Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 24 oktober 1996.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 24 oktober 1996.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 16 oktober 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan

° richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (PB 1991, L 46, blz. 1),

° richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren (PB 1991, L 268, blz. 1),

° richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten (PB 1991, L 268, blz. 15), en

° richtlijn 92/48/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a-i, van richtlijn 91/493/EEG, van de minimale hygiënische voorschriften die van toepassing zijn op visserijprodukten die zijn verkregen aan boord van bepaalde vissersvaartuigen (PB 1992, L 187, blz. 41),

de krachtens deze richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Volgens artikel 29, lid 1, van richtlijn 91/67, artikel 15, eerste alinea, van richtlijn 91/492, artikel 18, eerste alinea, van richtlijn 91/493 en artikel 4, eerste alinea, van richtlijn 92/48 (hierna: "richtlijnen") moesten de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om vóór 1 januari 1993 aan deze richtlijnen te voldoen.

3 Daar de Commissie geen kennisgeving van de maatregelen tot omzetting van de richtlijnen had ontvangen en over geen enkel ander gegeven beschikte waaruit zij kon opmaken dat Ierland zijn verplichtingen was nagekomen, deed zij de Ierse regering op 12 maart 1993 een aanmaningsbrief toekomen.

4 Ierland beantwoordde deze aanmaningsbrief op 5 juli 1993 met de verklaring, dat de maatregelen tot omzetting van de richtlijnen in voorbereiding waren en dat zij hoopte, dat de richtlijnen binnenkort zouden worden uitgevoerd.

5 Van mening dat Ierland zich niet naar haar aanmaningsbrief had gevoegd, bracht de Commissie op 4 mei 1994 een met redenen omkleed advies uit, waarin zij Ierland verzocht, de nodige maatregelen te treffen om binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van dit advies de uit de richtlijnen voortvloeiende verplichtingen na te komen.

6 Toen de Commissie binnen de gestelde termijn geen kennisgeving van de maatregelen tot omzetting van de richtlijnen had ontvangen, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

7 In zijn verweerschrift betwist Ierland niet, dat de vier richtlijnen niet binnen de gestelde termijn in nationaal recht zijn omgezet. Het wijst er echter op, dat de ministeriële omzettingsbesluiten in voorbereiding zijn.

8 Daar de omzetting van de betrokken richtlijnen niet binnen de daarin gestelde termijn heeft plaatsgevonden, moet het door de Commissie ingestelde beroep gegrond worden geacht.

9 Mitsdien moet worden vastgesteld dat Ierland, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan de richtlijnen te voldoen, de krachtens artikel 29, lid 1, van richtlijn 91/67, artikel 15, eerste alinea, van richtlijn 91/492, artikel 18, eerste alinea, van richtlijn 91/493 en artikel 4, eerste alinea, van richtlijn 92/48 op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan

° richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten,

° richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren,

° richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten, en

° richtlijn 92/48/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a-i, van richtlijn 91/493/EEG, van de minimale hygiënische voorschriften die van toepassing zijn op visserijprodukten die zijn verkregen aan boord van bepaalde vissersvaartuigen,

is Ierland de krachtens artikel 29, lid 1, van richtlijn 91/67, artikel 15, eerste alinea, van richtlijn 91/492, artikel 18, eerste alinea, van richtlijn 91/493 en artikel 4, eerste alinea, van richtlijn 92/48 op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Ierland wordt verwezen in de kosten van de procedure.

++++

Lid-Staten ° Verplichtingen ° Uitvoering van richtlijnen ° Niet-betwiste niet-nakoming

(EG-Verdrag, art. 169)

Kosten

10 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien Ierland in het ongelijk is gesteld, dient het in de kosten te worden verwezen.

In zaak C-325/95,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. O' Reilly, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Ierland, vertegenwoordigd door M. A. Buckley, Chief State Solicitor, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Ierse ambassade, Route d' Arlon 28,

verweerder,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan

° richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (PB 1991, L 46, blz. 1),

° richtlijn 91/492/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren (PB 1991, L 268, blz. 1),

° richtlijn 91/493/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de produktie en het in de handel brengen van visserijprodukten (PB 1991, L 268, blz. 15), en

° richtlijn 92/48/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a-i, van richtlijn 91/493/EEG, van de minimale hygiënische voorschriften die van toepassing zijn op visserijprodukten die zijn verkregen aan boord van bepaalde vissersvaartuigen (PB 1992, L 187, blz. 41),

de krachtens deze richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: J. L. Murray, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Zesde kamer, C. N. Kakouris, P. J. G. Kapteyn, G. Hirsch en H. Ragnemalm (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 juli 1996,

het navolgende

Arrest