Home

Conclusie van advocaat-generaal Léger van 10 juni 1999.

Conclusie van advocaat-generaal Léger van 10 juni 1999.

1 Met dit beroep wenst de Commissie van de Europese Gemeenschappen te zien vastgesteld, dat het Groothertogdom Luxemburg de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en/of aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers(1), of door er niet zorg voor te dragen, dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige bepalingen in werking doen treden, en dus door niet de nodige maatregelen te treffen en/of aan de Commissie mee te delen om voor de op grond van die richtlijn vereiste resultaten te kunnen instaan. De Commissie concludeert voorts tot verwijzing van het Groothertogdom Luxemburg in de kosten van de procedure.

2 Ingevolge artikel 14, lid 1, van de richtlijn moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen om uiterlijk op 22 september 1996 aan de richtlijn te voldoen, of er uiterlijk op die datum zorg voor dragen, dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige bepalingen in werking deden treden, waarbij de lidstaten alle nodige maatregelen moesten treffen, opdat de sociale partners te allen tijde voor de op grond van deze richtlijn vereiste resultaten konden instaan. Voorts moesten de lidstaten de Commissie onverwijld van een en ander in kennis stellen.

3 Toen die termijn was verstreken zonder dat zij door het Groothertogdom Luxemburg in kennis was gesteld van uitvoeringsmaatregelen, leidde de Commissie krachtens artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) een niet-nakomingsprocedure in.

4 Bij aanmaningsbrief van 16 januari 1997 verzocht zij de Luxemburgse regering haar opmerkingen te maken over het uitblijven van de voor de uitvoering van richtlijn 94/45 noodzakelijke maatregelen.

5 Bij brief van 18 februari 1997 deed de Luxemburgse regering de Commissie een voorontwerp van wet ter implementatie van de richtlijn toekomen. Daarbij deelde zij mee, dat over dat voorontwerp overleg met de sociale partners gaande was en dat het in beginsel aan het begin van maart 1997 door de ministerraad kon worden goedgekeurd. Bij brief van 2 mei 1997 deelde de Luxemburgse regering de Commissie mee, dat zij de tekst van het voorontwerp onmiddellijk bij de kamer van afgevaardigden zou indienen en dat bij 90 % van de bedrijven reeds een vrijwillige overeenkomst van het in de richtlijn bedoelde type bestond.

6 Constaterende dat geen maatregelen ter uitvoering van richtlijn 94/45 waren getroffen, althans dat dergelijke maatregelen haar niet waren meegedeeld, deed de Commissie het Groothertogdom Luxemburg op 22 april 1998 een met redenen omkleed advies toekomen, waarin zij vaststelde dat die lidstaat zijn verplichtingen niet was nagekomen.

7 Omdat verdere inlichtingen over de voortgang van de procedure tot uitvoering van richtlijn 94/45 uitbleven, heeft de Commissie het onderhavige beroep wegens niet-nakoming aanhangig gemaakt.

8 In haar verweerschrift betwist de Luxemburgse regering niet, dat richtlijn 94/45 niet binnen de gestelde termijn is uitgevoerd. Zij wijst er echter op, dat een ontwerp van uitvoeringswet is goedgekeurd en voor advies is toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganen en aan de Raad van State, en dat het nog voor het zomerreces aan stemming in de kamer van afgevaardigden zal worden onderworpen. De Luxemburgse regering voegt hieraan toe, dat bijna alle Luxemburgse ondernemingen die door de richtlijn worden geraakt, vrijwillige overeenkomsten hebben gesloten; de sociale partners hebben de nodige bepalingen dus via die overeenkomsten in werking doen treden. Zij is bijgevolg van oordeel, dat het beroep van de Commissie geen ander doel meer dient dan te doen vaststellen, dat het Groothertogdom Luxemburg te laat is met de implementatie van de richtlijn zelf.

9 De Luxemburgse regering betwist dus duidelijk niet, dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is uitgevoerd. Dat is ook vandaag nog niet het geval, want de daartoe nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn nog steeds niet vastgesteld. Tevens moet ik erop wijzen, dat, zoals de Luxemburgse regering zelf toegeeft, niet alle door richtlijn 94/45 geraakte ondernemingen overeenkomsten hebben gesloten om de voor de uitvoering van de richtlijn noodzakelijke bepalingen in werking te doen treden, waarbij de Commissie nog beklemtoont, dat in de gevallen waarin dergelijke overeenkomsten bestaan, het geenszins duidelijk is of zij van verbindende aard zijn en dus het in werking treden van die bepalingen kunnen waarborgen. Het beroep dat de Commissie heeft ingesteld om de niet-nakoming van de uit richtlijn 94/45 voortvloeiende verplichtingen te doen vaststellen, moet mitsdien gegrond worden geacht.

10 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, indien dat is gevorderd.

Conclusie

11 Mitsdien geef ik het Hof in overweging:

1) vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en aan de Commissie mee te delen, die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, of door binnen dezelfde termijn niet aan te tonen dat er zorg voor is gedragen, dat de sociale partners via overeenkomsten de nodige bepalingen in werking hebben doen treden, en dus door niet de nodige maatregelen te treffen en aan de Commissie mee te delen om voor de op grond van de richtlijn vereiste resultaten te kunnen instaan, de krachtens artikel 14, lid 1, van die richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2) het Groothertogdom Luxemburg te verwijzen in de kosten van de procedure.

(1) - PB L 254, blz. 64.