Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 februari 1998.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 februari 1998.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 16 april 1997, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/74/EEG van de Raad van 22 september 1992 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van richtlijn 81/851/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 297, blz. 12; hierna: "richtlijn"), de krachtens die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 De richtlijn bepaalt in artikel 10, lid 1, eerste alinea, dat de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 31 december 1993 aan de richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

3 Daar de Commissie geen kennisgeving van nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn had ontvangen en over geen enkel ander gegeven beschikte waaruit zij kon opmaken dat de Franse Republiek haar verplichtingen was nagekomen, maande zij bij brief van 10 februari 1994 de Franse regering aan om binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen te maken.

4 Toen die aanmaningsbrief onbeantwoord bleef, deed de Commissie de Franse Republiek op 4 maart 1996 een met redenen omkleed advies toekomen, waarin zij de in de aanmaningsbrief gemaakte opmerkingen herhaalde. De Commissie verzocht de Franse Republiek, de nodige maatregelen te nemen om dit advies binnen twee maanden na kennisgeving ervan op te volgen.

5 In antwoord op het met redenen omkleed advies wezen de Franse autoriteiten erop, dat een ontwerp van wet en een ontwerp van décret en Conseil d'État, bedoeld om richtlijn 92/74 om te zetten, waren opgesteld.

6 Daar de Commissie niet vernam, dat de procedure tot goedkeuring van die ontwerpen was beëindigd, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

7 De Franse Republiek voert tot haar verdediging aan, dat een ontwerp van wet en een ontwerp van uitvoeringsdecreet zijn opgesteld. Zij voegt daaraan toe, dat het ontwerp van wet niet aan de goedkeuring van het parlement kon worden onderworpen, daar de president van de Franse Republiek bij decreet van 21 april 1997 de Assemblée nationale heeft ontbonden.

8 Het is evenwel vaste rechtspraak, dat een lidstaat zich niet kan beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie, onder meer, arrest van 2 oktober 1997, Commissie/België, C-208/96, Jurispr. blz. I-5375, punt 9).

9 Daar de omzetting van de richtlijn niet binnen de daarin gestelde termijn heeft plaatsgevonden, moet de door de Commissie gestelde niet-nakoming worden vastgesteld.

10 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen, de krachtens artikel 10, lid 1, eerste alinea, hiervan op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/74/EEG van de Raad van 22 september 1992 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van richtlijn 81/851/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, is de Franse Republiek de krachtens artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten.

Een lidstaat kan zich niet beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen.

Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

(EG-Verdrag, art. 169)

Kosten

11 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

In zaak C-144/97,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch hoofdadviseur R. Wainwright en J.-F. Pasquier, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger, adjunct-directeur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en F. Pascal, attaché centrale administratie bij dezelfde directie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard Joseph II 8 B,

verweerster,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 92/74/EEG van de Raad van 22 september 1992 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van richtlijn 81/851/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 297, blz. 12), de krachtens die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Zesde kamer),

samengesteld als volgt: H. Ragnemalm, kamerpresident, G. F. Mancini, J. L. Murray (rapporteur), G. Hirsch en K. M. Ioannou, rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 november 1997,

het navolgende

Arrest