Home

Hof van Justitie EU 28-05-1998 ECLI:EU:C:1998:270

Hof van Justitie EU 28-05-1998 ECLI:EU:C:1998:270

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
28 mei 1998

Uitspraak

Arrest van het Hof (Vijfde kamer)

28 mei 1998(*)

In zaak C-298/97,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Castillo de la Torre, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van die dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster, tegen

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door P. Plaza García, abogado del Estado, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Spaanse ambassade, Boulevard Emmanuel Servais 4-6,

verweerder,

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), kamerpresident, M. Wathelet, J. C. Moitinho de Almeida, P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: G. Cosmas

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechterrapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 maart 1998,

het navolgende

Arrest

Bij op 13 augustus 1997 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag verzocht vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door de programma's bedoeld in artikel 6 van richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten (PB L 78, biz. 38; hierna: „richtlijn”), niet op te stellen en binnen de gestelde termijn aan de Commissie mee te delen, de krachtens genoemd artikel op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Ingevolge artikel 6 van de richtlijn dienden de lidstaten programma's op te stellen ter verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

  • vermindering van de hoeveelheid zware metalen in batterijen en accu's;

  • bevordering van het in de handel brengen van batterijen en accu's die een geringere hoeveelheid gevaarlijke stoffen en/of minder verontreinigende stoffen bevatten;

  • geleidelijke vermindering in het huisvuil van de hoeveelheid onder bijlage I vallende gebruikte batterijen en accu's;

  • bevordering van het onderzoek naar de vermindering van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in batterijen en accu's en naar de vervanging hiervan door andere, minder verontreinigende stoffen, alsmede naar methoden voor recycling ervan;

  • gescheiden verwijdering van gebruikte batterijen en gebruikte accu's die onder bijlage I vallen.

Deze programma's dienden voor de eerste maal te worden vastgesteld voor een op 18 maart 1993 aanvangende periode van vier jaar en moesten uiterlijk 17 september 1992 bij de Commissie worden ingediend.

Omdat het Koninkrijk Spanje die programma's niet bij haar had ingediend en zij over geen andere inlichtingen beschikte waaruit bleek dat het zijn verplichting om ze op te stellen, was nagekomen, maande de Commissie die lidstaat op 10 juli 1995 overeenkomstig de procedure van artikel 169 van het Verdrag aan, haar binnen twee maanden zijn opmerkingen te doen toekomen.

Op 6 maart 1996 deelde het Koninkrijk Spanje de Commissie mee, dat het bezig was die programma's op te stellen, en preciseerde het, dat in tussentijd acties waren ondernomen met betrekking tot de inzameling, de behandeling en het hergebruik van batterijen en accu's, uit hoofde van samenwerkingsovereenkomsten tussen de staat en de autonome gemeenschappen, ondertekend in het kader van het nationaal plan betreffende gevaarlijke afvalstoffen, dat op 17 februari 1995 door de ministerraad was goedgekeurd.

De Commissie verzocht bij brief van 3 mei 1996 om nadere inlichtingen over die acties en herhaalde dit verzoek op 4 juli 1996. Binnen de in die brieven gestelde termijn ontving zij echter geen antwoord.

Op 21 oktober 1996 zond de Commissie het Koninkrijk Spanje een met redenen omkleed advies, waarin zij concludeerde dat die lidstaat niet aan artikel 6 van de richtlijn had voldaan.

Op 20 januari 1997 deelde het Koninkrijk Spanje de Commissie mee, dat het Ministerie van Milieubeheer een ontwerp voor een nationaal plan inzake huisvuil had opgesteld, in het kader waarvan alle acties van de autonome gemeenschappen — de ter zake bevoegde instanties, ingevolge artikel 6 van koninklijk besluit nr. 45/96 houdende omzetting van, onder meer, de richtlijn — ontwikkeld en gecoördineerd zouden worden.

Van oordeel, dat de Spaanse autoriteiten tijdig hadden moeten beginnen met de noodzakelijke procedures om die programma's binnen de daartoe gestelde termijn te ontwerpen en vast te stellen en haar daarvan mededeling te doen, stelde de Commissie vast, dat het Koninkrijk Spanje de vereiste bepalingen nog niet had vastgesteld en besloot zij het onderhavige beroep in te stellen.

In zijn verweerschrift betwist het Koninkrijk Spanje niet, dat het die programma's niet heeft opgesteld en bij de Commissie heeft ingediend. Het wijst er slechts op, dat de richtlijn in Spaans recht is omgezet bij koninklijk besluit nr. 45/96, waarvan artikel 6 de bepalingen van artikel 6 van de richtlijn overneemt en preciseert, dat de autonome gemeenschappen de bedoelde programma's moeten uitvoeren.

Voorts verklaart het Koninkrijk Spanje, dat hem er alles aan gelegen is het door de richtlijn beoogde resultaat geleidelijk te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 189 EG-Verdrag. Zijns inziens kan het in artikel 6 van de richtlijn genoemde resultaat niet door de opstelling van programma's alleen worden bereikt, die op zich geen enkele waarde hebben indien zij niet gepaard gaan met concrete maatregelen waardoor de doelstellingen die dit artikel als de inhoud van de programma's omschrijft, daadwerkelijk kunnen worden bereikt.

Voor het antwoord op de vraag of een lidstaat daadwerkelijk aan de krachtens artikel 6 van de richtlijn op hem rustende verplichtingen heeft voldaan, is volgens het Koninkrijk Spanje niet zozeer van belang of hij de vereiste programma's, die als bestuursrechtelijke voorschriften toch maar theorie zijn, heeft opgesteld, als wel of hij afdoende concrete maatregelen heeft genomen om de doelstellingen van die programma's te bereiken. Aangezien die doelstellingen zijn bereikt, moet het door de richtlijn beoogde resultaat eveneens worden geacht te zijn bereikt.

Volgens het Koninkrijk Spanje zijn in alle autonome gebieden dergelijke concrete acties ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 6 van de richtlijn ondernomen. Als voorbeeld noemt het een reeks initiatieven van verschillende aard ter verwezenlijking van die doelstellingen in Spanje, zoals de Ley Básica de Residuos (basiswet inzake afvalstoffen), die een nationale wet is; de Ley nr. 6/93, reguladora de los Residuos de Cataluña (wet betreffende het beheer van afvalstoffen in Catalonië); de overeenkomsten die de autonome gemeenschap Castilië-León met de onder haar ressorterende gemeenten heeft gesloten inzake de inzameling, de opslag en de behandeling van gebruikte batterijen en accu's; de beheersplannen voor afvalstoffen die in Aragon, Catatonië en Galicië zijn opgesteld; de studies die zijn verricht teneinde de mate van verontreiniging van de verschillende soorten batterijen vast te stellen en systemen voor de verwijdering of de recycling ervan op te zetten; de besluiten van de autonome gemeenschap Valencia over de toekenning van subsidies teneinde de gescheiden inzameling, de opslag en de behandeling van gebruikte batterijen te verzekeren; de overeenkomsten die rechtstreeks met gespecialiseerde bedrijven in Asturie, op de Balearen en in de Rioja zijn gesloten, alsmede de in alle autonome gemeenschappen gevoerde voorlichtingscampagnes.

Die maatregelen, aldus het Koninkrijk Spanje, hebben geleid tot concrete acties en in het bijzonder tot investeringen in de infrastructuur om de middelen voor de daadwerkelijke inzameling van gebruikte batterijen ter beschikking van de bevolking te stellen. Die investeringen bestaan niet enkel in de aankoop en plaatsing van speciale bakken voor het inzamelen van dit soort afval, maar ook in de bouw van behandelings- en recyclingcentra, alsmede de inrichting van veilige opslagplaatsen voor niet recycleerbare batterijen. Uit al die acties, die in alle autonome gemeenschappen zijn ondernomen, blijkt dat de doelstellingen van artikel 6 van de richtlijn daadwerkelijk zijn verwezenlijkt.

Om te beginnen moet eraan worden herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak een lidstaat zich niet kan beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie, onder meer, arrest van 5 juni 1997, Commissie/Spanje, C-107/96, Jurispr. blz. I-3193, punt 10).

Vervolgens moet worden vastgesteld, dat het Koninkrijk Spanje, gelijk het in zijn verweerschrift ook erkent, op de in de richtlijn genoemde datum, namelijk 17 september 1992, geen programma ter verwezenlijking van de in artikel 6, eerste alinea, van de richtlijn genoemde specifieke doelstellingen had voorbereid of bekendgemaakt.

Opgemerkt zij, dat met concrete declacties of onvolledige regelingen niet wordt voldaan aan de op een lidstaat rustende verplichting een volledig programma ter verwezenlijking van bepaalde doelstellingen op te stellen, zoals artikel 6 van de richtlijn verlangt,

Mitsdien moet worden vastgesteld dat het Koninkrijk Spanje, door niet binnen de gestelde termijn de in artikel 6 van de richtlijn bedoelde programma's op te stellen, niet heeft voldaan aan de krachtens dat artikel op hem rustende verplichtingen.

Kosten

Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, wanneer dit is gevorderd. Aangezien de Commissie heeft geconcludeerd tot verwijzing van het Koninkrijk Spanje in de kosten en dit in het ongelijk is gesteld, moet het in de kosten worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende, verstaat:

  1. Door de programma's bedoeld in artikel 6 van richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten, niet binnen de gestelde termijn op te stellen, is het Koninkrijk Spanje de krachtens dat artikel op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

  2. Het Koninkrijk Spanje wordt verwezen in de kosten.

Gulmann

Wathelet

Moitinho de Almeida

Jann

Sevón

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 28 mei 1998.

De griffier

R. Grass

De president van de Vijfde kamer

C. Gulmann