Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 november 1995.

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 november 1995.

1 Bij op 4 april 1995 ter griffie van het Hof ingeschreven verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB 1992, L 157, blz. 1; hierna: "richtlijn 92/33"), en aan richtlijn 92/34/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB 1992, L 157, blz. 10; hierna: "richtlijn 92/34"), de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Volgens de artikelen 25 van richtlijn 92/33 en 26 van richtlijn 92/34 moesten de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan de richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan in kennis stellen.

3 Daar zij geen kennisgeving had ontvangen van de door de Italiaanse Republiek vastgestelde maatregelen om aan die richtlijnen te voldoen, en over geen enkel ander element beschikte waaruit zij kon opmaken dat de Italiaanse Republiek haar verplichting de nodige bepalingen in werking te doen treden, was nagekomen, stelde de Commissie bij brief van 12 maart 1993 de Italiaanse regering overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag in de gelegenheid, binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen te maken.

4 Toen die brief onbeantwoord bleef, bracht de Commissie op 1 juni 1994 een met redenen omkleed advies uit, en verzocht zij de Italiaanse Republiek de nodige maatregelen te nemen om dit advies binnen twee maanden na kennisgeving ervan op te volgen.

5 In een brief van de permanente vertegenwoordiging van de Italiaanse Republiek van 20 september 1994 deelden de Italiaanse autoriteiten mee, dat overeenkomstig artikel 4 van wet nr. 146/94 (communautaire wet voor 1993) de procedures tot uitvoering van de richtlijnen 92/33 en 92/34 aan de gang waren. Toen de Commissie geen verdere kennisgevingen ontving, stelde zij het onderhavige beroep in.

6 In haar verzoekschrift herinnert de Commissie aan de artikelen 25 van richtlijn 92/33 en 26 van richtlijn 92/34 en aan de krachtens de artikelen 5, eerste alinea, en 189 EG-Verdrag op de Lid-Staten rustende verplichtingen. Zij stelt vast, dat de Italiaanse Republiek niet de nodige maatregelen heeft genomen om aan de eisen van de richtlijnen 92/33 en 92/34 te voldoen, en dus haar verplichtingen niet is nagekomen.

7 De Italiaanse Republiek voert aan, dat de regeling ter uitvoering van de betrokken richtlijnen ° overeenkomstig artikel 4 van wet nr. 146/94 ° is voorbereid door het Ministerie van Landbouw, voedselvoorziening en bosbouw, en voor advies omtrent de bevoegdheid aan de Consiglio di Stato is voorgelegd. Te verwachten is dus, dat de gemeenschapsregeling zeer binnenkort in Italiaans recht zal zijn omgezet.

8 De omzetting van de richtlijnen 92/33 en 92/34 heeft niet binnen de in die richtlijnen gestelde termijnen plaatsgevonden, zodat de in dit verband door de Commissie aangevoerde niet-nakoming gegrond is.

9 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijnen 92/33 en 92/34, de krachtens de artikelen 25 van richtlijn 92/33 en 26 van richtlijn 92/34 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, en aan richtlijn 92/34/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, is de Italiaanse Republiek de krachtens de artikelen 25 van richtlijn 92/33 en 26 van richtlijn 92/34 op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.

++++

Lid-Staten ° Verplichtingen ° Uitvoering van richtlijnen ° Niet-betwiste niet-nakoming

(EG-Verdrag, art. 169)

Kosten

10 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover zulks is gevorderd. De Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van de Italiaanse Republiek in de kosten van het geding. Aangezien de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

In zaak C-118/95,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur E. de March als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door professor U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door M. Fiorilli, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, Rue Marie-Adelaïde 5,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad (PB 1992, L 157, blz. 1), en aan richtlijn 92/34/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PB 1992, L 157, blz. 10), de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward, kamerpresident, J.-P. Puissochet, C. Gulmann, P. Jann en L. Sevón (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 oktober 1995,

het navolgende

Arrest