Home

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 16 juni 2000.

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 16 juni 2000.

Feiten en normatieve context

1 Bij artikel 13 van de Europese Akte, die te Luxemburg is ondertekend op 17 februari 1986 en te 's-Gravenhage op 28 februari 1986, en in werking is getreden op 1 juli 1987, is het EEG-Verdrag aangevuld met een artikel 8 A, dat ingevolge artikel G, punt 9, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 7 A EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 14 EG) is geworden. Dit artikel bepaalt:

De Gemeenschap stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn de interne markt geleidelijk tot stand te brengen in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992, overeenkomstig de bepalingen van het onderhavige artikel (...)

De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van dit Verdrag."

2 De totstandbrenging van de interne markt, die inhield dat tussen de lidstaten van de EEG een ruimte zonder binnengrenzen" werd gecreëerd, bracht mee, dat uiterlijk na het verstrijken van de in bovengenoemde bepaling gestelde termijn, dus vanaf 1 januari 1993, de fiscale grenzen en de douanecontroles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap werden afgeschaft.

3 Zij had tot gevolg, dat de voortzetting van de uitoefening van bepaalde economische activiteiten die rechtstreeks verband hielden met het bestaan van douanecontroles en fiscale controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap, ernstig in gevaar kwam.

4 De totstandkoming van de interne markt had vooral ongunstige gevolgen voor de douaneagentschappen en douane-expediteurs, die voor rekening van anderen tegen vergoeding de douaneformaliteiten vervullen die nodig zijn om de goederen over de grens te brengen. De douaneagentschappen vervullen deze formaliteiten voor rekening en in naam van anderen. De douane-expediteurs vervullen deze formaliteiten voor rekening van anderen, doch in eigen naam.

5 Verzoeksters, vennootschappen naar Belgisch recht, verklaren, dat ten gevolge van de totstandkoming van de interne markt per 1 januari 1993 hun werkzaamheid van douane-expediteur voor de intracommunautaire handel is komen te vervallen.

Procedure

6 In deze omstandigheden hebben verzoeksters bij op 24 december 1997 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschriften de onderhavige beroepen tot schadevergoeding ingesteld.

7 Bij beschikkingen van de president van de Vijfde kamer van het Gerecht van, respectievelijk, 18 juni en 29 juni 1998 is de procedure in de zaken T-620/97-T-627/97, enerzijds, en T-611/97 en T-619/97, anderzijds, geschorst tot aan de eindbeslissing van het Hof op de daarmee verknochte hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van 29 januari 1998, Dubois et Fils/Raad en Commissie (T-113/96, Jurispr. blz. II-125). Bij dat arrest had het Gerecht afwijzend beslist op een krachtens de artikelen 178 en 215, tweede alinea, EG-Verdrag (thans de artikelen 235 EG en 288, tweede alinea, EG) ingestelde vordering tot schadevergoeding en tot veroordeling van de Gemeenschap om de schade weg te werken die een Franse douane-expediteur stelde te hebben geleden als gevolg van de totstandbrenging - overeenkomstig de Europese Akte - van de interne markt per 1 januari 1993 en van het daaruit voortvloeiende wegvallen van de werkzaamheid van douane-expediteur in het intracommunautaire handelsverkeer.

8 Bij beschikking van 8 juli 1999, Dubois et Fils/Raad en Commissie (C-95/98 P, Jurispr. blz. I-4835), heeft het Hof de hogere voorziening afgewezen op grond dat zij ten dele kennelijk niet-ontvankelijk en ten dele kennelijk ongegrond was.

9 Gelet op die beschikking heeft het Gerecht partijen verzocht hun opmerkingen over het verdere verloop van de procedure in te dienen.

10 Overeenkomstig artikel 50 van zijn Reglement voor de procesvoering heeft het Gerecht, de partijen gehoord, de zaken T-611/97 en T-619/97-T-627/97 gevoegd voor het verdere verloop van de procedure.

Conclusies van partijen

11 Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

- de procedure voort te zetten ondanks bovengenoemde beschikking Dubois et Fils/Raad en Commissie;

- te verklaren dat de Raad en de Commissie in de zin van artikel 215, tweede alinea, van het Verdrag aansprakelijk zijn voor de schade veroorzaakt door het wegvallen van hun activiteit van douane-expediteur in het intracommunautaire handelsverkeer per 1 januari 1993;

- de Raad en de Commissie hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van die schade, waarvan het bedrag voorlopig wordt bepaald op:

Transfluvia NV: 46 655 281 BEF

Wybo NV: 10 377 559 BEF

Noël Boone SPRL: 129 149 000 BEF

J. Grayet et G. Heidner SPRL: 65 959 104 BEF

Straps SA: 6 000 000 BEF

Ziegler SA: 421 838 849 BEF

Maison Parent SCRL: 13 794 714 BEF

Magemon SA: 10 200 000 BEF

Garsou-Angenot SPRL: 19 325 693 BEF

Somimpex SPRL: 11 750 008 BEF,

onder voorbehoud van vermeerdering of vermindering in de loop van de procedure en te vermeerderen met interessen op de voet van 8 % per jaar vanaf 1 januari 1993 tot aan de volledige betaling;

- de Raad en de Commissie hoofdelijk in de kosten te verwijzen.

12 De Raad concludeert dat het het Gerecht behage:

- te beslissen dat er na bovengenoemde beschikking Dubois et Fils/Raad en Commissie geen redenen meer zijn om de procedure voort te zetten;

- de zaak af te doen zonder beslissing;

- verzoeksters in de kosten te verwijzen.

13 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage, te beslissen dat er na bovengenoemde beschikking Dubois et Fils/Raad en Commissie geen redenen meer zijn om de procedure voort te zetten.

In rechte

14 Ingevolge artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk rechtens ongegrond is, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking. In het onderhavige geval is het Gerecht van oordeel, dat de processtukken voldoende gegevens bevatten om uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

15 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak (zie, onder meer, arrest Hof van 15 september 1994, KYDEP/Raad en Commissie, C-146/91, Jurispr. blz. I-4199, punt 19) de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in de zin van artikel 215, tweede alinea, van het Verdrag slechts kan ontstaan, indien is voldaan aan een aantal voorwaarden inzake onrechtmatigheid van de aan de gemeenschapsinstellingen verweten gedraging, werkelijk geleden schade en een oorzakelijk verband tussen die gedraging en de gestelde schade. Wanneer aan één van die voorwaarden niet is voldaan, moet het beroep in zijn geheel worden verworpen, zonder dat de overige voorwaarden voor die aansprakelijkheid moeten worden onderzocht (arrest Hof KYDEP/Raad en Commissie, reeds aangehaald, punt 81, en arrest Hof van 14 oktober 1999, Atlanta/Raad en Commissie, C-104/97 P, Jurispr. blz. I-6983, punt 65).

16 Verzoeksters verklaren, dat de schade waarvoor zij vergoeding vorderen, bestaat in het wegvallen - per 1 januari 1993 - van hun activiteit van douane-expediteur in de intracommunautaire handel. Die schade vloeit huns inziens voort uit de omstandigheid dat verweerders, enerzijds, een aantal besluiten van afgeleid recht hebben vastgesteld waardoor de economische activiteit van de douane-expediteurs van haar inhoud is beroofd, en anderzijds, hebben nagelaten passende compensatie- en begeleidingsmaatregelen te treffen.

17 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat de gestelde schade, te weten het wegvallen van verzoeksters' activiteit van douane-expediteur in het intracommunautaire handelsverkeer, voortvloeit uit de afschaffing van de douanegrenzen en de fiscale grenzen tussen de lidstaten. De rechtstreekse en bepalende oorzaak daarvan is niet de vaststelling van een aantal besluiten van afgeleid recht en evenmin het ontbreken van passende compensatie- en begeleidingsmaatregelen, maar artikel 13 van de Europese Akte, waarbij in het EEG-Verdrag een artikel 8 A, thans artikel 7 A, is ingevoerd, waarin onder meer wordt bepaald, dat de interne markt (...) een ruimte zonder binnengrenzen [omvat]". De Europese Akte is evenwel vastgesteld door de lidstaten. Zij kan dus niet aan verweerders worden toegerekend en derhalve evenmin de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap meebrengen (beschikking Dubois et Fils/Raad en Commissie, reeds aangehaald, punten 18-20).

18 Hieraan dient subsidiair, met betrekking tot het gestelde ontbreken van passende compensatie- en begeleidingsmaatregelen, te worden toegevoegd, dat verzuimen van gemeenschapsinstellingen slechts tot aansprakelijkheid van de Gemeenschap kunnen leiden voorzover de instellingen een uit een gemeenschapsbepaling voortvloeiende wettelijke verplichting tot handelen niet zijn nagekomen (arrest KYDEP/Raad en Commissie, reeds aangehaald, punt 58). Derhalve rijst de vraag, op welke rechtsgrond en in welke mate de Gemeenschap verplicht zou zijn geweest, de door verzoeksters geclaimde maatregelen te treffen. Uit de Europese Akte zelf noch uit enige andere bepaling van gemeenschapsrecht volgt evenwel een dergelijke verplichting. Verder dient in het onderhavige geval ook niet worden gezocht naar een algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de Gemeenschap gehouden zou zijn een vergoeding te betalen aan het slachtoffer van een maatregel van onteigening of van beperking van het gebruik van het eigendomsrecht, bij niet-inachtneming waarvan een beroep krachtens artikel 215, tweede alinea, van het Verdrag zou kunnen worden ingesteld. Een dergelijke verplichting tot schadevergoeding is immers slechts denkbaar met betrekking tot handelingen van de gemeenschapsinstellingen zelf, daar de Gemeenschap niet kan worden verplicht schade te vergoeden die voortvloeit uit handelingen die haar niet kunnen worden toegerekend. Zoals hierboven is uiteengezet, kan het wegvallen van het beroep van intracommunautaire douane-expediteur evenwel niet aan de Gemeenschap worden toegerekend. Bijgevolg zijn de voorwaarden voor aansprakelijkheid van de Gemeenschap niet vervuld. Het is evenwel niet uitgesloten, dat uit het interne recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de intracommunautaire douane-expediteur zijn activiteit uitoefende, een schadevergoedingsplicht voortvloeit (arrest Dubois et Fils/Raad en Commissie, reeds aangehaald, punt 57).

19 In hun opmerkingen na bovengenoemde beschikking Dubois et Fils/Raad en Commissie hebben verzoeksters gevraagd, dat de procedure zou worden voortgezet om hen in staat te stellen een middel inzake schending van het evenredigheidsbeginsel voor te dragen.

20 Het Gerecht stelt evenwel vast, dat in de verzoekschriften niet werd gerept van dit middel. Aangezien in artikel 48, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt bepaald, dat nieuwe middelen in de loop van het geding niet mogen worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken, en het betrokken middel niet berust op enig gegeven dat aan dit criterium voldoet, dient het wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid te worden afgewezen. Dit middel is in elk geval niet ter zake dienend, daar de gestelde schade, te weten het wegvallen van de activiteit van douane-expediteur in de intracommunautaire handel, zoals hierboven is vastgesteld, niet aan verweerders kan worden toegerekend, zodat dezen niet gehouden zijn die schade te vergoeden.

21 Bijgevolg dienen de beroepen te worden verworpen omdat zij kennelijk rechtens ongegrond zijn.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Derde kamer)

beschikt:

1) De zaken T-611/97 en T-619/97-T-627/97 worden gevoegd voor het verdere verloop van de procedure.

2) De beroepen worden verworpen omdat zij kennelijk rechtens ongegrond zijn.

3) Verzoeksters zullen hun eigen kosten alsmede die van de Raad dragen.

4) De Commissie zal haar eigen kosten dragen.

$$1. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap betreft, kan de oorzaak van de schade die de douane-expediteurs door de afschaffing van de douanegrenzen en de fiscale grenzen tussen de lidstaten hebben geleden, niet aan de Raad en de Commissie worden toegerekend. De rechtstreekse en bepalende oorzaak van die schade is immers niet de vaststelling van een aantal besluiten van afgeleid recht en evenmin het ontbreken van passende compensatie- en begeleidingsmaatregelen, maar artikel 13 van de Europese Akte, waarbij in het EEG-Verdrag een artikel 8 A, vervolgens 7 A van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 14 EG) is ingevoegd, waarin onder meer wordt bepaald, dat de interne markt (...) een ruimte zonder binnengrenzen [omvat]". De Europese Akte is evenwel vastgesteld door de lidstaten en kan dus niet aan genoemde instellingen worden toegerekend en derhalve evenmin de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap meebrengen.

( cf. punt 17 )

2. Verzuimen van gemeenschapsinstellingen kunnen slechts tot aansprakelijkheid van de Gemeenschap leiden voorzover de instellingen een uit een communautaire bepaling voortvloeiende wettelijke verplichting tot handelen niet zijn nagekomen. Met betrekking tot het uit de Europese Akte voortvloeiende verdwijnen van het beroep van douane-expediteur, volgt een dergelijke verplichting noch uit de Europese Akte zelf noch uit enige andere bepaling van gemeenschapsrecht, en evenmin uit een algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de Gemeenschap gehouden zou zijn een vergoeding te betalen aan het slachtoffer van een maatregel van onteigening of van beperking van het gebruik van zijn eigendomsrecht, aangezien de Gemeenschap niet kan worden verplicht de schade te vergoeden die voortvloeit uit handelingen die haar niet kunnen worden toegerekend. Bijgevolg is de Gemeenschap niet verplicht de leden van deze beroepsgroep schadeloos te stellen. Het is evenwel niet uitgesloten dat uit het interne recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de intracommunautaire douane-expediteur zijn activiteit uitoefende, een schadevergoedingsplicht voortvloeit.

( cf. punt 18 )

1. Niet-contractuele aansprakelijkheid - Voorwerp - Handelingen van gemeenschapsinstellingen of handelingen van personeelsleden van Gemeenschap - Begrip - Handelingen van primair gemeenschapsrecht - Daarvan uitgesloten - Schade voortvloeiend uit Europese Akte

[EG-Verdrag, art. 7 A (thans, na wijziging, art. 14 EG) en 215, tweede alinea (thans art. 288, tweede alinea, EG)]

2. Niet-contractuele aansprakelijkheid - Schending door gemeenschapsinstellingen van wettelijke verplichting tot handelen - Verdwijnen van beroep van douane-expediteur ten gevolge van Europese Akte - Handelingsplicht van instellingen - Geen - Verplichting voor Gemeenschap om leden van beroepsgroep schadeloos te stellen - Geen

[EG-Verdrag, art. 215, tweede alinea (thans art. 288, tweede alinea, EG)]

Kosten

22 Ingevolge artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voor zover dit is gevorderd.

23 Aangezien verzoeksters in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van de Raad in hun eigen kosten alsmede in die van de Raad te worden verwezen. De Commissie zal haar eigen kosten dragen.

In de gevoegde zaken T-611/97 en T-619/97-T-627/97,

Transfluvia NV, gevestigd te Menen (België),

Wybo NV, gevestigd te Poperinge (België),

Noël Boone SPRL, gevestigd te Herseaux (België),

J. Grayet et G. Heidner SPRL, gevestigd te Welkenraedt (België),

Straps SA, gevestigd te Chaudfontaine (België),

Ziegler SA, gevestigd te Brussel (België),

Maison Parent SCRL, gevestigd te Hertain (België),

Magemon SA, gevestigd te Luik (België),

Garsou-Angenot SPRL, gevestigd te Verviers (België),

Somimpex SPRL, gevestigd te Moescroen (België),

vertegenwoordigd door P. Cavenaile et K. Tanghe, advocaten te Luik, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A. Schmitt, advocaat aldaar, Avenue Guillaume 62,

verzoeksters,

tegen

Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door zijn juridisch adviseurs M. C. Giorgi en G. Houttuin als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A. Morbilli, directeur-generaal van de directie Juridische zaken van de Europese Investeringsbank, Boulevard Konrad Adenauer 100,

en

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur H. van Lier als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerders,

betreffende vorderingen tot vergoeding van de schade die verzoeksters zouden hebben geleden doordat overeenkomstig de Europese Akte per 1 januari 1993 de interne markt tot stand is gebracht, waardoor de werkzaamheid van douane-expediteur in het intracommunautaire handelsverkeer die zij tot dan uitoefenden, is komen te vervallen,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Derde kamer),

samengesteld als volgt: K. Lenaerts, kamerpresident, J. Azizi en M. Jaeger, rechters,

griffier: H. Jung

de navolgende

Beschikking