Home

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 24 maart 1998.

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 24 maart 1998.

3 Uit de bepalingen van de artikelen 17, eerste alinea, en 46, eerste alinea, van 's Hofs Statuut volgt, dat in een geding voor het Gerecht de gemeenschapsinstellingen vrij zijn om gebruik te maken van de bijstand van een advocaat, en dat het honorarium behoort tot de in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, die luidens artikel 91, sub b, van het Reglement voor de procesvoering als invorderbare kosten worden aangemerkt.

4 De gemeenschapsrechter is niet bevoegd, de door de partijen aan hun eigen advocaten verschuldigde honoraria te begroten, maar wel het bedrag te bepalen ten belope waarvan die honoraria op de in de kosten verwezen partij kunnen worden verhaald. Omdat een tariefregeling in het gemeenschapsrecht ontbreekt, moet het Gerecht de gegevens van de zaak vrijelijk beoordelen, daarbij rekening houdend met het onderwerp en de aard van het geschil, het belang ervan vanuit het oogpunt van het gemeenschapsrecht, de moeilijkheid van de zaak, de hoeveelheid werk die de gemachtigden of de raadslieden aan de contentieuze procedure kunnen hebben gehad, en het economisch belang van het geschil voor de partijen.

1 Procedure - Kosten - Invorderbare kosten - Begrip - Door partijen gemaakte noodzakelijke kosten - Advocatenkosten van gemeenschapsinstellingen

('s Hofs Statuut-EG, art. 17, eerste alinea, en 46, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 91, sub b)

2 Procedure - Kosten - Begroting - Invorderbare kosten - Begrip - In aanmerking te nemen factoren

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 91, sub b, en 92, lid 1)