Home

Arrest van het Hof van 16 juni 1998.

Arrest van het Hof van 16 juni 1998.

1 Bij beschikking van 13 juni 1997, binnengekomen bij het Hof op 18 juni daaraanvolgend, heeft de Arrondissementsrechtbank te Maastricht krachtens artikel 177 EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8; hierna: "richtlijn").

2 Die vragen zijn gerezen in een strafzaak tegen Lemmens, die terechtstaat ter zake van rijden onder invloed.

3 Artikel 8, lid 2, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475) verbiedt eenieder een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.

4 Artikel 163, leden 1 en 2, van deze wet luidt:

"1. Bij verdenking dat de bestuurder van een voertuig heeft gehandeld in strijd met artikel 8, kan de opsporingsambtenaar hem bevelen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a.

2. De bestuurder aan wie het in het eerste lid bedoelde bevel is gegeven, is verplicht ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en gevolg te geven aan alle door de opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen."

5 Artikel 163, lid 10, bepaalt, dat de minister van Justitie bij algemene maatregel van bestuur nadere regels over de uitvoering van die bepalingen zal vaststellen.

6 Zo bepaalt artikel 3 van het Besluit alcoholonderzoeken van 24 september 1987 (Stb. 432), nadien herhaaldelijk gewijzigd (hierna: "Besluit alcoholonderzoeken 1987"), dat voor het verrichten van ademanalyse gebruik wordt gemaakt van een ademanalyseapparaat dat behoort tot een door de minister van Justitie aangewezen type, hetgeen inhoudt dat het moet zijn goedgekeurd na een onderzoek verricht door een door die minister aangewezen keuringsinstelling. Artikel 5 van het Besluit alcoholonderzoeken 1987 bepaalt voorts, dat de minister van Justitie nadere regels stelt omtrent de eisen waaraan ademanalyseapparaten dienen te voldoen en de onderzoeken waaraan zij dienen te zijn onderworpen.

7 De in artikel 5 van het Besluit alcoholonderzoeken 1987 bedoelde regels zijn vastgesteld bij de Regeling ademanalyse van 25 september 1987 (Stct. 187), nadien herhaaldelijk gewijzigd (hierna: "Regeling ademanalyse 1987"). Artikel 2, lid 1, van die regeling bepaalt, dat het ademanalyseapparaat, om door de opsporingsdienst in het kader van alcoholonderzoeken te kunnen worden gebruikt, moet behoren tot een type dat is goedgekeurd bij een onderzoek, verricht door de keuringsinstelling aan de hand van punt 4.3 van bijlage 1 bij de regeling. Artikel 3, lid 1, bepaalt, dat het ademanalyseapparaat voorts moet zijn goedgekeurd bij een onderzoek, verricht door de keuringsinstelling aan de hand van punt 4.4 of punt 4.5 van diezelfde bijlage.

8 Bijlage 1 bij de Regeling ademanalyse 1987 geeft een opsomming van de kenmerken waaraan ademanalyseapparaten moeten voldoen, in het bijzonder met betrekking tot de kwaliteit, de prestatie, de proefnemingen, de proefnemingsmethoden en de procedures ter beoordeling van de overeenstemming.

9 De artikelen 8 en 9 van de richtlijn, in de oorspronkelijke versie zoals die gold op het moment waarop het Besluit alcoholonderzoeken 1987 en de Regeling ademanalyse 1987 werden vastgesteld, verplichten de lidstaten, in de eerste plaats, om ieder ontwerp voor een technisch voorschrift dat binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, aan de Commissie mee te delen, en, in de tweede plaats, om de goedkeuring van die ontwerpen drie maanden uit te stellen, tenzij er sprake is van de in artikel 9, lid 3, omschreven dringende redenen. In bepaalde, in artikel 9, leden 1 en 2, omschreven omstandigheden wordt die termijn met drie of negen maanden verlengd.

10 In het arrest van 30 april 1996, CIA Security International (C-194/94, Jurispr. blz. I-2201, punt 54), heeft het Hof de richtlijn aldus uitgelegd, dat het niet nakomen van de verplichting tot kennisgeving, opgelegd bij de artikelen 8 en 9 van de richtlijn, de niet-toepasselijkheid van de betrokken technische voorschriften meebrengt, zodat deze niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen. Het verklaarde daarom voor recht, dat laatstgenoemden zich op bovengenoemde bepalingen kunnen beroepen voor de nationale rechter, die een nationaal technisch voorschrift dat niet overeenkomstig de richtlijn is meegedeeld, buiten toepassing dient te laten.

11 Naar aanleiding van dat arrest maakte de Nederlandse regering een inventarisatie van de nationale voorschriften die eventueel overeenkomstig de richtlijn bij de Commissie hadden moeten worden aangemeld; tot die voorschriften behoorden het Besluit alcoholonderzoeken 1987 en de Regeling ademanalyse 1987. Voorts meldde de Nederlandse regering in het kader van een "inhaaloperatie" bij de Commissie het Besluit alcoholonderzoeken 1997 en de Regeling ademanalyse 1997 aan, die identiek zijn aan het besluit en de regeling van 1987.

12 Blijkens het verwijzingsvonnis heeft Lemmens in de loop van de tegen hem dienende strafzaak verklaard: "Ik heb uit de pers begrepen dat er problemen zijn met de blaasapparatuur. Ik beroep mij erop dat deze apparatuur niet in Brussel is aangemeld, en vraag me af wat de eventuele gevolgen voor mijn zaak kunnen zijn."

13 Onder deze omstandigheden heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

"1) Kan door of namens een verdachte die in een strafzaak terechtstaat wegens overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, Wegenverkeerswet 1994, met vrucht een beroep worden gedaan op het buiten toepassing laten van de Regeling ademanalyse, Stct. 1987, 187, zoals gewijzigd, bevattende nadere regels omtrent de eisen waaraan ademanalyseapparaten dienen te voldoen en de onderzoeken waaraan zij dienen te zijn onderworpen - welke regeling voor het in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, Wegenverkeerswet 1994 bedoelde onderzoek ingevolge artikel 65 van de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 berust op artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 gezien in samenhang met artikel 5 van het Besluit alcoholonderzoeken, Stb. 1987, 432, zoals gewijzigd - aangezien ten aanzien van deze regeling de bij artikel 8 van richtlijn 83/189/EEG voorgeschreven mededeling aan de Europese Commissie niet heeft plaatsgevonden?

2) Dient de rechter in een strafzaak als hierboven bedoeld, deze regeling ambtshalve buiten toepassing te laten wegens bedoelde niet mededeling?"

14 Daar de Nederlandse en de Franse regering van mening zijn, dat de Regeling ademanalyse 1987 geen technische voorschriften in de zin van de richtlijn bevat, moet eerst deze vraag worden onderzocht.

15 Er zij aan herinnerd, dat het begrip "technisch voorschrift" in artikel 1, punt 5, van de richtlijn wordt omschreven als "technische specificaties, met inbegrip van de hierop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van deze staat, met uitzondering van die welke door de plaatselijke overheid zijn vastgesteld". Volgens artikel 1, punt 1, moet onder technische specificatie worden verstaan, "de specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals kwaliteitsniveaus, prestatie, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van de voorschriften inzake terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, het merken of etiketteren, zoals die op het product van toepassing zijn".

16 De Nederlandse en de Franse regering zijn van mening, dat ofschoon de Regeling ademanalyse 1987 een opsomming bevat van de kenmerken waaraan ademanalyseapparaten moeten voldoen, en de politie goedgekeurde apparaten moet gebruiken om te kunnen bewijzen, dat er daadwerkelijk sprake is van een overtreding, die regeling niet binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, en wel om twee redenen.

17 In de eerste plaats, aldus de Nederlandse regering, geldt de Regeling ademanalyse 1987 op het gebied van het strafrecht, dat buiten de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht valt.

18 De Franse regering stelt zich op het standpunt, dat de richtlijn niet geldt voor producten die, zoals de producten waar het in de hoofdzaak om gaat, bestemd zijn voor gebruik dat tot de overheidsprerogatieven en, a fortiori, de strafvervolging door de lidstaten behoort.

19 Deze argumenten kunnen niet worden aanvaard. Het strafrecht en het strafprocesrecht behoren in beginsel weliswaar tot de bevoegdheid van de lidstaten, doch hieruit kan niet worden afgeleid, dat dit rechtsgebied niet kan worden beïnvloed door het gemeenschapsrecht (zie in die zin arresten van 2 februari 1989, Cowan, 186/87, Jurispr. blz. 195, punt 19, en 11 november 1981, Casati, 203/80, Jurispr. blz. 2595, punt 27).

20 In casu bevat de richtlijn geen enkele aanwijzing, dat technische voorschriften in de zin van artikel 1, wanneer zij tot het gebied van het strafrecht behoren, uitgesloten zouden zijn van de verplichting tot mededeling en dat de richtlijn enkel zou gelden voor producten bestemd voor gebruik dat niet tot de overheidsprerogatieven behoort. Er zij aan herinnerd, dat, gelijk het Hof reeds vaststelde in het arrest van 20 maart 1997, Bic Benelux (C-13/96, Jurispr. blz. I-1753, punt 19), een richtlijn op technische voorschriften van toepassing is ongeacht op welke gronden die voorschriften zijn vastgesteld.

21 In de tweede plaats merkt de Nederlandse regering op, dat de betrokken regels niet gelden voor degenen die ademanalyseapparaten vervaardigen of verhandelen, maar uitsluitend voor één soort kopers, te weten de opsporingsdiensten. Op het andere gedeelte van de markt voor ademanalyseapparaten mogen apparaten die niet aan de Regeling ademanalyse 1987 voldoen, zonder beperkingen worden verhandeld en gebruikt.

22 De Nederlandse regering voegt hieraan toe, dat de instructies in de Regeling ademanalyse 1987 bestemd zijn voor ambtenaren van de opsporingsdiensten en ertoe strekken, de betrouwbaarheid van de ademanalyseapparaten te waarborgen voor zover zij de dronkenschap van een bestuurder aantonen, doch dat zij niet de voorwaarden vermelden waaraan die apparaten moeten voldoen om te kunnen worden verhandeld.

23 In diezelfde gedachtengang stelt de Franse regering, dat de betrokken voorschriften, om als technische voorschriften in de zin van de richtlijn te worden aangemerkt, betrekking moeten hebben op producten voor dagelijks gebruik.

24 Die argumenten kunnen niet worden aanvaard. Er kunnen stellig bepalingen bestaan die voor een product, wanneer dit voor een bepaalde gebruikersgroep bestemd is, technische specificaties voorschrijven waarvan de inhoud wordt bepaald door de specifieke doelstelling van die groep en die onvoldoende verband houden met de productie en de verhandeling van het product om als technische voorschriften in de zin van de richtlijn te kunnen worden aangemerkt. Dit is in casu echter niet het geval.

25 Immers, ook indien er in Nederland een markt zou bestaan voor ademanalyseapparaten die niet aan de Regeling ademanalyse 1987 voldoen, neemt dit niet weg, dat de bepalingen van die regeling in acht moeten worden genomen door degenen die deze apparaten verkopen aan de opsporingsdiensten, een op de Nederlandse markt zeer belangrijke afnemer van die apparaten.

26 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de Regeling ademanalyse 1987 technische voorschriften bevat die vóór hun goedkeuring overeenkomstig artikel 8 van de richtlijn aan de Commissie hadden moeten worden meegedeeld.

27 Met zijn eerste vraag wenst de nationale rechter in wezen te vernemen, of de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat het niet nakomen van de bij artikel 8 ervan opgelegde verplichting tot mededeling van een technische regeling inzake ademanalyseapparaten, tot gevolg heeft, dat bewijs verkregen door middel van een volgens die regeling goedgekeurd ademanalyseapparaat niet kan worden gebruikt tegen een particulier die terechtstaat ter zake van rijden onder invloed.

28 De Commissie en de regeringen die opmerkingen bij het Hof hebben ingediend, zijn van mening, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord.

29 De Nederlandse regering betoogt in het bijzonder, dat verdachte in de hoofdzaak geen beschermenswaardig belang heeft om zich op niet-toepasselijkheid van de technische regeling te beroepen. Daar de richtlijn tot doel heeft het vrije goederenverkeer te waarborgen, zouden alleen particulieren die goederen vervaardigen of invoeren, er rechtstreeks belang bij hebben, dat de technische voorschriften in de Regeling ademanalyse 1987 overeenkomstig de richtlijn zijn getoetst.

30 Volgens de regering van het Verenigd Koninkrijk volgt uit het arrest CIA Security International (reeds aangehaald), dat het het niet aangemelde technische voorschrift zelf is, dat aan de particulier niet kan worden tegengeworpen. De richtlijn beoogt enkel de belemmeringen voor het handelsverkeer uit de weg te ruimen, en heeft niet tot doel, het gebruik van een product dat overeenkomstig een niet meegedeeld technisch voorschrift is verkocht, onwettig te maken.

31 De Commissie en de Franse regering zijn van mening, dat ook al worden de voorwaarden voor de rechtstreekse werking van artikel 8 van de richtlijn en de sanctie op niet-inachtneming van deze bepaling, namelijk dat de niet meegedeelde bepaling aan particulieren niet kan worden tegengeworpen, in het gemeenschapsrecht dwingend omschreven, het aan het nationale recht staat om de inhoud en de concrete gevolgen van die sanctie te bepalen, met dien verstande dat, in de eerste plaats, de voorwaarden waaronder een particulier zich op schending van het gemeenschapsrecht kan beroepen, voor hem niet ongunstiger mogen zijn dan de voorwaarden die hij in geval van een vergelijkbare schending van het nationale recht in acht moet nemen, en, in de tweede plaats, de doeltreffendheid van het gemeenschapsrecht behouden dient te blijven. De Commissie stelt zich daarom op het standpunt, dat het gemeenschapsrecht zich niet verzet tegen de toepassing van een beginsel van nationaal recht, volgens hetwelk niet-nakoming van de verplichting tot mededeling van technische voorschriften niet tot niet-toepasselijkheid van de wettelijke regeling op het gebied van rijden onder invloed leidt, op voorwaarde dat eveneens is uitgesloten, dat de verdachte zich op niet-inachtneming van een soortgelijke verplichting volgens nationaal recht kan beroepen.

32 Dienaangaande zij opgemerkt, dat het Hof in punt 40 van het arrest CIA Security International (reeds aangehaald) heeft beklemtoond, dat de richtlijn beoogt, door middel van een preventieve controle het vrije verkeer van goederen te beschermen, dat een van de grondslagen van de Gemeenschap vormt. Het nut van deze controle bestaat hierin, dat onder de richtlijn vallende technische voorschriften belemmeringen kunnen vormen voor het vrije verkeer van goederen tussen lidstaten, welke belemmeringen enkel kunnen worden toegestaan indien zij noodzakelijk zijn om te voldoen aan dwingende eisen verband houdend met een doelstelling van algemeen belang.

33 Na eraan te hebben herinnerd, dat de mededelingsplicht een essentieel middel vormt om deze communautaire controle mogelijk te maken, stelde het Hof in de punten 48 en 54 van dat arrest vast, dat het tot de doeltreffendheid van de controle zal bijdragen indien de richtlijn aldus wordt uitgelegd, dat verzuim van de mededelingsplicht schending van een wezenlijk vormvoorschrift oplevert, die tot niet-toepasselijkheid van de betrokken technische voorschriften leidt, met als gevolg dat deze niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen.

34 In een strafprocedure als die in de hoofdzaak zijn de op de verdachte toegepaste regels in de eerste plaats die welke rijden onder invloed verbieden en bestraffen, en in de tweede plaats die welke de bestuurder verplichten ademlucht uit te blazen in een voor het onderzoek van het alcoholgehalte bestemd apparaat, waarbij de uitkomst van dit onderzoek als bewijs in de strafprocedure dient. Dit zijn andere regels dan die welke, omdat zij niet overeenkomstig de richtlijn aan de Commissie zijn meegedeeld, niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen.

35 Ook al leidt het niet mededelen van technische voorschriften, wat schending van een vormvoorschrift bij de vaststelling ervan oplevert, tot niet-toepasselijkheid van die voorschriften voor zover zij het gebruik of de verhandeling belemmeren van een product dat niet aan die voorschriften voldoet, dit betekent echter niet, dat elk gebruik van een product dat aan de niet-aangemelde voorschriften voldoet, onwettig wordt.

36 In een geval als het onderhavige kan gebruik van het product door de overheid geen belemmering voor het handelsverkeer scheppen, die had kunnen worden vermeden indien de mededelingsprocedure was gevolgd.

37 Mitsdien moet op de eerste vraag worden geantwoord, dat de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat het niet nakomen van de bij artikel 8 ervan opgelegde verplichting tot mededeling van een technische regeling inzake ademanalyseapparaten, niet tot gevolg heeft, dat bewijs verkregen door middel van een ademanalyseapparaat dat volgens niet meegedeelde voorschriften is goedgekeurd, niet kan worden gebruikt tegen een particulier die terechtstaat ter zake van rijden onder invloed.

38 Gelet op het antwoord op de eerste vraag, behoeft de tweede vraag geen beantwoording.

HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door Arrondissementsrechtbank te Maastricht bij beschikking van 13 juni 1997 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, moet aldus worden uitgelegd, dat het niet nakomen van de bij artikel 8 ervan opgelegde verplichting tot mededeling van een technische regeling inzake ademanalyseapparaten, niet tot gevolg heeft, dat bewijs verkregen door middel van een ademanalyseapparaat dat volgens niet meegedeelde voorschriften is goedgekeurd, niet kan worden gebruikt tegen een particulier die terechtstaat ter zake van rijden onder invloed.

Richtlijn 83/189 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, moet aldus worden uitgelegd, dat het niet nakomen van de bij artikel 8 van de richtlijn opgelegde verplichting tot mededeling van een technische regeling inzake ademanalyseapparaten, niet tot gevolg heeft, dat bewijs verkregen door middel van een ademanalyseapparaat dat volgens niet meegedeelde voorschriften is goedgekeurd, niet kan worden gebruikt tegen een particulier die terechtstaat ter zake van rijden onder invloed.

Ofschoon het niet mededelen van technische voorschriften, wat een schending van een vormvoorschrift bij de vaststelling ervan oplevert, tot niet-toepasselijkheid van die voorschriften leidt, voor zover zij het gebruik of de verhandeling belemmeren van een product dat niet aan die voorschriften voldoet, betekent dit echter niet, dat elk gebruik van een product dat aan de niet aangemelde voorschriften voldoet, onwettig wordt. Het gebruik van een ademanalyseapparaat door de overheid kan geen belemmering voor het handelsverkeer scheppen, die had kunnen worden vermeden indien de mededelingsprocedure was gevolgd.

Harmonisatie van wetgevingen - Informatieprocedure op gebied van normen en technische voorschriften - Verplichting van lidstaten om Commissie ieder ontwerp van technisch voorschrift mee te delen - Nationale regeling inzake ademanalyseapparaten - Geen mededeling aan Commissie - Bewijs verkregen door middel van ademanalyseapparaat dat volgens niet meegedeelde voorschriften is goedgekeurd - Toelaatbaarheid

(Richtlijn 83/189 van de Raad, art. 1 en 8)

Kosten

39 De kosten door de Nederlandse en de Franse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-226/97,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht (Nederland), in de aldaar dienende strafzaak tegen

J. M. Lemmens,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 109, blz. 8),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), president van de Derde en de Vijfde kamer, waarnemend voor de president, H. Ragnemalm, M. Wathelet, R. Schintgen, kamerpresidenten, G. F. Mancini, P. J. G. Kapteyn, J. L. Murray, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet, P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: N. Fennelly

griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door J. G. Lammers, waarnemend juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde,

- de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, Assistant Treasury Solicitor, als gemachtigde, en N. Green, Barrister,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. J. Drijber, lid van haar juridische dienst, en M. Schotter, nationaal ambtenaar gedetacheerd bij die dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Fierstra, assistent juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde; de Franse regering, vertegenwoordigd door R. Loosli-Surrans, chargé de mission bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door B. J. Drijber, ter terechtzitting van 16 december 1997,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 februari 1998,

het navolgende

Arrest