Home

Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 8 oktober 1997.

Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 8 oktober 1997.

De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding moet worden getoetst aan de vraag, of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt. Deze partij dient dus aan te tonen, dat zij niet op de uitspraak in de hoofdzaak kan wachten zonder schade met ernstige en onherstelbare gevolgen te lijden.

Een verzoek in kort geding, ingediend door een vereniging van suikerfabrikanten en strekkende tot de opschorting van de tenuitvoerlegging van een bepaling van een verordening, die voor het komende verkoopseizoen de afgeleide interventieprijs voor witte suiker vaststelt, moet worden afgewezen aangezien de gestelde schade in de eerste plaats bestaat in een constante verlaging van de aan de communautaire producenten gegarandeerde productiequota voor suiker, doch een daadwerkelijk gevaar van verlaging van deze quota zich pas kan voordoen op een moment waarop het arrest in de hoofdzaak waarschijnlijk reeds zal zijn gewezen en in de tweede plaats in het verlies van een belangrijk deel van de Europese suikermarkt ten voordele van de importeurs van niet uit de Gemeenschap afkomstige suiker, terwijl het ernstige en onherstelbare karakter van deze schade niet is aangetoond en deze in geen geval onomkeerbaar is, gelet op de gevolgen van een eventuele nietigverklaring van de bestreden bepaling.

Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Niet voorhanden in geval van vereniging van suikerfabrikanten die opschorting van vaststelling van ongunstige interventieprijs vordert

(EG-Verdrag, art. 185; Reglement voor de procesvoering, art. 104, lid 2)