Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 29 september 1997.
Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 29 september 1997.
De klacht waarbij de inschrijver op een overheidsopdracht het gedrag van de aanbestedende dienst laakt als een schending van richtlijn 93/38 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie en als een belemmering voor de vrije mededinging en het vrij verkeer van goederen, wordt door de Commissie terecht in het kader van de procedure van artikel 169 van het Verdrag onderzocht. Tegen de gegrondheid van het gebruik van deze procedure kan niet worden ingebracht, dat de klacht uitsluitend betrekking had op het gedrag van de aanbestedende dienst en noch de toepasselijke nationale wetgeving noch het gedrag van de betrokken regering kritiseerde, want de handelingen van de aanbestedende diensten moeten in het systeem van toepassing van de gemeenschapsregels inzake overheidsopdrachten worden toegeschreven aan de staat waaronder zij ressorteren.
Voor zover een dergelijke klacht geen enkele nauwkeurige aanwijzing bevat, op basis waarvan zij als een verzoek in de zin van artikel 3, lid 2, sub b, van verordening nr. 17 kan worden aangemerkt, maakt de Commissie zich dus niet schuldig aan misbruik van procedure door ze niet aan het mededingingsrecht te toetsen.
Zelfs al zou de klager de Commissie naar behoren hebben verzocht een procedure krachtens verordening nr. 17 in te leiden, staat deze procedure los van de procedure die ertoe strekt een met het gemeenschapsrecht strijdig gedrag van een Lid-Staat te doen vaststellen en te doen beëindigen, aangezien die twee procedures niet dezelfde doelstellingen nastreven en niet door dezelfde regels worden beheerst. De beslissing van de Commissie om geen niet-nakomingsprocedure in te leiden of een dergelijke reeds ingeleide procedure niet voort te zetten, belet haar dus niet, vast te stellen dat het gedrag van de betrokken aanbestedende dienst een inbreuk op de mededingingsregels oplevert, en de staking van de vastgestelde inbreuk te gelasten. Bijgevolg behoort een besluit om de klacht ad acta te leggen in het kader van een niet-nakomingsprocedure uitsluitend tot deze procedure en vormt het geen stilzwijgende afwijzing van een krachtens verordening nr. 17 ingediende klacht. Dit besluit heeft dus geen nadelige gevolgen voor verzoeksters rechtspositie in het kader van een eventuele procedure op grond van de mededingingsregels.
Harmonisatie van wetgevingen - Procedures voor plaatsen van overheidsopdrachten in sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie - Richtlijn 93/38 - Klacht van inschrijver waarbij gedrag van aanbestedende dienst wordt gelaakt als schending van richtlijn en als belemmering van vrij verkeer van goederen - Onderzoek door Commissie volgens niet-nakomingsprocedure - Toelaatbaarheid - Geen inleiding van procedure in de zin van verordening nr. 17 - Misbruik van procedure - Geen - Twee afzonderlijke, los van elkaar staande procedures
(EG-Verdrag, art. 169; verordening nr. 17 van de Raad; richtlijn 93/38 van de Raad)