Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 18 december 1997.

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 18 december 1997.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 23 november 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen, dat het Koninkrijk Spanje, de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen noch in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/371/EEG van de Raad van 20 juni 1991 inzake de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB 1991, L 205, blz. 48; hierna: "richtlijn"), of, subsidiair, door de Commissie niet van deze bepalingen in kennis te stellen.

2 Artikel 1, eerste alinea, van de richtlijn bepaalt, dat de Lid-Staten hun nationale bepalingen binnen een termijn van 24 maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn, in overeenstemming brengen met de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat (hierna: "overeenkomst"), en dat zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

3 Daar de Commissie geen kennisgeving had ontvangen van de bepalingen die het Koninkrijk Spanje had vastgesteld om aan de richtlijn te voldoen, maande zij bij brief van 5 oktober 1993 het Koninkrijk Spanje aan om binnen een termijn van twee maanden zijn opmerkingen te maken.

4 Toen de Commissie niets vernam dat de conclusie wettigde, dat het Koninkrijk Spanje aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen had voldaan, deed zij het Koninkrijk Spanje op 31 oktober 1994 een met redenen omkleed advies toekomen met het verzoek, de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden aan dit advies te voldoen.

5 Bij brief van 18 januari 1995 gaven de Spaanse autoriteiten te kennen, dat de nodige maatregelen om aan de richtlijn te voldoen, in voorbereiding waren.

6 Nog steeds zonder enig bericht waaruit kon worden opgemaakt, dat het Koninkrijk Spanje aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen had voldaan of op het punt stond dit te doen, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

7 Om te beginnen zij erop gewezen dat, zoals uit het verzoekschrift en de mondelinge opmerkingen van de Commissie blijkt, het onderhavige beroep betrekking heeft op de niet tijdige omzetting van de richtlijn of, subsidiair, op de niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen.

8 Vervolgens zij opgemerkt, dat het Koninkrijk Spanje de hem verweten niet-nakoming betwist en betoogt, dat om uit te maken of de richtlijn al dan niet is omgezet, niet alleen een onderzoek vereist is van Ley 30/1995, de Ordenación y Supervisión de los Seguros Privados van 8 november 1995 (wet inzake de organisatie van en het toezicht op particuliere verzekeringen, BOE nr. 268 van 9 november 1995, blz. 32480, hierna: "wet nr. 30/1995"), waarbij de inhoud van de richtlijn in Spaans recht wordt omgezet, en inzonderheid van de zestiende aanvullende bepaling van deze wet waarin regels worden gesteld betreffende de Zwitserse verzekeringsondernemingen, maar ook van artikel 87 van wet nr. 30/1995, artikel 9 van het Reglamento de Ordenación del Seguro Privado (reglement inzake de organisatie van de particuliere verzekering), dat is goedgekeurd bij Real Decreto nr. 1348/85 van 1 augustus 1985 (BOE nr. 185 van 3 augustus 1985) en waarvan de met wet nr. 30/1995 verenigbare bepalingen van kracht blijven, en het Protocol betreffende de samenwerking van de toezichthoudende autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen bij de overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche.

9 De Commissie verklaart in repliek, dat de Spaanse wetgever in de zestiende aanvullende bepaling van wet nr. 30/1995 enkel heeft bepaald, dat de artikelen 87, 88 en 89 van die wet, die betrekking hebben op de activiteiten in Spanje van verzekeringsondernemingen die hun zetel in derde landen hebben, niet van toepassing zijn op de Zwitserse ondernemingen. Die omzetting die niet alleen tardief maar ook onvolledig is, is tot stand gebracht door middel van een twijfelachtig wettelijk instrument en is ontoereikend, omdat zij geen rekening houdt met het eigen systeem van de overeenkomst.

10 Dienaangaande stelt de Commissie, dat de in de artikelen 87, 88 en 89 van wet nr. 30/1995 neergelegde algemene regeling voor ondernemingen die hun zetel in een derde land hebben, nog steeds van toepassing is, met uitzondering van de gevallen, geregeld in de zestiende aanvullende bepaling (volgens welke deze artikelen niet van toepassing zijn op de Zwitserse ondernemingen), waaruit blijkt dat de omzettingsmaatregelen een beperkte strekking hebben, aangezien zij niet alles dekken dat is bepaald in de artikelen 11, 12, 13 en 14 van de overeenkomst: in deze artikelen worden de voorwaarden voor de toekenning van de administratieve vergunning alsmede de procedure op grond waarvan de verzekeringsondernemingen hun bedrijf in Spanje kunnen uitoefenen, geregeld.

11 Wat in de eerste plaats de bepalingen van de richtlijn betreft die volgens het Koninkrijk Spanje bij wet nr. 30/1995 zouden zijn omgezet, zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, moet worden beoordeeld naar de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening kan houden (zie met name arrest van 17 september 1996, zaak C-289/94, Commissie/Italië, Jurispr. 1996, blz. I-4405, r.o. 20).

12 In casu is wet nr. 30/1995 vastgesteld na het verstrijken van de bij het met redenen omkleed advies gestelde termijn, zodat het Hof daarmee geen rekening kan houden. Er moet dus van worden uitgegaan, dat de artikelen van de overeenkomst, waarvan de omzetting volgens het Koninkrijk Spanje bij wet nr. 30/1995 zou hebben plaatsgevonden, niet zijn omgezet.

13 Wat in de tweede plaats de bepalingen van de richtlijn betreft, die volgens het Koninkrijk Spanje zijn omgezet bij voorschriften die vóór de door de Commissie gestelde termijn van kracht waren, moet worden geconstateerd dat, zoals laatstgenoemde terecht heeft opgemerkt, in casu een positieve omzettingshandeling moet worden vastgesteld, daar artikel 1, tweede alinea, van de richtlijn de Lid-Staten uitdrukkelijk verplicht, ervoor te zorgen dat naar de richtlijn wordt verwezen in de bepalingen tot omzetting van de richtlijn of bij de officiële bekendmaking van deze bepalingen (zie in die zin arrest van 27 november 1997, zaak C-137/96, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1997, blz. I-0000, r.o. 8). De door het Koninkrijk Spanje aangevoerde voorschriften die in rechtsoverweging 8 van dit arrest zijn vermeld, voldoen niet aan deze voorwaarde.

14 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat het Koninkrijk Spanje, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan de richtlijn te voldoen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/371/EEG van de Raad van 20 juni 1991 inzake de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, is het Koninkrijk Spanje de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.

Kosten

15 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover zulks is gevorderd. De Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van het Koninkrijk Spanje in de kosten. Aangezien het Koninkrijk Spanje in het ongelijk is gesteld, dient het in de kosten te worden verwezen.

In zaak C-360/95,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D. Gouloussis, juridisch adviseur, en B. Vilá Costa, ter beschikking van de juridische dienst van de Commissie gesteld nationaal ambtenaar, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door A. J. Navarro González, directeur-generaal Coördinatie juridische en institutionele aangelegenheden van de Gemeenschappen, en R. Silva de Lapuerta, abogado del Estado voor het Hof van Justitie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Spaanse ambassade, Boulevard E. Servais 4-6,

verweerder,

betreffende een verzoek om vast te stellen, dat het Koninkrijk Spanje, de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen noch in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 91/371/EEG van de Raad van 20 juni 1991 inzake de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB 1991, L 205, blz. 45), of, subsidiair, door de Commissie niet van deze bepalingen in kennis te stellen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, M. Wathelet, J. C. Moitinho de Almeida (rapporteur), P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: A. La Pergola

griffier: L. Hewlett, administrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 15 mei 1997,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 juni 1997,

het navolgende

Arrest