Arrest
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 23 november 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen, dat het Koninkrijk Spanje de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen noch in werking te doen treden, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB 1992, L 228, blz. 1; hierna: „richtlijn”), of, subsidiair, door de Commissie niet van deze bepalingen in kennis te stellen.
2 Volgens artikel 57 van de richtlijn stellen de Lid-Staten uiterlijk op 31 december 1993 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en stellen zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
3 Daar de Commissie geen kennisgeving had ontvangen van de bepalingen die het Koninkrijk Spanje had vastgesteld om aan de richtlijn te voldoen, maande zij bij brief van 10 februari 1994 het Koninkrijk Spanje aan om binnen een termijn van twee maanden zijn opmerkingen te maken.
4 Toen de Commissie verder niets vernam dat de conclusie wettigde, dat het Koninkrijk Spanje aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen had voldaan, deed zij het Koninkrijk Spanje op 24 oktober 1994 een met redenen omkleed advies toekomen met het verzoek, de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden aan dit advies te voldoen.
5 Bij brief van 18 januari 1995 gaven de Spaanse autoriteiten te kennen, dat de nodige maatregelen om aan de richtlijn te voldoen, in voorbereiding waren.
6 Toen zij na deze brief nog steeds geen bericht had ontvangen waaruit kon worden opgemaakt, dat het Koninkrijk Spanje aan de uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen had voldaan, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.
7 Om te beginnen zij erop gewezen dat, zoals uit het verzoekschrift en de mondelinge opmerkingen van de Commissie blijkt, het onderhavige beroep betrekking heeft op de niet tijdige omzetting van de richtlijn of, subsidiair, op de niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen.
8 Vervolgens zij opgemerkt, dat het Koninkrijk Spanje de hem verweten niet-nakoming betwist en betoogt, dat om uit te maken of de richtlijn al dan niet is omgezet, niet alleen een onderzoek vereist is van Ley 30/1995 de Ordenación y Supervisión de los Seguros Privados van 8 november 1995 (wet inzake de organisatie van en het toezicht op particuliere verzekeringen, BOE nr. 268 van 9 november 1995, blz. 32480; hierna: „wet nr. 30/1995”), waarbij de inhoud van de richtlijn in Spaans recht wordt omgezet, maar ook van het Reglamento de Ordenación del Seguro Privado (reglement inzake de organisatie van de particuliere verzekering), dat is goedgekeurd bij Real Decreto nr. 1348/85 van 1 augustus 1985 (BOE nr. 185 van 3 augustus 1985), de Ley de Régimen Jurídico de las Administraciones Públicas y del Procedimiento Administrativo Común nr. 30/1992 van 26 november 1992 (wet tot regeling van de overheidsdiensten en de algemene administratieve procedure, BOE nr. 285 van 27 november 1992), waarnaar wet nr. 30/1995 verwijst, alsmede de Ley Reguladora de la Jurisdicción Contencioso Administrativa van 27 december 1956 (wet op de administratieve rechtspraak, BOE nr. 363 van 28 december 1956).
9 Het Koninkrijk Spanje betoogt voorts, dat met betrekking tot de artikelen 17, 21 en 22 van de richtlijn, betreffende de algemene verplichting tot vorming van technische voorzieningen, de activa die deze voorzieningen kunnen dekken en bepaalde regels met betrekking tot de diversificatie van deze activa, de Commissie inbreuk maakt op de overgangsregeling van artikel 50 van de richtlijn, dat luidt:
„Tot en met 31 december 1996 voor Spanje, en tot en met 31 december 1998 voor Griekenland en Portugal, geldt de volgende overgangsregeling voor overeenkomsten tot dekking van uitsluitend in een van deze Lid-Staten gelegen risico's, de in artikel 5, onder d, van Richtlijn 73/239/EEG omschreven risico's uitgezonderd:
-
(...)
-
het bedrag van de technische voorzieningen in verband met de in dit artikel bedoelde overeenkomsten wordt onder toezicht van de betrokken Lid-Staat vastgesteld volgens de regels die door die Lid-Staat zijn bepaald of, bij ontstentenis daarvan, volgens de overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn op zijn grondgebied gevestigde praktijken. De dekking van die voorzieningen door gelijkwaardige en congruente activa en de lokalisatie van die activa vinden onder toezicht van die Lid-Staat plaats volgens de regels of praktijken die in die Lid-Staat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn tot stand zijn gekomen.”
10 Het Koninkrijk Spanje leidt daaruit af, dat tot en met 31 december 1996 ter zake geen omzettingsverplichting bestond, en dat uitsluitend met betrekking tot de dekking van de technische voorzieningen door gelijkwaardige activa en de lokalisatie van die activa, de door hem vastgestelde regels of gevestigde praktijken overeenkomstig de richtlijn moeten worden vastgesteld of toegepast.
11 Het is voorts van mening, dat de bij de artikelen 18 en 23 van de richtlijn geregelde materie betrekking heeft op de technische voorzieningen, zodat daarop ook de overgangsregeling van artikel 50 van de richtlijn van toepassing is.
12 De Commissie stelt, dat wet nr. 30/1995 is aan te merken als een tardieve en gedeeltelijke omzetting van de richtlijn. Volgens haar zijn met name voor de artikelen 6, 7, 17, 18, 21 tot en met 24 en 56 van de richtlijn niet de vereiste omzettingsmaatregelen getroffen.
13 Wat in de eerste plaats de bepalingen van de richtlijn betreft die volgens het Koninkrijk Spanje bij wet nr. 30/1995 zouden zijn omgezet, zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, moet worden beoordeeld naar de situatie waarin de Lid-Staat zich bevond aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening kan houden (zie met name arrest van 17 september 1996, zaak C-289/94, Commissie/Italië, Jurispr. 1996, blz. I-4405, r. o. 20).
14 In casu is wet nr. 30/1995 vastgesteld na het verstrijken van de bij het met redenen omkleed advies gestelde termijn, zodat het Hof daarmee geen rekening kan houden. Er moet dus van worden uitgegaan, dat de artikelen van de richtlijn waarvan de omzetting volgens het Koninkrijk Spanje bij wet nr. 30/1995 zou hebben plaatsgevonden, niet binnen de gestelde termijn zijn omgezet.
15 Wat in de tweede plaats de bepalingen van de richtlijn betreft die volgens het Koninkrijk Spanje zijn omgezet bij voorschriften die vóór de door de Commissie gestelde termijn van kracht waren, moet worden geconstateerd dat, zoals laatstgenoemde terecht heeft opgemerkt, in casu een positieve omzettingshandeling moet worden vastgesteld, daar artikel 57, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn de Lid-Staten uitdrukkelijk verplicht, ervoor te zorgen dat naar de richtlijn wordt verwezen in de bepalingen tot omzetting van de richtlijn of bij de officiële bekendmaking van de bepalingen (zie in die zin arrest van 27 november 1997, zaak C-137/96, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1997, blz. I-6749, r. o. 8). De door het Koninkrijk Spanje aangevoerde voorschriften die in rechtsoverweging 8 van dit arrest zijn vermeld, voldoen niet aan deze voorwaarde.
16 Wat in de laatste plaats de bepalingen van de richtlijn betreft, die volgens het Koninkrijk Spanje onder de overgangsregeling van artikel 50 van de richtlijn zouden vallen, moet worden vastgesteld, dat, zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, die regeling slechts in het kader van de totale omzetting van de richtlijn en in overeenstemming met de richtlijn kan worden toegepast.
17 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat het Koninkrijk Spanje, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan de richtlijn te voldoen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Kosten
18 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover zulks is gevorderd. De Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van het Koninkrijk Spanje in de kosten. Aangezien het Koninkrijk Spanje op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, dient het in de kosten te worden verwezen.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 18 december 1997.
R. Grass
C. Gulmann