Home

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 december 1998.

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 december 1998.

1 Bij beschikking van 2 juli 1997, ingekomen bij het Hof op 18 juli daaraanvolgend, heeft het Finanzgericht Düsseldorf krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van tariefpost 9705 van de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1; hierna: "GN").

2 Deze vraag is gerezen in het kader van een geschil tussen U. Clees en het Hauptzollamt Wuppertal over de tariefindeling van een gebruikte auto.

3 Blijkens de verwijzingsbeschikking heeft Clees op 29 april 1991 bij het bevoegde douanekantoor een gebruikte auto, een Mercedes-Benz 300 SL, bouwjaar 1956, ter inklaring aangegeven als verzamelobject met een historisch belang, vallend onder tariefpost 9705 GN. Deze post behoort tot hoofdstuk 97, getiteld "kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten" en heeft de volgende omschrijving:

"Verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang."

4 Na inspectie van het voertuig kwam het douanekantoor tot de volgende vaststelling: "Chassisnummer conform aangifte. Het voertuig heeft een bijzonder constructiekenmerk: vleugeldeuren. Dientengevolge is het voertuig niet alleen zeldzaam, doch heeft het door zijn bouw ook een historisch belang (bouwjaar 1956). 9705 0000 0003." Het voertuig werd overeenkomstig de aangifte van Clees ingeklaard bij aanslag van 29 april 1991.

5 Op 16 juli 1992 zond de betrokken douane-instantie Clees echter een wijzigingsaanslag ter zake van invoerrechten toe, op grond dat het betrokken voertuig bij vergissing onder post 9705 was ingedeeld en ingevolge 's Hofs arrest van 10 oktober 1985, Daiber (200/84, Jurispr. blz. 3363) als een gebruikt voertuig als bedoeld in post 8703 GN moest worden aangemerkt.

6 Nadat zijn bezwaarschrift tegen de wijzigingsaanslag van de douane-instantie op 1 februari 1993 was afgewezen, stelde Clees beroep in bij het Finanzgericht Düsseldorf.

7 De aangezochte nationale rechter stelt vast, dat het betrokken voertuig niet voldoet aan het criterium van historisch belang, zoals uitgelegd in het reeds aangehaalde arrest Daiber. Hij meent evenwel, dat deze uitlegging niet meer geldt nadat de Commissie krachtens artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2658/87 toelichtingen op post 9705 GN heeft vastgesteld (PB 1996, C 127, blz. 3).

8 Omdat het Finanzgericht Düsseldorf echter niet zeker is, of de in de toelichtingen van de Commissie genoemde voorwaarden wel stroken met de door het Hof in het arrest Daiber geformuleerde beginselen, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

"Dient post 9705 van de gecombineerde nomenclatuur van verordening (EEG) nr. 2658/87, in de versie van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2472/90, aldus te worden uitgelegd dat motorvoertuigen als voorwerpen voor verzamelingen met een historisch belang in de regel

- zich enkel in hun originele staat bevinden, zonder ingrijpende wijzigingen aan het chassis, de stuurinrichting of het remsysteem, de motor, enz.,

- minstens 30 jaar oud zijn, en

- van een model of type zijn, dat niet meer in productie is?"

9 In de zaak Daiber had het Finanzgericht Baden-Württemberg twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van post 9905 van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT"), in de versie die gold voor de invoering van de GN, die vrijwel gelijkluidend was met de huidige post 9705. In antwoord op die vragen verklaarde het Hof:

"- Voorwerpen voor verzamelingen in de zin van post 99.05 van het GDT zijn voorwerpen die geschikt zijn om in een verzameling te worden opgenomen, dat wil zeggen voorwerpen die relatief zeldzaam zijn, normalerwijs niet overeenkomstig hun oorspronkelijke bestemming worden gebruikt, voorwerp zijn van speciale handelsbranches buiten de gewone handel in soortgelijke gebruiksvoorwerpen, en een hoge waarde hebben.

- Zijn van belang uit historisch of etnografisch oogpunt in de zin van post 99.05 van het GDT voorwerpen voor verzamelingen, die een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden documenteren of een fase van deze ontwikkeling belichten."

10 Omdat de Commissie constateerde, dat het arrest Daiber door de nationale douaneautoriteiten op uiteenlopende wijze werd uitgelegd, heeft zij voornoemde toelichtingen vastgesteld. Punt 1 van deze toelichtingen luidt:

"Deze post omvat motorvoertuigen als voorwerpen voor verzameling van historisch belang als deze voldoen aan de in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak 200/84 neergelegde criteria, en dus:

- een bepaalde zeldzaamheidswaarde hebben;

- normaal gesproken niet voor het oorspronkelijk doel worden gebruikt;

- het onderwerp zijn van bijzondere transacties buiten de normale handel in soortgelijke gebruiksartikelen;

- een hoge waarde hebben;

en

- een kenmerkende stap in de ontwikkeling - of in een periode van die ontwikkeling - van de menselijke verworvenheden illustreren.

Gelet op het feit dat een motorvoertuig in beginsel een gebruiksartikel met een betrekkelijk kort leven is en onderhevig is aan doorlopende technische ontwikkelingen kan - voor zover de feiten dat niet duidelijk tegenspreken - aan de hiervoor genoemde criteria geacht worden te zijn voldaan voor:

- motorvoertuigen in hun originele staat, zonder ingrijpende wijzigingen aan het chassis, de stuurinrichting of het remsysteem, enz., minstens 30 jaar oud en van een model of type dat niet meer in productie is;

- alle motorvoertuigen die gebouwd zijn vóór 1950, zelfs indien niet rijklaar."

11 De nationale rechter overweegt, dat aan de aldus vastgestelde criteria niet noodzakelijkerwijze door ieder oud voertuig wordt voldaan, zoals de betrokken toelichtingen doen veronderstellen. Overeenkomstig de door het Hof aangegeven beginselen is het volgens hem dus uitgesloten, dat elk voertuig dat een hoge waarde heeft, minstens dertig jaar oud is en niet meer in productie is en zich in oorspronkelijke staat bevindt, een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden kan documenteren.

12 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat de uitlegging die bij een arrest van het Hof wordt gegeven aan een bepaling betreffende de tariefindeling, niet kan worden gewijzigd via door de Commissie vastgestelde toelichtingen. Weliswaar vormen deze toelichtingen belangrijke middelen ter verzekering van een eenvormige toepassing van de gecombineerde nomenclatuur door de douaneautoriteiten van de lidstaten, maar zij zijn rechtens niet bindend (arrest van 16 juni 1994, Develop Dr. Eisbein, C-35/93, Jurispr. blz. I-2655, punt 21). De vraag is derhalve, of bedoelde toelichtingen stroken met de in de rechtspraak van het Hof geformuleerde beginselen betreffende de uitlegging van de betrokken tariefpost.

13 Verder heeft het Hof uitgemaakt, dat het voor een indeling onder de betrokken tariefpost niet voldoende is dat een voorwerp de kenmerken bezit van een "voorwerp voor verzamelingen", dat wil zeggen uitsluitend geschikt is om in een verzameling te worden opgenomen. Daarnaast moet het ook "uit historisch of etnografisch oogpunt van belang" zijn. Het Hof heeft daarmee beslist, dat aan deze twee voorwaarden cumulatief moet zijn voldaan (zie arrest Daiber, reeds aangehaald, punt 22).

14 Een voorwerp voldoet aan de eerste voorwaarde, dat wil zeggen is geschikt om in een verzameling te worden opgenomen, indien het beantwoordt aan de vier criteria in het eerste streepje van het dictum van het arrest Daiber. Vastgesteld moet worden dat de criteria in de eerste vier streepjes van de eerste alinea van de toelichtingen van de Commissie, betreffende deze eerste voorwaarde, overeenstemmen met de criteria die door het Hof in het arrest Daiber zijn vastgesteld.

15 In verband met de tweede voorwaarde, namelijk dat het betrokken voorwerp tevens van belang moet zijn uit historisch of etnografisch oogpunt, overwoog het Hof in het arrest Daiber, dat het begrip "geschiedenis" de ontwikkeling van de mensheid en haar verworvenheden op alle gebieden omvat (punt 23), waartoe ook de bouw van automobielen behoort. Een automobiel, dat een van de voorbeelden is van de verworvenheden van de mensheid op dit gebied van de techniek, kan dus uit historisch of etnografisch oogpunt van belang zijn, wanneer het een kenmerkende stap in de ontwikkeling van die verworvenheden documenteert of een fase van deze ontwikkeling belicht (arrest Daiber, dictum, tweede streepje).

16 De Commissie heeft voor het Hof verklaard, dat de drie criteria in punt 1, tweede alinea, eerste streepje, van haar toelichtingen, waarop in de prejudiciële vraag wordt gedoeld, dat wil zeggen dat het motorvoertuig zich in zijn originele staat moet bevinden, minstens dertig jaar oud moet zijn en van een model of type dat niet meer in productie is, enkel gelden voor de tweede voorwaarde, betreffende het historisch of etnografisch belang, en in geen enkel opzicht vooruitlopen op de toepassing van de vier criteria die het Hof in het eerste streepje van het dictum van het arrest Daiber ten aanzien van de eerste voorwaarde heeft vastgesteld.

17 Verder merkt de Commissie op, dat de drie bedoelde criteria, die in samenwerking met en met instemming van vertegenwoordigers van de douaneautoriteiten van de lidstaten zijn vastgesteld, slechts een vermoeden opleveren, dat de door het Hof in het arrest Daiber omschreven eigenschappen aanwezig zijn.

18 Het door de Commissie gehanteerde uitgangspunt, namelijk dat een motorvoertuig in beginsel een gebruiksartikel met een betrekkelijk korte levensduur is en onderhevig is aan doorlopende technische ontwikkelingen, is juist en is in overeenstemming met de richtsnoeren die het Hof in het arrest Daiber heeft vastgesteld. Waar het begrip "geschiedenis" de verworvenheden van de mensheid op alle gebieden omvat, moet ook met de bijzonderheden van elk van die gebieden rekening worden gehouden. Derhalve moet in aanmerking worden genomen, dat een automobiel een voorwerp is dat in beginsel voor het gebruik en niet als monument wordt gebouwd, waarvoor de technische mogelijkheden van zijn tijd bepalend zijn.

19 Op basis van dit uitgangspunt heeft de Commissie in de eerste plaats als criterium vastgesteld, dat het motorvoertuig zich in zijn originele staat moet bevinden, zonder ingrijpende wijzigingen aan de belangrijkste bestanddelen waaruit zij zijn samengesteld. Dat criterium is gerechtvaardigd. Een voertuig dat zich niet in zijn originele staat bevindt, kan immers niet getuigen van de stand van de technische ontwikkeling van zijn tijd.

20 Evenzo is het criterium dat het betrokken voertuig niet meer in productie is, gerechtvaardigd. Een voertuig dat in productie is, heeft voor de consument namelijk nog steeds een actueel belang wegens de gebruiksfunctie ervan en kan dus niet met een thans voorbije periode worden verbonden waardoor het een historisch belang kan hebben.

21 Het criterium van de minimumleeftijd van het betrokken voertuig moet worden bezien in samenhang met het criterium dat het niet meer in productie mag zijn, in die zin dat een motorvoertuig van minstens dertig jaar oud in beginsel van een model zal zijn dat niet meer in productie is en geen belang wegens zijn gebruiksfunctie kan hebben. Dit is echter een relatief criterium, aangezien ook een meer recent voertuig eigenschappen kan bezitten waardoor het een historisch belang kan hebben.

22 Op grond hiervan moet worden geconcludeerd, dat de drie betrokken criteria, als bestanddelen van het door de Commissie gestelde vermoeden, niet afwijken van de door het Hof in het arrest Daiber vastgestelde richtsnoeren. Voertuigen die aan deze criteria beantwoorden kunnen immers in beginsel een uiting zijn van het technisch en esthetisch specifieke van de tijd waarin zij werden vervaardigd, en aldus onder meer een fase in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden op het gebied van de automobielbouw belichten.

23 Deze conclusie wordt bovendien bevestigd door het doel dat volgens het Hof de tariefvrijstelling voor goederen onder post 9705 GN heeft, namelijk de bevordering van de vrije uitwisseling van culturele en opvoedkundige voorwerpen tussen de volkeren (arrest Daiber, reeds aangehaald, punt 15).

24 Daarentegen is voor een indeling onder post 9705 GN nog niet voldoende, dat een voertuig aan de drie door de Commissie opgestelde criteria beantwoordt. Die drie criteria leveren slechts een vermoeden op, dat er sprake is van een historisch of etnografisch belang, welk vermoeden wordt weerlegd wanneer de bevoegde autoriteit aantoont dat het voertuig geen specifieke eigenschap heeft die met een voorbije periode is verbonden, zodat het niet een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden kan documenteren of een fase van deze ontwikkeling kan belichten. Daarnaast moet ook nog zijn voldaan aan de in het eerste streepje van het dictum van het arrest Daiber genoemde vier criteria betreffende de geschiktheid van het voertuig om in een verzameling te worden opgenomen.

25 Derhalve moet aan de verwijzende rechter worden geantwoord, dat post 9705 GN aldus moet worden uitgelegd, dat motorvoertuigen

- in hun originele staat, zonder ingrijpende wijzigingen aan het chassis, de stuurinrichting of het remsysteem, de motor, enz.,

- minstens 30 jaar oud, en

- van een model of type dat niet meer in productie is,

worden vermoed een historisch of etnografisch belang te hebben.

Een motorvoertuig dat aan deze voorwaarden voldoet, is echter niet van historisch of etnografisch belang, wanneer de bevoegde autoriteit aantoont dat het niet een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden kan documenteren of een fase van deze ontwikkeling kan belichten.

Bovendien moet zijn voldaan aan de in de rechtspraak van het Hof vastgestelde criteria betreffende de geschiktheid van een voertuig om in een verzameling te worden opgenomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Finanzgericht Düsseldorf bij beschikking van 2 juli 1997 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Tariefpost 9705 van de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, moet aldus worden uitgelegd, dat motorvoertuigen

- in hun originele staat, zonder ingrijpende wijzigingen aan het chassis, de stuurinrichting of het remsysteem, de motor, enz.,

- minstens 30 jaar oud, en

- van een model of type dat niet meer in productie is,

worden vermoed een historisch of etnografisch belang te hebben.

Een motorvoertuig dat aan deze voorwaarden voldoet, is echter niet van historisch of etnografisch belang, wanneer de bevoegde autoriteit aantoont dat het niet een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden kan documenteren of een fase van deze ontwikkeling kan belichten.

Bovendien moet zijn voldaan aan de in de rechtspraak van het Hof vastgestelde criteria betreffende de geschiktheid van een voertuig om in een verzameling te worden opgenomen.

Tariefpost 9705 van de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd, dat motorvoertuigen

- in hun originele staat, zonder ingrijpende wijzigingen aan het chassis, de stuurinrichting of het remsysteem, de motor, enz.,

- minstens 30 jaar oud, en

- van een model of type dat niet meer in productie is,

worden vermoed een historisch of etnografisch belang te hebben.

Een motorvoertuig dat aan deze voorwaarden voldoet, is echter niet van historisch of etnografisch belang, wanneer de bevoegde autoriteit aantoont dat het niet een kenmerkende stap in de ontwikkeling van de menselijke verworvenheden kan documenteren of een fase van deze ontwikkeling kan belichten.

Bovendien moeten die voertuigen voorwerpen voor verzamelingen zijn in de zin van post 9705, dat wil zeggen voorwerpen die relatief zeldzaam zijn, normaal gesproken niet voor het oorspronkelijk doel worden gebruikt, het onderwerp zijn van bijzondere transacties buiten de normale handel in soortgelijke gebruiksartikelen, en een hoge waarde hebben.

Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met historisch of etnografisch belang, in zin van post 9705 van gecombineerde nomenclatuur - Motorvoertuigen - Daaronder begrepen - Voorwaarden

Kosten

26 De kosten door de Commissie wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

In zaak C-259/97,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen,

U. Clees

en

Hauptzollamt Wuppertal,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van tariefpost 9705 van de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Vierde kamer),

samengesteld als volgt: P. J. G. Kapteyn, kamerpresident, H. Ragnemalm en K. M. Ioannou (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: P. Léger

griffier: R. Grass

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- U. Clees, vertegenwoordigd door S. Hertwig, advocaat te Keulen,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Castillo de la Torre, lid van de juridische dienst, en K. Schreyer, Duits ambtenaar bij de juridische dienst, bij de Commissie gedetacheerd in het kader van de uitwisseling met nationale ambtenaren, als gemachtigden,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 juni 1998,

het navolgende

Arrest