Home

Hof van Justitie EU 08-07-1999 ECLI:EU:C:1999:385

Hof van Justitie EU 08-07-1999 ECLI:EU:C:1999:385

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
8 juli 1999

Conclusie van advocaat-generaal

F. G. Jacobs

van 8 juli 1999(*)

1. Deze zaak betreft de geldigheid van verordening (EG) nr. 1509/97(1) van de Commissie, voor zover daarin „blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins af geschuinde randen” worden ingedeeld in postonderverdeling 4418 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: „GN”), zoals opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 van de Raad(2), zoals periodiek bijgewerkt.

De regelgeving op het gebied van de douane-indeling, de feiten en het procesverloop

2. De GN is de nomenclatuur van het communautair douanetarief, gebaseerd op het internationale geharmoniseerde systeem (hierna: „GS”)(3), waaraan het wat de eerste zes cijfers van elke code betreft identiek is, terwijl het zevende en achtste cijfer eigen onderverdelingen van de GN vormen.

3. Hoofdstuk 44 van het GS en van de GN betreft „Hout, houtskool en houtwaren”. Post 4418 [„Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, panelen voor parketvloeren en dakspanen (‚shingles’ en ‚shakes’), van hout”] is opgebouwd uit de volgende (zescijferige) onderverdelingen:

4418 10

vensters en vensterdeuren, alsmede kozijnen daarvoor

4418 20

deuren en kozijnen daarvoor, alsmede drempels

4418 30

panelen voor parketvloeren

4418 40

bekistingen voor betonwerken

4418 50

dakspanen („shingles” en „shakes”)

4418 90

andere.

4. Met ingang van 1 januari 1996 is postonderverdeling 4418 90 GN bij verordening (EG) nr. 3009/95(4) van de Commissie nog onderverdeeld in 4418 90 10„van gelamineerd hout” en 4418 90 90„andere”. Deze onderverdeling werd om zuiver statistische redenen(5) aangebracht op verzoek van een aantal organisaties van ondernemingen in de houthandelbranche in de Gemeenschap.

5. Post 4421, de laatste van het hoofdstuk, is bestemd voor de restcategorie „Andere houtwaren” en postonderverdeling 4421 90 99 betreft de laatste restgroep, „andere — andere — andere”, dat wil zeggen houtwaren die niet in een andere post of postonderverdeling kunnen worden ondergebracht.

6. De in geding zijnde waren zijn naar verluid in het vak bekend onder de Engelse naam „laminated window scantlings”. De waren die verzoekster in het hoofdgeding, Holz Geenen GmbH, voor haar raamkozijnen importeert in lengten van 76 tot 300 cm, bestaan uit een kern van zachthout, aan beide zijden verlijmd met een laag meranti, een tropisch hardhout. Het doel van deze samenstelling is blijkbaar een economischer houtgebruik en niet een structurele verbetering, zoals weerstandsvermogen.

7. Vóór de vaststelling van verordening nr. 1509/97, waarbij de litigieuze indeling is ingevoerd, stond in de toelichtingen van de Commissie op de gecombineerde nomenclatuur(6) (hierna: „GN-toelichtin-gen”) dat „rechthoekige blokken vervaardigd uit aan elkaar gelijmde latten, waarvan de vier zijden zijn geschaafd” tot postonderverdeling 4421 90 99 behoorden. De Commissie bevestigt, dat dit dezelfde artikelen waren als die welke in andere bewoordingen in verordening nr. 1509/97 zijn vermeld. (In de volgende uitgave van de GN-toelichtingen(7), gepubliceerd na de vaststelling van de verordening, zijn zij uit de lijst van postonderverdeling GN 4421 90 99 weggelaten).

8. Verordening nr. 3009/95, waarbij postonderverdelingen GN 4418 90 10 en GN 4418 90 90 werden ingevoerd, werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen op 30 december 1995. Op 2 januari 1996 verzocht Holz Geenen om een bindende tariefinlichting ter zake van de douane-indeling van de door haar ingevoerde artikelen aan de Oberfinanzdirektion München (directie douane, afdeling financiën) te München (hierna: „OFD”), die antwoordde dat zij vielen onder postonderverdeling GN 4418 90 10, gelamineerd hout.

9. Holz Geenen verzocht de OFD om herziening van haar beschikking, maar deze herziening werd aangehouden in afwachting van een beschikking van de Commissie over de indeling van de litigieuze waren. De beschikking van de Commissie werd gegeven in de vorm van verordening nr. 1509/97, waarna de OFD haar aanvankelijk standpunt handhaafde. De Commissie verklaart, dat zij de verordening heeft vastgesteld — en vervolgens de GN-toelichtingen heeft aangepast — om een einde te maken aan hetgeen volgens haar een tegenstrijdigheid was tussen de destijds bestaande indeling in de GN-toelichtingen en het gestelde in de toelichtingen op het GS (hierna: „GS-toelichtingen”), volgens welke post 4418 gelamineerd hout omvatte.

10. Daarop stelde Holz Geenen bij het Finanzgericht München beroep in tegen de beschikking van de OFD, waarbij zij hoofdzakelijk stelde, dat de betrokken artikelen niet geschikt zijn als dragende elementen in timmerwerk (de enige categorie waarin gelamineerd hout volgens haar kan vallen) en dat het evenmin (eventueel onbewerkte) raamkozijnen zijn, aangezien de bewerking om de artikelen geschikt te maken als raamkozijn nog niet heeft plaatsgevonden. Nu zij tot geen enkele andere post of postonderverdeling behoren, kunnen zij slechts worden ondergebracht in de restcategorie voor andere houtwaren. Volgens Holz Geenen was de verordening bijgevolg onwettig, daar de Commissie niet bevoegd was om van het GS afwijkende indelingsverordeningen vast te stellen en haar motivering ontoereikend was.

11. Het Finanzgericht lijkt door de argumenten van Holz Geenen overtuigd, maar acht zich gebonden door de verordening. Het heeft het Hof dan ook gevraagd, of de verordening op het punt van de litigieuze indeling ongeldig is.

12. Artikel 1 van de verordening bepaalt: „De goederen omschreven in kolom 1 van de tabel opgenomen in de bijlage bij deze verordening dienen in de gecombineerde nomenclatuur te worden ingedeeld onder de corresponderende GN-codes in kolom 2 van voornoemde tabel.” Kolom 1 van deze tabel omvat eerdergenoemde „blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen”. Deze waren moeten blijkens kolom 2 worden ingedeeld in GN-code 4418 90 10 (gelamineerd hout), en wel om de in kolom 3 genoemde reden: „De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, alsmede de tekst van de GN-codes 4418, 4418 90 en 4418 90 10. Het betreft timmerwerk (gelamineerd hout).”

13. Algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN luidt: „(...) voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen — de navolgende regels.”

14. Van de „navolgende regels” is er slechts één mogelijk relevant. Algemene regel 2a bepaalt: „De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.”

15. Volgens algemene regel 6 zijn mutatis mutandis dezelfde regels van toepassing op de indeling in een postonderverdeling.

16. Er bestaan geen aantekeningen bij afdeling IX, waarin hoofdstuk 44 staat, en slechts een van de aantekeningen bij dit hoofdstuk lijkt op het eerste gezicht(8) betrekking te kunnen hebben op de onderhavige indeling. Aantekening 3 bij hoofdstuk 44 bepaalt: „Voor de toepassing van de posten 4414 tot 4421 worden artikelen (...) van gelaagd hout (...) gelijkgesteld met de daarmee overeenkomende artikelen van hout.”

Het toepasselijke recht en de relevante vragen

17. Waar het in deze zaak om gaat, is de geldigheid van een verordening van de Commissie en niet een indeling van een nationale doauneautoriteit. Ik zal dan ook het recht onder de loep nemen dat van toepassing is op de uitoefening door de Commissie van haar bevoegdheid om dergelijke verordeningen vast te stellen, alsook de toetsing daarvan door het Hof.

18. De bevoegdheid van de Commissie om de indeling van waren in de GN vast te stellen berust op artikel 9, lid 1, sub a, van verordening nr. 2658/87 en wordt beheerst door de voorwaarden bepaald in artikel 10(9), dat betrekking heeft op de raadpleging van het Comité douanewetboek, ingesteld bij artikel 247 van verordening nr. 2913/92.

19. De beginselen die de uitoefening van deze bevoegdheid regelen, zijn door het Hof geformuleerd als volgt:

„Daartoe heeft de Raad de Commissie, handelend in nauwe samenwerking met de douanedeskundigen van de lidstaten, een ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten bij de verduidelijking van de inhoud van de posten die voor de indeling van een goed in aanmerking komen (...)

De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9, lid 1, sub a, (...) van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud van de tariefposten te wijzigen die zijn vastgesteld op basis van het bij het Internationaal Verdrag ingevoerde geharmoniseerde systeem, ten aanzien waarvan de Gemeenschap zich bij artikel 3 van dit verdrag heeft verbonden om de draagwijdte van de posten niet te wijzigen.

Bijgevolg dient te worden onderzocht, of de Commissie, in weerwil van de overwegingen van de onderhavige verordening, in feite [de desbetreffende post] van de gecombineerde nomenclatuur heeft gewijzigd en aldus de grenzen van de haar bij artikel 9 van verordening nr. 2658/87 verleende bevoegdheden heeft overschreden.”(10)

20. De voornaamste daaruit af te leiden punten zijn: i) de Commissie beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid om de inhoud van tariefposten te verduidelijken; ii) bij de uitoefening van deze bevoegdheid moet zij handelen in samenwerking met het Comité douanewetboek, en iii) zij mag onder geen beding wijziging aanbrengen in de inhoud van de GS-posten of postonderverdelingen, dus tot het niveau van zes cijfers toe.

21. In casu zijn er geen redenen om aan te nemen dat onvoldoende is samengewerkt met het Comité douanewetboek. Het verschil in opvatting betreft slechts de vraag of de Commissie op juiste wijze gebruik heeft gemaakt van haar ruime beoordelingsbevoegdheid, dan wel door de onderhavige waren in postonderverdeling 4418 90 10 in te delen de inhoud van een overeenkomstig het GS bepaalde post heeft gewijzigd.

22. Deze vragen moeten worden onderzocht in het licht van een aantal regels die door de rechtspraak zijn gesteld. In de eerste plaats „[moet] in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel (...) worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven.”(11)

23. In de tweede plaats „[vormen] voor de GN toelichtingen van de Commissie, en voor het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, toelichtingen van de Internationale Douaneraad(12) (...) belangrijke middelen (...) bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar rechtens [zijn deze] niet bindend (...)”.(13)

24. Voorts kan „de bestemming van het product een objectief indelingscriterium (...) zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product; de inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product”.(14)

25. Post 4418 omvat „Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken”. Holz Geenen en de Commissie zijn met de nationale rechter van mening, dat de in geding zijnde artikelen geen „schrijnwerk” zijn, daar zij nog niet bewerkt of gezaagd zijn voor dergelijk gebruik; evenmin kunnen zij worden beschouwd als „onvolledige of onafge-werkte” ramen of raamkozijnen in de zin van algemene regel 2a voor de interpretatie van de GN. Het verschil van opvatting betreft dus de vraag of het „timmerwerk voor bouwwerken” betreft.

26. De GS-toelichtingen op post 4418 beginnen met drie paragrafen van algemene aard, die de omvang van de post beschrijven:

„Deze post omvat allerlei werken van hout, inlegwerk van hout daaronder begrepen die gebruikt worden voor bouwwerken van alle soorten. Bedoelde werken worden onder deze post ingedeeld, ook indien zij niet zijn gemonteerd, voorzover de onderscheiden delen, waaruit zij bestaan, voorzien zijn van inkepingen, pennen of gaten of dergelijke hulpmiddelen voor het samenvoegen (uitvoeren van houtverbindingen). Zij mogen zijn voorzien van beslag (hengsels, scharnieren, sloten, omlijstingen van metaal, enz.).

Met schrijnwerk worden hier meer bepaald werken van hout bedoeld, die bestemd zijn voor de uitrusting van gebouwen, zoals deuren, ramen, luiken, trappen, kozijnen voor deuren, voor ramen, enz., terwijl als timmerwerk worden aangemerkt, werken van hout, zoals balken, liggers, kepers, enz., waaruit het geraamte van bouwwerken is samengesteld of waarmede stellingen worden opgetrokken, bekistingen uitgevoerd, enz. Hier worden echter niet ingedeeld: platen van triplex- en multiplexhout, ook indien aan beide zijden bestreken, gebruikt als betonbekistingen (...).

Als product van deze post kan men gelamineerd hout vermelden. Deze soort timmerhout bekomt men door een zeker aantal houtlagen met hun draad in dezelfde richting opeen te lijmen. Lamellen van gewelfde stukken worden zo geplaatst dat hun vlak een hoek van 90° vormt met de te ondersteunen last. Bijgevolg worden de lamellen van een rechte balk horizontaal gelegd.”

27. Holz Geenen benadrukt, dat in deze toelichtingen gelamineerd hout wordt vermeld als onderdeel van dragende bouwelementen en dat in het Engels de term „timber” wordt gebruikt, tot staving van haar betoog dat de betrokken artikelen niet in deze categorie vallen, ook al betreft het gelamineerde producten. Zij wijst erop, dat ook „Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout” (post 4412) zijn uitgesloten, ook al heeft dit een gelaagde structuur. Volgens haar omvat post 4418 dan ook alleen gelaagd timmerhout voor bouwwerken en niet elk gelaagd hout. De in geding zijnde artikelen zijn niet geschikt voor dergelijk gebruik; de gebruikte lijmsoorten zijn niet sterk genoeg en bij de productie van dit hout is het meer te doen om besparing dan om stevigheid. Aangezien het objectief karakter en specifiek gebruik ervan niet onder de bewoordingen van post 4418 vallen, is de verordening onwettig doordat zij deze artikelen daarin onderbrengt. Volgens Holz Geenen moeten zij dan ook als „Andere houtwaren” worden ingedeeld in post 4421 en is 4421 90 99 de enige toepasselijke postonderverdeling.

28. De Commissie verdedigt de tegengestelde opvatting. Zij stelt, dat post 4418 geen artikelen noemt die zijn ingedeeld naar het doel of de bestemming ervan; het gaat erom, wat objectief moet worden verstaan onder „timmerwerk voor bouwwerken”. Uit de opneming van „bekistingen voor betonwerken” blijkt, dat niet alleen dragende elementen daaronder vallen. De term „timmerwerk voor bouwwerken” (Engels: „builders' carpentry”, Frans: „pièces de charpente”) is neutraal, en gelamineerd hout is uitdrukkelijk opgenomen in de GS-toelichtingen (het gebruik van het woord „structural” in de Engelse taalversie is van geen belang, aangezien de post naar zijn eigen bewoordingen moet worden uitgelegd). Het feit dat „rechthoekige blokken vervaardigd uit aan elkaar gelijmde latten, waarvan de vier zijden zijn geschaafd” vroeger in postonderverdeling 4421 90 99 stonden, is niet relevant, aangezien post 4418 niet op basis van die postonderverdeling kan worden gedefinieerd. Dat in de verordening wordt vermeld dat de blokken bestemd zijn „voor de vervaardiging van raamkozijnen” is evenmin relevant, omdat de indeling in post 4418 niet afhankelijk is van de bestemming, en de blokken, die elke lengte kunnen hebben, ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Al zou het Engelse woord „timber” alleen betrekking hebben op dragende elementen, dan nog zou gelaagd hout niet van timmerwerk voor bouwwerken zijn uitgesloten, daar een post niet kan worden gedefinieerd op basis van een postonderverdeling; de blokken zouden dan eenvoudig in postonderverdeling 4418 90 90„andere” vallen en niet in postonderverdeling 4421 90 99.

29. Aldus weergegeven is de vraag in wezen, of de betrokken artikelen al dan niet tot post 4418 behoren. Indien dat het geval is (zoals de Commissie meent), moeten zij in een van de onderverdelingen van post 4418 90 vallen. Indien dat niet het geval is (zoals Holz Geenen meent), kunnen zij uitsluitend in post 4421 vallen, en gelet op de formulering en de opbouw van deze post, in postonderverdeling 4421 90 99. Tevens moet worden bedacht, dat ook een andere indeling mogelijk is.

Betekent de indeling van de in geding zijnde artikelen in post 4418 dat de inhoud van deze post wordt gewijzigd?

30. De standpunten lopen uiteen over de vraag of rekening moet worden gehouden met de bestemming van de artikelen. Een van de hoofdpunten van de Commissie is, dat de indeling in post 4418 uitsluitend moet afhangen van objectieve kenmerken en niet van de bestemming, ook al omschrijft de verordening de betrokken artikelen als bestemd „voor de vervaardiging van raamkozijnen”. Holz Geenen betoogt, dat de bestemming het doorslaggevend criterium is, dat de betrokken artikelen niet bestemd (of geschikt) zijn voor gebruik als „timmerwerk voor bouwwerken” en dat, al zijn zij bestemd voor gebruik in raam- (en deur-)kozijnen, zij niet kunnen vallen in categorieën die „schrijnwerk voor bouwwerken” vormen, daar zij niet de „essentiële kenmerken” van het complete of afgewerkte goed bezitten, zoals algemene regel 2a vereist.

31. Voor de beantwoording van deze vraag moet als eerste stap, alvorens de GS-toelichtingen te onderzoeken, de formulering van post 4418 worden bezien in de twee authentieke taalversies van de GS, die de grondslag vormen van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap op dit vlak. Als de illustratieve opsomming aan het eind van deze post buiten beschouwing wordt gelaten, luidt deze post in het Engels „builders' joinery and carpentry of wood” en in het Frans „ouvrages de menuiserie et pièces de charpente pour construction”.

32. Het is duidelijk, dat de woorden „builders'” en „pour construction” zowel op schrijnwerk als op timmerwerk slaan en dat zij inderdaad de bestemming als criterium hanteren. Dit wordt bevestigd — hoewel de formulering van de post op zich al duidelijk is — door de algemene verklaring in de GS-toelichtingen, dat de post „allerlei werken van hout [omvat] die gebruikt worden voor bouwwerken van alle soorten”.

33. Ik wijs er verder op, dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen schrijnwerk en timmerwerk. Het feit dat de GS-toelichtingen aangeven wat onder deze termen valt, is dus in zoverre niet relevant, dat de omstandigheid dat een artikel „schrijnwerk” is en niet „timmerwerk”, of omgekeerd, niet tot gevolg mag hebben dat het wordt uitgesloten van een van de onderverdelingen van post 4418, indien het inderdaad schrijnwerk of timmerwerk is.

34. Na de drie paragrafen die ik hiervóór heb aangehaald(15), wordt in de GS-toelichtingen een beschrijving gegeven van „panelen met cellenstructuur”, „al dan niet omlijste houtpanelen voor parketvloeren”, „shingles” en „shakes”, en vervolgens verklaard:

„Van deze post zijn uitgezonderd:

  1. Triplex- of fineerplaten, bestemd als vloerbedekking, bedekt met een fijne laag fineer zodat een vloerplaat van laminaatparket wordt geïmiteerd (post 44.12);

  2. kasten, met of zonder bodem, ook indien ze bestemd zijn om te worden bevestigd (gespijkerd, enz.) of opgehangen aan zolderingen of muren (post 94.03);

  3. geprefabriceerde bouwwerken (post 94.06).”

35. Het lijkt mij dan ook duidelijk, dat deze post alle houten elementen omvat die door aannemers worden gebruikt in het geraamte van een bouwwerk (vloeren, muren, scheidingswanden, plafonds, daken, enzovoort, waarbij deuren en ramen tot de structuur van de muren of scheidingswanden behoren), of bij de bouw ervan (steigers, betonbekistingen), behalve triplexhout en dergelijke en echt geprefabriceerde constructies, die elk een eigen post hebben. De post omvat niet houten elementen die geen deel uitmaken van het geraamte (in dit verband vind ik het intrigerend dat het blijkbaar voorkomt dat aannemers kasten aan de zoldering spijkeren). Ingevolge algemene regel 2a omvat deze post evenmin houten artikelen die een andere gespecialiseerde bewerking moeten ondergaan (zoals die van de timmerman die ramen maakt) om houten elementen te verkrijgen die aannemers in het geraamte of de bouw van een gebouw kunnen gebruiken.

36. De GS-toelichtingen en alle termen die in de illustratieve opsomming van de post en de postonderverdelingen worden gebruikt, zijn met dit standpunt volledig in overeenstemming. Dakspanen („shingles en shakes”; Frans: „bardeaux”) zijn onderdelen van dak- of gevelbedekking, en het feit dat panelen met cellenstructuur „vooral” (Engels: „sometimes”) worden gebruikt bij de vervaardiging van bepaalde meubelen(16), is duidelijk niet van belang voor hun indeling in deze post aan de hand van het gebruik dat er normaal gesproken van wordt gemaakt.

37. De in geding zijnde artikelen zijn „blokken” van verschillende lengten, bestaande uit lagen verlijmd hout. Volgens de verordening zijn zij bestemd voor de „vervaardiging van raamkozijnen” en Holz Geenen heeft voor de nationale rechter verklaard, dat zij „verschillende toepassingen hebben als niet-dragende houten bouwelementen, bijvoorbeeld ook in deuren”. Niet is gesteld, dat zij worden gebruikt of bedoeld zijn voor rechtstreeks gebruik bij de constructie van gebouwen van welke aard ook, of dat het zelf bouwmaterialen zijn in de trant van deuren, ramen, luiken, trappen, raam- of deurkozijnen, en vaststaat, dat het geen onderscheiden, niet-gemonteerde delen van die materialen zijn, die voorzien zijn van inkepingen, pennen of gaten of dergelijke hulpmiddelen voor het samenvoegen. Hun objectieve kenmerken en eigenschappen zijn ook zeker niet die van elementen die wel in deze categorieën vallen (tenzij hun samenstelling eventueel zodanig is dat zij zijn te omschrijven als gelamineerd hout en alle gelamineerd hout moet worden ingedeeld in post 4418, een hypothese die ik hierna zal bespreken).

38. De tegengestelde opvatting zou betekenen, dat onder „schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken” elementen vallen die niet worden gebruikt voor het geraamte of de constructie van gebouwen, als bouwmaterialen of onderscheiden, niet-gemonteerde delen daarvan, die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van deze bouwmaterialen of delen daarvan. In zoverre zijn zij gelijk aan elk ander stuk hout van die afmetingen, dat indien het niet gelaagd is, zal vallen onder post 4407 („Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm”) of post 4409 [„Hout (...) waarvan ten minste een zijde over de gehele lengte is geprofileerd (...) ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding”]. Het feit dat dergelijke stukken hout moeten worden ingedeeld in andere posten indien zij niet gelaagd zijn, lijkt mij bijzonder overtuigend.

39. Terwijl volgens aantekening 3 van hoofdstuk 44(17) post 4418 —evenals alle andere posten van 4414 tot en met 4421 — geldt voor artikelen van gelaagd hout evenals voor dergelijke artikelen van hout, kunnen door deze aantekening geen artikelen in deze post (of in enige andere relevante post) worden ingedeeld alleen omdat zij van gelaagd hout zijn gemaakt. En hoewel gelamineerd hout overeenkomstig de GS-toelichtingen in post 4418 kan worden ingedeeld — zodat de Commissie daartoe zonder meer een specifieke postonderverdeling in de GN mocht invoegen — betekent dit niet dat alle gelijmd en gelaagd hout noodzakelijkerwijs in deze postonderverdeling thuishoort. Dit geldt alleen voor producten die schrijnwerk of timmerwerk voor bouwwerken vormen. Dit verklaart mijns inziens waarom in de GS-toelichtingen in plaats van een meer algemene omschrijving gesproken wordt van „timmerhout voor bouwwerken” („structural timber product”, „pièce de charpente”), en het wordt door deze woordkeuze bevestigd.

40. Dan kom ik nu toe aan het verschil tussen gelaagd hout en gelamineerd hout. Holz Geenen heeft met nadruk betoogd, dat de litigieuze waren geen gelamineerd hout zijn.

41. De term „gelamineerd hout” verschijnt voor de eerste maal in de GS-toelichtingen als niet nader gespecificeerd product in post 4418, en zowel in het Engels als in het Frans verschilt de gebruikte term van die welke in aantekening 3 van hoofdstuk 44 wordt gebruikt. Vervolgens is de term per 1 januari 1996 in postonderverdeling 4418 90 10 GN ondergebracht en opnieuw verschilt de gebruikte benaming in alle officiële talen van de Gemeenschap (behalve het Portugees) van die voor „gelaagd hout”. Hoewel ik niet teveel betekenis wil hechten aan het gebruik van het woord „timber” in het Engels, dat in andere talen niet voorkomt, is het overduidelijk dat verschillende zaken worden bedoeld.

42. Raadpleging van tweetalige en eentalige technische woordenboeken en naslagwerken levert geen enkele consistentie op in de termen die in de verschillende talen van de Gemeenschap worden gebruikt. Voor beide standpunten kan steun worden gevonden in een willekeurig naslagwerk in ongeacht welke taal. Hoe meer werken men erop naslaat en hoe groter hun verscheidenheid, des te duidelijker wordt, dat de in de GS en de GN gebruikte benamingen in geen enkel opzicht enig systematisch terminologisch onderscheid weergeven, dat algemeen in de branche wordt gemaakt.

43. Mijns inziens is echter uit het hiervóór besproken materiaal duidelijk, dat de bedoeling is geweest verschil te maken tussen enerzijds een algemene categorie gelaagd hout, waarvan elk voorwerp in de posten 4414 tot en met 4421 kan zijn gemaakt, en anderzijds een specifieke subcategorie van dit soort hout, dat door aannemers wordt gebruikt in het geraamte of de constructie van een gebouw (over het algemeen als dragend element) en bijgevolg in post 4418 moet worden ingedeeld.

44. Ik meen dan ook, dat de betrokken artikelen niet moeten worden ingedeeld in post 4418, noch wegens hun bestemming noch wegens hun objectieve kenmerken en eigenschappen.

45. Ik meen op grond van de gehele bovenstaande redenering, dat de Commissie de inhoud van post 4418 heeft gewijzigd door de betrokken artikelen daar in te delen. Alvorens deze conclusie te bevestigen wil ik evenwel onderzoeken wat de juiste indeling van de litigieuze waren is.

46. Deze vraag is niet door de nationale rechter gesteld en het is een vraag die hij, zoals ik in mijn conclusie in de zaak Wiener SI(18) heb gezegd, normaal gesproken zelf zal kunnen beantwoorden. In een zaak als deze is het mijns inziens evenwel volledig in overeenstemming met de verplichting tot samenwerking tussen het Hof en de nationale rechter om hiervoor richtsnoeren aan te reiken. Een gemeenschapsinstelling heeft een formele indeling gemaakt en de gemeenschapsrechter kan zich zonder meer over de correcte indeling uitspreken.

Wat is de correcte indeling van de betrokken artikelen?

47. Naar mag worden aangenomen werden ook vóór de invoering van de postonderverdeling voor „gelamineerd hout” waren van dit soort ingevoerd door Holz Geenen en anderen, en de destijds passende indeling kan naar ik aanneem nog steeds dienst doen. Misschien werden zij overeenkomstig de versie van 1994 van de GS-toelichtingen in postonderverdeling 4421 90 99 ingedeeld, die volgens de Commissie voor precies dezelfde waren gold. Dit is trouwens de enige post die (door Holz Geenen) als alternatief is voorgesteld, aangezien de door de Commissie gesuggereerde postonderverdeling 4418 90 90 net zo min correct kan zijn als postonderverdeling 4418 90 10, ervan uitgaande dat de betrokken artikelen in het geheel niet tot post 4418 behoren. Bovendien heeft de vertegenwoordiger van de Commissie ter terechtzitting, geconfronteerd met de hypothese dat de verordening wellicht ongeldig zou worden verklaard, geopperd dat postonderverdeling 4421 90 99 de enige andere mogelijke indeling zou zijn.

48. Daarnaast zouden de volgende opmerkingen de nationale rechter van nut kunnen zijn.

49. Uit aantekening 3 van hoofdstuk 44 van de GN (zie hiervóór punt 16) blijkt, dat alle posten 4414 tot en met 4421 mede artikelen van gelaagd hout omvatten, en vaststaat dat de betrokken artikelen van hout zijn en gelaagd. De posten 4414 („Houten lijsten voor schilderijen, voor foto's, voor spiegels en dergelijke”), 4415 („Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout, opzetranden voor laadborden, van hout”), 4416 („Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen”), 4417 („Gereedschap, alsmede monturen en stelen voor gereedschap, borstelhouten, borstel- en bezemstelen, van hout; schoenleesten en schoenspanners, van hout”), 4419 („Tafel- en keukengerei van hout”) en 4420 („Inlegwerk van hout; koffertjes, kistjes en etuis, voor juwelen of voor goudsmidswerk, alsmede dergelijke artikelen, van hout; beeldjes en andere siervoorwerpen, van hout; meubelmakerswerk van hout, ander dan dat bedoeld bij hoofdstuk 94”) zijn duidelijk geen van alle van toepassing. Indien de betrokken artikelen moeten vallen onder een van de posten die krachtens aantekening 3 van dit hoofdstuk gelaagd hout omvatten, dan moet het post 4421 „Andere houtwaren” zijn. Daar het niet een van de uitdrukkelijk in deze post genoemde artikelen betreft, moeten zij behoren tot postonderverdeling 4421 90„andere”, die is onderverdeeld in 4421 90 91„van vezelplaat” en 4421 90 99„andere”, waarbij laatstgenoemde onderverdeling de enige mogelijke indeling is, aangezien de artikelen niet van vezelplaat zijn gemaakt.

50. Niettemin, hoewel het feit dat de posten 4414 tot en met 4421 uitdrukkelijk artikelen van gelaagd hout omvatten, lijkt te impliceren dat de andere posten van hoofdstuk 44 dergelijke artikelen niet omvatten, gaat deze redenering niet op voor post 4412, die betrekking heeft op „Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout”, verder onderverdeeld in „triplex- en multiplexhout, enkel bestaande uit houten platen met een dikte van niet meer dan 6 mm”, „ander, met ten minste één der buitenste lagen van ander hout dan naaldhout” en „ander”. Hoewel deze post op het eerste gezicht lijkt te slaan op platen en niet op „blokken” van het soort dat hier aan de orde is (in feite lengten tot drie meter), kan dit soort artikelen bij nader inzien in sommige omstandigheden wel- daaronder vallen.

51. Aantekening 4 van hoofdstuk 44 verklaart: „Producten bedoeld bij post 4410, 4411 of 4412 mogen op dezelfde wijze zijn geprofileerd als het hout bedoeld bij post 4409; zij mogen bovendien zijn gebogen, gegolfd, van gaten voorzien, gesneden of op andere wijze in een andere dan vierkante of rechthoekige vorm gebracht, dan wel een andere bewerking hebben ondergaan, voor zover zij daardoor niet het karakter hebben verkregen van artikelen bedoeld bij andere posten”.

52. Post 4409 omvat „Hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste een zijde over de gehele lengte is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, afgerond met V-verbinding of dergelijke), ook indien geschaafd, geschuurd of met vinger-lāsverbinding”. De verschillende categorieën die hiertoe behoren, zijn: „staaflijst van hout, voor meubelen, voor lijsten, voor binnenhuisversiering, voor het wegwerken van elektrische leidingen (groeflatjes en afdekprofielen) en voor dergelijke doeleinden”; „voor lijsten voor schilderijen, voor foto's, voor spiegels en dergelijke”; „niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren”; en „ander”.

53. Zoals gezegd gaat het in casu om „blokken (...) bestaande uit lagen hout (...) met enigszins afgeschuinde randen”. Deze lijken dus te passen in de definitie van „gelaagd hout”, „op dezelfde wijze (...) geprofileerd als het hout bedoeld bij post 4409” doordat het „over de gehele lengte afgerond” is, zodat het kan worden ingedeeld in een van de onderverdelingen van post 4412, naar gelang van de feitelijke samenstelling, waarover het Hof onvoldoende nauwkeurige informatie heeft.

54. In supplement nr. 22 van juni 1998 van de (GS) toelichtingen van de WDO wordt uitdrukkelijk verklaard, dat met toepassing van aantekening 4 bij hoofdstuk 44, postonderverdeling 4412 99 (de restpost voor triplexhout, multiplexhout en op dergelijke wijze gelaagde houtsoorten die anders buiten de indeling zouden vallen) rechthoekige stukken van gelaagd hout (213 cm lang x 11,26 cm breed x 23,8 mm dik) omvat, gebruikt om deurkozijnen te vervaardigen. Dit product bestaat uit een dikke kern en twee dunne buitenlagen van naaldhout, over de gehele lengte aan beide zijden gegroefd voor een deurlijst en aan een zijde met een opening voor een deurstopper. Het is bestemd om op maat te worden gezaagd nadat de deurlijst en de deurstopper in de groeven zijn geplaatst, zodat een afgewerkte deurlijst ontstaat.

55. Deze producten lijken sterk op die welke in deze zaak aan de orde zijn, zowel wat betreft bestemming (volgens Holz Geenen worden de betrokken artikelen tevens gebruikt in deurkozijnen), als ten aanzien van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan.

56. Het Hof heeft zowel Holz Geenen als de Commissie verzocht, zich uit te spreken over de eventuele relevantie van deze indelingstoelichting en over het onderscheid dat zou kunnen worden gemaakt tussen de daarin bedoelde producten en die welke in deze zaak aan de orde zijn.

57. Holz Geenen maakt onderscheid tussen deze producten naar gelang van hun doorsnede en de mate van hun bewerking.

58. Wat het eerste criterium betreft, moet ik zeggen dat ik niet overtuigd ben. Ik zie geen substantieel verschil tussen een lengte gelaagd hout die wordt gebruikt voor de vervaardiging van deurkozijnen, met als afmetingen 112,6 mm bij 23,8 mm (een doorsnede van 2680 mm2), en een lengte gelaagd hout die wordt gebruikt voor de vervaardiging van raamkozijnen, met als afmetingen 72 mm bij 48 mm (een doorsnede van 3456 mm2). De ene is breder en minder dik dan de andere, maar het verschil in afmeting betekent volgens mij niet dat zij in verschillende categorieën komen te vallen.

59. Evenmin lijkt mij de mate van bewerking doorslaggevend. Van de in de verordening geclassificeerde waren wordt uitdrukkelijk gesteld dat zij geschaafde zijden hebben. Het over de gehele lengte geprofileerd, daaronder begrepen afgerond zijn, is een van de criteria voor indeling van het product in post 4409. Een mindere mate van afronding kan mijns inziens geen uitsluiting van de waren van deze post tot gevolg hebben, zolang zij afgerond zijn. Het feit dat andere producten een duidelijker vorm hebben, is in dit verband niet relevant.

60. De Commissie stelt daarentegen, dat het verschil tussen de twee soorten artikelen gelegen is in het feit dat het gelaagd hout bedoeld in de indelingstoelichting van de WDO alleen twee zeer dunne buitenlagen heeft. Ik neem dan ook aan, dat het gaat om een product dat verwant is met gefineerd hout, al kunnen de buitenlagen dikker zijn dan fineer.

61. Ik heb hiervóór(19) mijn standpunt gegeven over wat moet worden verstaan onder „gelaagd hout” in de zin van aantekening 3 van hoofdstuk 44 en de posten 4414 tot en met 4421. Men zou verwachten dat deze term dezelfde betekenis heeft wanneer hij elders in het hoofdstuk wordt gebruikt. Post 4412 is evenwel van toepassing op „Triplex- en multiplexhout en op dergelijke wijze gelaagd hout” (mijn cursivering). Gelet op deze formulering, het antwoord van de Commissie op de vraag van het Hof en de documenten die zij bij dit antwoord heeft overgelegd, ben ik van mening dat de stukken gelaagd hout bedoeld in de toelichting van de WDO, inderdaad in post 4412 zijn ingedeeld onder meer omdat de twee buitenlagen een dikte hadden die vergelijkbaar is met de lagen van triplex- of fineerhout.

62. Het Hof heeft geen specifieke informatie over de dikte van de verschillende lagen van de in de verordening bedoelde producten. Indien de buitenlagen een dikte hebben welke vergelijkbaar is met die van de lagen van triplex of fineer, een feitelijke vraag die tot de bevoegdheid van de nationale rechter behoort, moeten deze producten volgens mij in post 4412 worden ingedeeld, aangezien zij in alle andere relevante opzichten vergelijkbaar zijn met de producten in de indelingstoelichting. Indien de drie lagen alle ongeveer even dik zijn, zoals in het door Holz Geenen ter terechtzitting overgelegde voorbeeld, dan is postonderverdeling 4421 90 99, zoals hierboven uiteengezet(20), de enige mogelijke indeling.

Conclusie

63. Ik kom dan ook tot de conclusie, dat de verordening ongeldig is, voor zover daarin de litigieuze waren in postonderverdeling GN 4418 90 10 worden ingedeeld, en dat dergelijke waren moeten worden ingedeeld in de onderverdeling van post 4412 die overeenstemt met hun samenstelling, indien de twee buitenlagen een dikte hebben die vergelijkbaar is met de lagen van triplex of fineer, en anders in postonderverdeling 4421 90 99.

64. Aangezien de vraag van de correcte indeling van de in geding zijnde waren evenwel niet door de nationale rechter is gesteld, behoeft het Hof wellicht slechts te antwoorden als volgt:

„Verordening (EG) nr. 1509/97 van de Commissie van 30 juli 1997 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur is ongeldig, voor zover daarin ,blokken hout, met de afmetingen (breedte x hoogte) 48 x 72 mm, respectievelijk 85 x 72 mm, voor de vervaardiging van raamkozijnen, bestaande uit lagen hout, met hun draad in dezelfde richting opeen gelijmd, met enigszins afgeschuinde randen' worden ingedeeld in postonderverdeling GN 4418 90 10.”