Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 september 1999. - L. Nederhoff & Zn. tegen Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Rijnland. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Raad van State - Nederland. - Milieu - Richtlijnen 76/464/EEG, 76/769/EEG en 86/280/EEG - Begrip "lozing" - Mogelijkheid voor lidstaat om verdergaande maatregelen vast te stellen dan in richtlijn 76/464/EEG zijn voorgeschreven - Gevolgen van richtlijn 76/769/EEG voor dergelijke maatregel. - Zaak C-232/97.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 september 1999. - L. Nederhoff & Zn. tegen Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Rijnland. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Raad van State - Nederland. - Milieu - Richtlijnen 76/464/EEG, 76/769/EEG en 86/280/EEG - Begrip "lozing" - Mogelijkheid voor lidstaat om verdergaande maatregelen vast te stellen dan in richtlijn 76/464/EEG zijn voorgeschreven - Gevolgen van richtlijn 76/769/EEG voor dergelijke maatregel. - Zaak C-232/97.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 september 1999. - L. Nederhoff & Zn. tegen Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Rijnland. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Raad van State - Nederland. - Milieu - Richtlijnen 76/464/EEG, 76/769/EEG en 86/280/EEG - Begrip "lozing" - Mogelijkheid voor lidstaat om verdergaande maatregelen vast te stellen dan in richtlijn 76/464/EEG zijn voorgeschreven - Gevolgen van richtlijn 76/769/EEG voor dergelijke maatregel. - Zaak C-232/97.

Jurisprudentie 1999 bladzijde I-06385


Samenvatting


1 Milieu - Waterverontreiniging - Richtlijn 76/464 - Begrip "lozing" in zin van artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn - Verontreiniging die afkomstig is uit significante bronnen, met inbegrip van meervoudige en diffuse bronnen, als bedoeld in artikel 5, lid 1, van richtlijn 86/280 - Daarvan uitgesloten - In oppervlaktewater aanbrengen van met creosootolie behandelde palen

(Richtlijnen van de Raad 76/464, art. 1, lid 2, sub d, en 86/280, art. 5, lid 1)

2 Milieu - Waterverontreiniging - Richtlijn 76/464 - Verlening van lozingsvergunning - Mogelijkheid voor lidstaten om voor lozingsvergunning aanvullende eisen te stellen die niet in richtlijn zijn opgenomen - Draagwijdte

(Richtlijn 76/464 van de Raad)

3 Harmonisatie van wetgevingen - Beperking van op markt brengen en van gebruik van gevaarlijke stoffen en preparaten - Richtlijn 76/769, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/60 - Gebruik van creosootolie - Vergunningsaanvragen - Beoordelingscriteria - Vaststelling door lidstaten

(Richtlijn 76/769 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/60)


1 Het begrip "lozing" in artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn 76/464 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, dient aldus te worden uitgelegd, dat het niet de verontreiniging omvat, die afkomstig is uit significante bronnen van deze stoffen, met inbegrip van meervoudige en diffuse bronnen, als bedoeld in artikel 5 van richtlijn 86/280 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage bij richtlijn 76/464 vallende gevaarlijke stoffen.

Het begrip "lozing" in de zin van deze bepaling van richtlijn 76/464 ziet immers op elke aan een persoon toe te schrijven handeling waarbij een van de in lijst I of lijst II van de bijlage bij deze richtlijn genoemde stoffen direct of indirect in de wateren waarop deze richtlijn van toepassing is, wordt gebracht, terwijl het begrip "verontreiniging" die afkomstig is uit de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 86/280 bedoelde significante bronnen van deze stoffen, met inbegrip van meervoudige en diffuse bronnen, betrekking heeft op de gevallen waarin de verontreiniging, juist door het diffuse karakter daarvan, niet aan een persoon kan worden toegeschreven en ter zake dus ook geen voorafgaande vergunning kan worden verleend.

Daaruit volgt dat het door een persoon in het oppervlaktewater brengen van met creosootolie behandelde houten palen valt onder het begrip "lozing" in artikel 1, lid 2, sub d, van richtlijn 76/464 en dat het uitlogen van creosootolie uit in het oppervlaktewater gebrachte houten palen niet onder het begrip "significante bronnen (...) met inbegrip van meervoudige en diffuse bronnen" in artikel 5, lid 1, van richtlijn 86/280 valt, wanneer de door deze stof veroorzaakte verontreiniging aan een persoon is toe te schrijven.

2 Richtlijn 76/464 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, staat de lidstaten toe, ter bescherming van het aquatisch milieu van de Gemeenschap tegen verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen voor de verlening van een lozingsvergunning aanvullende eisen te stellen die niet in deze richtlijn zijn opgenomen. De verplichting om onderzoek te doen naar of te kiezen voor minder milieubelastende alternatieven is een dergelijke eis, zelfs indien deze ertoe kan leiden, dat vergunningverlening niet of slechts bij hoge uitzondering mogelijk is.

3 De beperkingsvoorwaarden voor het gebruik van creosootolie in punt 32 van bijlage I bij richtlijn 76/769 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/60, staan niet eraan in de weg dat een bevoegde autoriteit van een lidstaat bij de beoordeling van vergunningaanvragen betreffende het door professionele gebruikers in het oppervlaktewater brengen van met deze stof behandeld hout zodanige beoordelingscriteria aanlegt, dat het gebruik niet of slechts bij hoge uitzondering mogelijk wordt gemaakt.