenwoordigd door J. Devadder, bestuursdirecteur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Belgische ambassade, Rue des Girondins 4,

verweerder,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking in de Gemeenschap (PB 1990, L 92, blz. 42), met uitzondering van artikel 11, lid 2, daarvan, en/of door deze niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 15 van die richtlijn en de artikelen 5 en 189 EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: G. F. Mancini, kamerpresident, M. Diez de Velasco, C. N. Kakouris, F. A. Schockweiler en P. J. G. Kapteyn (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: M. Darmon

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 juli 1994,

het navolgende

Arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 15 februari 1994, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking in de Gemeenschap (PB 1990, L 92, blz. 42), met uitzondering van artikel 11, lid 2, daarvan, en/of door deze niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 15 van die richtlijn en de artikelen 5 en 189 EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Artikel 15 van de richtlijn bepaalt:

"De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om te voldoen:

° aan de eisen bedoeld in artikel 11, lid 2, op de datum waarop zij zullen moeten voldoen aan de communautaire voorschriften betreffende de bescherming van diervoeders tegen ziekteverwekkers, doch uiterlijk op 31 december 1992,

° vóór 1 oktober 1991, aan de andere bepalingen van deze richtlijn.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis."

3 De Belgische regering betwist niet, dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is omgezet. Zij verklaart enkel, dat een ontwerp van koninklijk besluit wordt voorbereid en daarover tussen de betrokken ministeries overleg wordt gepleegd.

4 Aangezien de omzetting derhalve niet binnen de in artikel 15 van de richtlijn gestelde termijn heeft plaatsgevonden, moet de dienaangaande door de Commissie gestelde niet-nakoming worden vastgesteld.

5 Daar het Koninkrijk België zijn specifieke uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, behoeft niet te worden onderzocht, of het daardoor ook de krachtens artikel 5 van het Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen (zie arresten van 19 februari 1991, zaak C-374/89, Commissie/België, Jurispr. 1991, blz. I-367, en 13 oktober 1993, zaak C-378/92, Commissie/Spanje, Jurispr. 1993, blz. I-5095).

6 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat het Koninkrijk België, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking in de Gemeenschap, met uitzondering van artikel 11, lid 2, daarvan, en/of door deze niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 15 van die richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.


Kosten

7 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien het Koninkrijk België in het ongelijk is gesteld, moet het in de kosten worden verwezen.


HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer)

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn voor het volgen van richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking in de Gemeenschap, met uitzondering van artikel 11, lid 2, daarvan, en/of door deze niet aan de Commissie mee te delen, is het Koninkrijk België de krachtens artikel 15 van die richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Het Koninkrijk België wordt verwezen in de kosten van de procedure.