Home

Arrest van het Hof van 23 november 1999. - Portugese Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Beroep tot nietigverklaring - Handelspolitiek - Kwantitatieve maxima voor invoer van textielproducten - Producten van oorsprong uit India - Verordening (EG) nr. 3053/95 - Gedeeltelijke intrekking. - Zaak C-89/96.

Arrest van het Hof van 23 november 1999. - Portugese Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Beroep tot nietigverklaring - Handelspolitiek - Kwantitatieve maxima voor invoer van textielproducten - Producten van oorsprong uit India - Verordening (EG) nr. 3053/95 - Gedeeltelijke intrekking. - Zaak C-89/96.

Arrest van het Hof van 23 november 1999. - Portugese Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Beroep tot nietigverklaring - Handelspolitiek - Kwantitatieve maxima voor invoer van textielproducten - Producten van oorsprong uit India - Verordening (EG) nr. 3053/95 - Gedeeltelijke intrekking. - Zaak C-89/96.

Jurisprudentie 1999 bladzijde I-08377


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum


1 Beroep tot nietigverklaring - Intrekking van bestreden handeling in loop van geding - Behoud van rechten ontstaan bij degenen tot wie handeling was gericht - Beroep zonder voorwerp geraakt - Neen

[EG-Verdrag, art. 173 (thans, na wijziging, art. 230 EG)]

2 Handelingen van de instellingen - Intrekking - Onwettige handelingen - Voorwaarden - Behoud van gevolgen - Ontoelaatbaarheid


1 Een beroep tot nietigverklaring geraakt niet zonder voorwerp wegens de gedeeltelijke intrekking van de bestreden handeling in de loop van het geding wanneer in de intrekkingshandeling wordt verklaard dat de rechten die de ingetrokken handeling kan hebben doen ontstaan bij degenen tot zij was gericht, onverlet blijven.

2 Het gaat niet aan, dat een instelling van de Gemeenschap die onbevoegd een handeling heeft verricht, deze handeling intrekt zodra de wettigheid ervan voor het Hof wordt betwist, doch tegelijkertijd in wezen de gevolgen ervan laat voortbestaan, om aldus, ondanks de intrekking van de onwettige handeling, de doelstelling te verwezenlijken die haar bij de vaststelling ervan voor ogen stond.


In zaak C-89/96,

Portugese Republiek, vertegenwoordigd door L. Fernandes, directeur van de juridische dienst van het directoraat-generaal Europese Gemeenschappen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en M. L. Duarte, juridisch adviseur bij dezelfde dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Portugese ambassade, Allée Scheffer 33,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. de Pauw en F. de Sousa Fialho, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

" > betreffende een beroep tot nietigverklaring van bijlage V, inzake producten van de huisindustrie en folkloristische producten, bij verordening (EG) nr. 3053/95 van de Commissie van 20 december 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V, VI, VII, VIII, IX en XI bij verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (PB L 323, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, J. C. Moitinho de Almeida, D. A. O. Edward en L. Sevón, kamerpresidenten, P. J. G. Kapteyn (rapporteur), C. Gulmann, J.-P. Puissochet, G. Hirsch, P. Jann, H. Ragnemalm en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: A. Saggio

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 28 april 1998,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 februari 1999,

het navolgende

Arrest


1 Bij verzoekschrift, op 21 maart 1996 neergelegd ter griffie van het Hof, heeft de Portugese Republiek krachtens artikel 173, eerste alinea, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230, eerste alinea, EG) het Hof verzocht om nietigverklaring van bijlage V, inzake producten van de huisindustrie en folkloristische producten (hierna: "bestreden bijlage"), bij verordening (EG) nr. 3053/95 van de Commissie van 20 december 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V, VI, VII, VIII, IX en XI bij verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (PB L 323, blz. 1).

2 Bij artikel 1, vijfde en zesde alinea, van verordening nr. 3053/95 wordt bijlage VI bij verordening (EEG) nr. 3030/93 van 12 oktober 1993 (PB L 275, blz. 1) vervangen door de bestreden bijlage en wordt bijlage VIa bij die verordening ingetrokken, een en ander per 1 januari 1995.

3 Bij artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 1410/96 van de Commissie van 19 juli 1996 houdende gedeeltelijke intrekking van verordening (EG) nr. 3053/95 (PB L 181, blz. 15; hierna: "intrekkingsverordening"), is artikel 1, vijfde en zesde alinea, van verordening nr. 3053/95 terugwerkend tot 1 januari 1995 ingetrokken.

4 In artikel 1, lid 2, van de intrekkingsverordening wordt evenwel gepreciseerd, dat de gedeeltelijke intrekking van verordening nr. 3053/95 geen afbreuk doet aan de rechten welke de subjecten van die verordening aan artikel 1, vijfde en zesde alinea, ervan kunnen hebben ontleend tussen 1 januari 1995 en de datum van inwerkingtreding van de intrekkingsverordening, te weten 21 juli 1996.

5 Volgens de eerste overweging van de considerans van de intrekkingsverordening waren de in artikel 1, vijfde en zesde alinea, van verordening nr. 3053/95 bedoelde wijzigingen vastgesteld op een datum waarop de Commissie ingevolge artikel 19 van verordening nr. 3030/93 daartoe niet gemachtigd was, omdat de Raad toen nog niet had besloten de door de Commissie met de Republiek India en de Islamitische Republiek Pakistan overeengekomen regelingen inzake de toegang tot de markt voor textielproducten te sluiten of voorlopig ten uitvoer te leggen. De Commissie was derhalve van oordeel, dat verordening nr. 3053/95 uit formeel oogpunt gebrekkig was en daarom geheel of gedeeltelijk moest worden ingetrokken.

6 In haar op 26 augustus 1996 neergelegde memorie van repliek verzoekt de Portugese regering het Hof, ondanks de intrekking van het bestreden gedeelte van verordening nr. 3053/95 uitspraak te doen over de gegrondheid van het beroep. De Portugese regering betoogt, dat zij op het tijdstip van indiening van haar verzoekschrift wist, dat zodra de Raad een besluit zou hebben genomen over de sluiting van regelingen met de Republiek India en de Islamitische Republiek Pakistan inzake de markttoegang voor textielproducten, de Commissie legaal een uitvoeringsregeling zou kunnen vaststellen van gelijke inhoud als de bestreden bijlage.

7 De Portugese regering betoogt voorts, dat haar beroep door de intrekking van de bestreden bijlage niet geheel zonder voorwerp is geraakt, daar artikel 1, lid 2, van de intrekkingsverordening de rechten vrijwaart die tussen 1 januari 1995 en de datum van inwerkingtreding van die verordening aan bedoelde bijlage kunnen zijn ontleend.

8 In dupliek verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen, dat niet behoeft te worden beslist op het beroep, nu dit zonder voorwerp is geraakt.

9 Ingevolge artikel 1 van de intrekkingsverordening is artikel 1, vijfde alinea, van verordening nr. 3053/95, volgens hetwelk bijlage VI bij verordening nr. 3030/93 door de bestreden bijlage is vervangen, ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 1995, maar is door die intrekking geen afbreuk gedaan aan de rechten die eventueel uit hoofde van die bijlage zijn verkregen.

10 Anders dan de Commissie stelt, is het beroep derhalve niet zonder voorwerp geraakt voor zover bepaalde gevolgen van de bestreden bijlage zouden voortbestaan.

11 Aangezien de Portugese Republiek met haar beroep beoogt, niet slechts de bestreden bijlage, maar ook alle gevolgen ervan uit de communautaire rechtsorde te doen verdwijnen, is een beslissing op het beroep noodzakelijk.

12 Zoals de Commissie in de eerste overweging van de considerans van de intrekkingsverordening uitdrukkelijk erkent, had zij op de datum van vaststelling van verordening nr. 3053/95 niet de bevoegdheid bijlage VI bij verordening nr. 3030/93 door de bestreden bijlage te vervangen.

13 Bovendien gaat het niet aan, dat een instelling van de Gemeenschap die onbevoegd een handeling heeft verricht, deze handeling intrekt zodra de wettigheid ervan voor het Hof wordt betwist, doch tegelijkertijd de gevolgen ervan laat voortbestaan, om aldus, ondanks de intrekking van de onwettige handeling, de doelstelling te verwezenlijken die haar bij de vaststelling ervan voor ogen stond.

14 Hieruit volgt, dat het beroep van de Portugese regering moet worden toegewezen.

15 Wat haar subsidiaire vordering - handhaving van de gevolgen van verordening nr. 3053/95 - betreft, heeft de Commissie niet aangetoond dat bescherming van de eventueel aan die verordening ontleende rechten noodzakelijk zou zijn. In antwoord op een vraag ter terechtzitting heeft zij verklaard, dat zij niet wist van bijzondere situaties die gevrijwaard zouden moeten worden.

16 Bijgevolg dient artikel 1 van verordening nr. 3053/95 nietig te worden verklaard, voor zover bijlage VI bij verordening nr. 3030/93 daarbij door bijlage V wordt vervangen.


Kosten

17 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dat is gevorderd. Daar de Portugese Republiek in die zin heeft geconcludeerd en de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient deze in de kosten te worden verwezen.


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende:

1) Verklaart nietig artikel 1 van verordening (EG) nr. 3053/95 van de Commissie van 20 december 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V, VI, VII, VIII, IX en XI bij verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (PB L 323, blz. 1), voor zover bijlage VI bij verordening nr. 3030/93 daarbij wordt vervangen door bijlage V.

2) Verwijst de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten.