Home

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 3 februari 1998.

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 3 februari 1998.

4 De schadevergoedingsactie bedoeld in de artikelen 178 en 215, tweede alinea, van het Verdrag is een zelfstandig rechtsmiddel met een eigen functie in het stelsel van de beroepsmogelijkheden, zodat de niet-ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring in beginsel niet de niet-ontvankelijkheid van een beroep tot vergoeding van beweerdelijk geleden schade meebrengt.

Een partij voor wie een schadevergoedingsactie openstaat zonder dat enige bepaling haar ertoe dwingt alsdan tevens nietigverklaring van de schadeveroorzakende onrechtmatige handeling te vorderen, kan echter niet langs deze weg de niet-ontvankelijkverklaring van een op die onrechtmatigheid gebaseerde vordering van dezelfde geldelijke strekking ontgaan. Zo brengt de niet-ontvankelijkheid van een vordering tot nietigverklaring de niet-ontvankelijkheid van de vordering tot schadevergoeding mee, wanneer het beroep tot schadevergoeding in werkelijkheid strekt tot intrekking van een definitief geworden individuele beschikking, of, met andere woorden, van een handeling of beschikking die het voorwerp van een door een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring kan zijn en waartegen niet tijdig beroep is ingesteld.

Een beroep tot schadevergoeding, ingesteld door een marktdeelnemer die niet tijdig nietigverklaring heeft gevorderd van een beschikking waarbij hem een communautaire financiële bijstand is verleend die hij als onvoldoende beschouwt, en ertoe strekkende de instelling te doen veroordelen tot betaling van een aanvullende bijstand, is derhalve niet-ontvankelijk, aangezien het oorzakelijk verband tussen de bestanddelen van de door de verzoeker aan de instelling verweten onrechtmatige gedraging, en de gestelde schade samenhangt met de onwettigheid van de definitief geworden beschikking zelf.

5 Een beroep wegens aansprakelijkheid, strekkende tot vergoeding van schade die voortvloeit uit de onwettigheid van een handeling van een instelling, is niet-ontvankelijk, wanneer die handeling geen rechtsgevolgen heeft. Dat is het geval met de weigering van de instelling om een eerdere beschikking te herzien, wanneer zij enkel die beschikking bevestigt. Dat is echter niet het geval, wanneer bedoelde weigering de rechtspositie van de verzoeker aanmerkelijk wijzigt ten opzichte van die welke voortvloeide uit de eerdere beschikking, omdat zij is gebaseerd op een nieuw element dat bindende rechtsgevolgen in het leven kan roepen waardoor de belangen van de verzoeker kunnen worden aangetast.

6 De beroepstermijnen zijn van openbare orde, zodat partijen en de rechter er niet naar believen over kunnen beschikken, en het begrip verschoonbare dwaling, dat het mogelijk maakt ervan af te wijken, moet eng worden uitgelegd. Het kan slechts betrekking hebben op uitzonderlijke omstandigheden, met name wanneer de betrokken instelling zich zo heeft gedragen, dat dit gedrag alleen of in doorslaggevende mate bij een burger te goeder trouw, die alle zorgvuldigheid aan de dag legt die van een marktdeelnemer met normale kennis van zaken mag worden verwacht, tot een begrijpelijk misverstand heeft geleid.

1 Beroep tot schadevergoeding - Zelfstandig rechtsmiddel ten opzichte van beroep tot nietigverklaring - Grenzen - Beroep strekkende tot intrekking van definitief geworden individuele beschikking - Niet-ontvankelijkheid

(EG-Verdrag, art. 173, 178 en 215, tweede alinea)

2 Beroep tot schadevergoeding - Beroep ingesteld tegen handeling die, als eenvoudige bevestiging van eerdere beschikking, geen enkel rechtsgevolg heeft - Niet-ontvankelijkheid - Handeling die als nieuwe beschikking is aan te merken - Criteria

(EG-Verdrag, art. 178 en 215, tweede alinea)

3 Procedure - Beroepstermijnen - Van openbare orde - Verval van recht - Verschoonbare dwaling - Begrip