Home

Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 16 september 1997.

Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 16 september 1997.

5 Ingevolge artikel 168 A EG-Verdrag en artikel 51, eerste alinea, van 's Hofs Statuut kan een hogere voorziening slechts worden gebaseerd op middelen inzake schending van rechtsregels, met uitsluiting van iedere feitelijke beoordeling.

6 Artikel 3 van verordening nr. 17 geeft de indiener van een in die bepaling bedoeld verzoek geen recht op een beschikking van de Commissie in de zin van artikel 189 van het Verdrag betreffende het al dan niet bestaan van de gestelde inbreuk. Daarentegen dient de Commissie, wanneer krachtens artikel 3 van verordening nr. 17 een klacht bij haar wordt ingediend, de haar ter kennis gebrachte elementen nauwgezet te onderzoeken, om te beoordelen of deze een gedraging aan het licht brengen die de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt kan vervalsen en de handel tussen Lid-Staten ongunstig kan beïnvloeden, en moet zij aan de klager meedelen waarom zij besluit het dossier ad acta te leggen. De omstandigheid dat een overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging, gesteld al dat dienaangaande een inbreuk op artikel 85, lid 1, wordt vastgesteld, in aanmerking zou hebben kunnen komen voor een ontheffing uit hoofde van artikel 85, lid 3, van het Verdrag, indien zich voor de Commissie een mogelijkheid daartoe had aangediend, is voldoende reden om een klacht daartegen af te wijzen, waarmee niet definitief uitspraak wordt gedaan over het al dan niet bestaan van een inbreuk op artikel 85, lid 1.

Overigens staat het een onderneming die zich door een gedraging in strijd met de mededingingsregels benadeeld voelt, altijd vrij, in het bijzonder wanneer de Commissie besluit aan haar klacht geen gevolg te geven, om voor de nationale rechter de rechten geldend te maken die zij aan de artikelen 85, lid 1, en 86 van het Verdrag ontleent, welke bepalingen rechtstreekse gevolgen teweegbrengen in de rechtsbetrekkingen tussen particulieren.

Voor zover "troostbrieven" uitsluitend zijn gebaseerd op gegevens die de Commissie bekend zijn, een beoordeling van de Commissie weergeven en een onderzoek door haar bevoegde diensten afsluiten, staan zij niet eraan in de weg, dat de nationale rechterlijke instanties voor wie een beroep op de onverenigbaarheid van de betrokken overeenkomsten met artikel 85 wordt gedaan, op grond van de gegevens waarover zij beschikken, tot een afwijkend oordeel omtrent die overeenkomsten komen. Ofschoon het in dergelijke brieven meegedeelde standpunt de nationale rechterlijke instanties niet bindt, vormt het toch een feitelijk gegeven waarmee zij rekening kunnen houden bij hun onderzoek van de vraag, of de betrokken overeenkomsten of gedragingen in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 85.

7 Een verzoekschrift in hogere voorziening dat zich beperkt tot een herhaling of een letterlijke weergave van de voor het Gerecht aangevoerde middelen en argumenten, waaronder die welke waren gebaseerd op feiten die het Gerecht uitdrukkelijk heeft verworpen, voldoet niet aan de motiveringseisen die voortvloeien uit artikel 51 van 's Hofs Statuut-EG en artikel 112, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof. Een dergelijke hogere voorziening is in feite niets anders dan een vordering tot heronderzoek van het bij het Gerecht ingediende verzoekschrift, hetgeen overeenkomstig artikel 49 van 's Hofs Statuut-EG niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort.

8 De Commissie is niet verplicht, een procedure in de zin van artikel 169 van het Verdrag in te leiden, doch op dit punt beschikt zij over een discretionaire bevoegdheid, waardoor het is uitgesloten dat particulieren het recht zouden hebben om van haar te eisen dat zij een bepaald standpunt inneemt.

1 Hogere voorziening - Middelen - Verkeerde beoordeling van feiten - Niet-ontvankelijkheid

(EG-Verdrag, art. 168 A; 's Hofs Statuut-EG, art. 51)

2 Mededinging - Administratieve procedure - Onderzoek van klachten - Verplichting van Commissie, bij wege van beschikking uitspraak te doen over bestaan van inbreuk - Geen - Besluit om klacht ad acta te leggen - Motivering - Invloed op beoordeling van betrokken overeenkomst door nationale rechter

(EG-Verdrag, art. 85, 86 en 189; verordening nr. 17 van de Raad, art. 3)

3 Hogere voorziening - Middelen - Loutere herhaling van reeds voor Gerecht aangevoerde middelen en argumenten - Niet-ontvankelijkheid - Afwijzing

('s Hofs Statuut-EG, art. 49 en 51; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 112, lid 1, sub c)

4 Beroep wegens niet-nakoming - Recht van beroep van Commissie - Discretionaire uitoefening

(EG-Verdrag, art. 169)