Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 juni 1996.

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 juni 1996.

1 Bij beschikking van 16 maart 1995, ingekomen bij het Hof op 10 april daaraanvolgend, heeft het Bundesfinanzhof het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2505/92 van de Commissie van 14 juli 1992 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1992, L 267, blz. 1).

2 Die vragen zijn gerezen in een geding tussen de vennootschap VOBIS Microcomputer (hierna: "VOBIS") en de Oberfinanzdirektion Muenchen over de tariefindeling van een "computerbehuizing met ingebouwde floppy-diskdrives (compact)". Dit produkt is een basismoduul (ongeveer 27 x 41 x 15 cm groot en bijna 8,1 kg zwaar) voor de digitale verwerkingseenheid van een automatische gegevensverwerkende machine en bevat in een metalen behuizing instellings- en bedieningselementen, een stroomvoorziening, twee diskdrives, evenals aansluitkabels (hierna: de "basismoduul").

3 Onderverdeling 8473 30 90 van de gecombineerde tariefnomenclatuur luidt als volgt:

"8473 Delen en toebehoren (...) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472:

(...)

8473 30 ° delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471:

(...)

8473 30 90 ° ° andere"

4 Verder luidt onderverdeling 8471 93 59, die deel uitmaakt van hoofdstuk 84 van afdeling XVI van de gecombineerde nomenclatuur, als volgt:

"8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:

(...)

8471 93 ° ° geheugeneenheden, ook indien aangeboden met de rest van een systeem:

(...)

8471 93 40 ° ° ° ° ° schijvengeheugeneenheden

(...)

8471 93 59 ° ° ° ° ° ° andere"

5 Aantekening 5 op hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur luidt als volgt:

"5.A. Voor de toepassing van post 8471 wordt onder 'automatische gegevensverwerkende machines' verstaan:

a) digitale machines, die:

1. het verwerkingsprogramma of de verwerkingsprogramma' s en ten minste de gegevens die voor de uitvoering van dit programma of deze programma' s onmiddellijk noodzakelijk zijn, kunnen opslaan;

2. vrij kunnen worden geprogrammeerd overeenkomstig de behoeften van de gebruiker;

3. door de gebruiker te bepalen rekenkundige bewerkingen kunnen uitvoeren;

4. zonder menselijke tussenkomst een verwerkingsprogramma kunnen uitvoeren, waarbij zij in staat moeten zijn de uitvoering van het programma gedurende het verwerkingsverloop door logische beslissing te wijzigen;

(...)

B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen als apparatuur, bestaande uit een variabel aantal zich in afzonderlijke omhullingen bevindende eenheden die deel uitmaken van het systeem. Een eenheid wordt als een deel van de complete apparatuur aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:

a) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van één of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten;

b) zij moet speciaal zijn ontworpen om van een dergelijk systeem deel uit te maken (zij moet, tenzij het een gestabiliseerde voedingseenheid betreft, bij voorbeeld in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm ° code of signalen ° die bruikbaar is voor het systeem).

Dergelijke afzonderlijk aangeboden eenheden worden eveneens onder post 8471 ingedeeld.

Machines die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt en een eigen functie vervullen, worden niet onder post 8471 ingedeeld. Dergelijke machines worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost."

6 Ten slotte bepalen de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur:

"(...)

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2 b), of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3 a), worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

(...)"

7 VOBIS, een vennootschap naar Duits recht, voerde de basismoduul in Duitsland in en bracht daarin bijkomende eenheden onder om deze uit te bouwen tot een digitale gegevensverwerkende machine.

8 Op 13 januari 1993 verstrekte de Oberfinanzdirektion Muenchen aan VOBIS een bindende tariefinlichting, waarbij de basismoduul onder postonderverdeling 8473 30 90 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief werd ingedeeld.

9 Nadat haar tegen deze indeling ingediend bezwaarschrift was afgewezen, stelde VOBIS beroep in bij het Finanzgericht. Haars inziens viel de basismoduul onder postonderverdeling 8471 93 59 als "geheugeneenheid", aangezien hij zelfs als bestanddeel van een compact apparaat voldoet aan de criteria voor een "eenheid", zoals omschreven in aantekening 5 B op hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur.

10 Het Finanzgericht verwierp het beroep, enerzijds op grond dat de basismoduul moest worden ingedeeld als "deel" van een nog te bouwen gegevensverwerkende machine en niet als een volledig afgewerkte diskdrive en anderzijds dat het in de eerste plaats ging om een behuizing waarin reeds delen van een gegevensverwerkende machine aanwezig waren. VOBIS diende tegen deze uitspraak een verzoek tot "Revision" in bij het Bundesfinanzhof.

11 Van oordeel dat het geschil vragen van uitlegging van het gemeenschapsrecht deed rijzen, heeft het Bundesfinanzhof besloten het Hof van Justitie de volgende prejudiciële vragen te stellen:

"1) Dient het gemeenschappelijk douanetarief ° gecombineerde nomenclatuur 1993 ° aldus te worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives ° zoals uitvoeriger beschreven in de motivering °, met het oog op de daarin opgenomen diskdrives rechtstreeks of door toepassing van algemene regel 3 b als 'geheugeneenheid' moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59?

2) Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, volgt dan uit de uitlegging van het douanetarief, dat een produkt van de hierboven omschreven aard als 'deel' (van een gegevensverwerkende machine) onder postonderverdeling 8473 30 90 moet worden ingedeeld?"

12 Met zijn eerste vraag wenst het Bundesfinanzhof in wezen te vernemen, of de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening nr. 2505/92 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening nr. 2658/87, aldus moet worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives, wegens de daarin opgenomen diskdrives als "geheugeneenheid" moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59.

13 Volgens vaste rechtspraak moet in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post van het gemeenschappelijk douanetarief en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven. Het is eveneens vaste rechtspraak, dat bij de uitlegging van het gemeenschappelijk douanetarief zowel de aantekeningen op de hoofdstukken hiervan als de toelichtingen bij de nomenclatuur van de Internationale Douaneraad belangrijke middelen vormen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit tarief en derhalve als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd (arrest van 17 oktober 1995, gevoegde zaken C-59/94 en C-64/94, Pardo & Fils en Camecas, Jurispr. 1995, blz. I-3159, r.o. 10).

14 In casu omvat post 8471 blijkens de tekst ervan automatische gegevensverwerkende machines en hun eenheden. De eenheden, bedoeld in postonderverdeling 8471 93, zijn de geheugeneenheden, ook indien aangeboden met de rest van een systeem. De daaropvolgende postonderverdelingen geven een korte opsomming van de verschillende soorten geheugeneenheden, inclusief de geheugeneenheden met optische of "andere" schijven.

15 Blijkens het dossier mist de basismoduul de stukken die nodig zijn om te kunnen functioneren als centrale verwerkingseenheid die het kenmerkende deel is van de bij post 8471 bedoelde automatische gegevensverwerkende machines, zoals omschreven bij aantekening 5 A op hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur. Bijgevolg moet de basismoduul niet als een complete of niet-complete automatische gegevensverwerkende machine in de zin van deze post worden ingedeeld.

16 Thans is dus de vraag, of de basismoduul voldoet aan de voorwaarden voor een "eenheid", zoals deze is omschreven in aantekening 5 B op hoofdstuk 84 van de gecombineerde nomenclatuur. Blijkens de tekst van deze aantekening maakt een eenheid deel uit van een compleet systeem van automatische gegevensverwerkende machines, indien zij aan twee voorwaarden voldoet; enerzijds moet zij, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van één of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en anderzijds moet zij speciaal zijn ontworpen om van een dergelijk systeem deel uit te maken.

17 De basismoduul, bedoeld in het hoofdgeding, voldoet niet aan deze voorwaarden. Hij moet namelijk niet op een centrale verwerkingseenheid worden aangesloten, doch deze laatste moet in de basismoduul worden ingebouwd.

18 Vast staat evenwel dat de diskdrives in de modules op zich als schijvengeheugeneenheden zouden worden beschouwd en dat zij, aangezien zij niet optisch zijn, niet vallen onder onderverdeling 8471 93 59 "schijvengeheugeneenheden: andere". Ook staat vast dat elk van de delen waaruit de basismoduul bestaat, zoals de stroomvoorziening, als zodanig onder postonderverdeling 8471 99 90 "andere: andere" of onder postonderverdeling 8473 30 90 "delen en toebehoren van de machines bedoeld bij post 8471: andere" moet worden ingedeeld.

19 Wanneer, zoals in casu, het betrokken goed vatbaar is voor indeling onder twee onderverdelingen zonder dat algemene regel 3 a van toepassing is, bepaalt algemene regel 3 b, dat de indeling van produkten die zijn samengesteld uit de samenvoeging van verschillende goederen, afhangt van de stof of het goed waaraan zij hun wezenlijk karakter ontlenen.

20 De toepasselijkheid van deze regel op de onderhavige zaak wordt bevestigd door punt 3 b, IX, van de toelichtingen op het geharmoniseerde systeem. Ofschoon de samenstellende delen van de basismoduul scheidbaar zijn, voldoet de moduul, als een werk dat is vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, aan de vereisten van dit punt. Deze delen zijn immers aan elkaar aangepast en zijn onderling elkaars complementen aangezien zij door samenvoeging een geheel vormen waarvan de delen gewoonlijk niet afzonderlijk kunnen worden verkocht.

21 Bijgevolg moet worden onderzocht, wat het wezenlijke karakter van de basismoduul is. Volgens de toelichting op het geharmoniseerde systeem betreffende punt 3 b, VIII, kunnen de goederen hun wezenlijk karakter met name ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, ofwel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt.

22 Zoals de advocaat-generaal in punt 14 van zijn conclusie opmerkt, leveren alleen de waarde en de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt, in casu relevante criteria op.

23 Aangezien de basismoduul bestemd is voor de automatische gegevensverwerking, zij enerzijds vastgesteld, dat hij zijn wezenlijk karakter aan de twee diskdrives ontleent en anderzijds dat de metalen behuizing, de instellings- en bedieningselementen, de stroomvoorziening en de aansluitkabels slechts van ondergeschikt belang zijn.

24 De basismoduul moet dus evenals de twee diskdrives onder postonderverdeling 8471 93 59 worden ingedeeld.

25 Op de eerste vraag moet dus worden geantwoord, dat de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening nr. 2505/92 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening nr. 2658/87, aldus moet worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives, wegens de daarin opgenomen diskdrives met toepassing van algemene regel 3 b voor de interpretatie van de gecombineerde tariefnomenclatuur als "geheugeneenheid" moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59.

26 Gelet op het antwoord op de eerste vraag, behoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesfinanzhof bij beschikking van 16 maart 1995 gestelde vragen, verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2505/92 van de Commissie van 14 juli 1992 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, moet aldus worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives, wegens de daarin opgenomen diskdrives met toepassing van algemene regel 3 b voor de interpretatie van de gecombineerde tariefnomenclatuur als "geheugeneenheid" moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59.

De gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening nr. 2505/92 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening nr. 2658/87, moet aldus worden uitgelegd, dat een basismoduul, uitgerust om tot een gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit een behuizing met voornamelijk twee diskdrives, wegens de daarin opgenomen diskdrives met toepassing van algemene regel 3 b voor de interpretatie van de gecombineerde tariefnomenclatuur als "geheugeneenheid" moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8471 93 59. De diskdrives die aan een dergelijke voor gegevensverwerking bestemde basismoduul zijn wezenlijk karakter geven, vallen namelijk wegens hun kenmerken onder deze postonderverdeling.

++++

Gemeenschappelijk douanetarief ° Tariefposten ° Basismoduul, uitgerust om tot gegevensverwerkende machine te worden uitgebouwd en bestaande uit behuizing met voornamelijk twee diskdrives ° Indeling onder postonderverdeling 8471 93 59 van gecombineerde nomenclatuur

Kosten

27 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-121/95,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding tussen

VOBIS Microcomputer AG

en

Oberfinanzdirektion Muenchen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals deze voortvloeit uit de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2505/92 van de Commissie van 14 juli 1992 tot wijziging van de bijlagen I en II bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1992, L 267, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward (rapporteur), kamerpresident, P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: C. O. Lenz

griffier: R. Grass

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

° VOBIS Microcomputer AG, vertegenwoordigd door H. Columbus, fiscaal adviseur (Steuerberater) te Handorf,

° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. Schmidt, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door H.-J. Rabe, advocaat te Hamburg,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 maart 1996,

het navolgende

Arrest