Home

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 9 december 1999.

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 9 december 1999.

1 Ingevolge artikel 168 A van het Verdrag (thans artikel 225 EG) en artikel 51, eerste alinea, van 's Hofs Statuut, kan een hogere voorziening alleen rechtsvragen betreffen en moet zij zijn gebaseerd op middelen ontleend aan onbevoegdheid van het Gerecht, onregelmatigheden in de procedure voor het Gerecht waardoor aan de belangen van de verzoekende partij afbreuk is gedaan, dan wel schending van het gemeenschapsrecht door het Gerecht.

De hogere voorziening kan alleen zijn gebaseerd op middelen ontleend aan schending van rechtsregels, met uitsluiting van elke beoordeling van de feiten. Alleen het Gerecht is bevoegd om, enerzijds, de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld, voortvloeit uit de hem overlegde processtukken, en anderzijds, deze feiten te beoordelen. Wanneer het Gerecht de feiten heeft vastgesteld of beoordeeld, is het Hof bevoegd om het hem bij artikel 168 A van het Verdrag opgedragen toezicht uit te oefenen op de juridische kwalificatie van deze feiten en de rechtsgevolgen die het Gerecht daaraan heeft verbonden.

2 Ingevolge artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1697/79 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer, moet aan drie cumulatieve voorwaarden zijn voldaan opdat de bevoegde autoriteiten kunnen afzien van navordering van invoerrechten: dat de rechten niet geheven zijn, moet te wijten zijn aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten; de belastingplichtige moet te goeder trouw hebben gehandeld, en hij moet aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte hebben voldaan.

De eerste voorwaarde kan echter niet als vervuld worden beschouwd wanneer de bevoegde autoriteiten, inzonderheid met betrekking tot de oorsprong van de goederen, waren misleid door onjuiste verklaringen van de exporteur, waarvan zij de geldigheid niet behoeven te controleren of beoordelen. Alleen de vergissingen die aan een actieve gedraging van de bevoegde autoriteiten zijn toe te schrijven, doen namelijk een recht op niet-navordering van douanerechten ontstaan.

Bovendien kan de belastingplichtige die importeur te goeder trouw is, niet stellen dat het vertrouwensbeginsel is geschonden aangezien het aan de marktdeelnemers staat om in het kader van hun contractuele relaties de nodige voorzorgen te nemen om zich tegen de risico's van een navorderingsprocedure te beschermen.

3 Volgens artikel 113, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, mag het voorwerp van het geding voor het Gerecht in hogere voorziening niet worden gewijzigd. Zou een partij immers een middel dat zij niet voor het Gerecht heeft voorgedragen, voor het eerst voor het Hof mogen voordragen, dan zou zij bij het Hof, waarvan de bevoegdheid inzake hogere voorziening beperkt is, een geschil aanhangig kunnen maken dat een ruimere strekking heeft dan het geschil waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is de bevoegdheid van het Hof derhalve beperkt tot een onderzoek van de beoordeling door het Gerecht van de middelen die in eerste aanleg aan de orde waren.

4 Artikel 42, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat ingevolge artikel 118 van dat reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, verzet zich ertegen, dat in de loop van het geding nieuwe middelen worden voorgedragen, tenzij deze steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken. Een middel dat door rekwirante voor het eerst in haar repliek voor het Hof is aangedragen en dat betrekking heeft op een verordening die is aanvaard en bekendgemaakt vóór de datum van neerlegging van het verzoekschrift in hogere voorziening, moet dus kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

1 Hogere voorziening - Middelen - Verkeerde beoordeling van feiten - Niet-ontvankelijkheid - Afwijzing - Juridische kwalificatie van feiten - Ontvankelijkheid

[EG-Verdrag, art. 168 A (thans art. 225 EG); 's Hofs statuut-EG, art. 51, eerste alinea]

2 Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Navordering van rechten bij invoer of bij uitvoer - Voorwaarden voor afzien van navordering, gesteld in artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1697/79 - Vergissing van bevoegde autoriteiten - Geen - Goede trouw van importeur die instaat voor betaling van douaneschuld - Geen invloed

(Verordening nr. 1697/79 van de Raad, art. 5, lid 2)

3 Hogere voorziening - Middelen - Middel voor het eerst aangevoerd in hogere voorziening - Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 113, lid 2)

4 Procedure - Voordragen van nieuwe middelen in loop van geding - Voorwaarden - Toepassing op hogere voorziening - Middel voor het eerst aangevoerd in repliek en gebaseerd op rechtsgegevens waarvan vóór die procedure was gebleken - Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 42, lid 2, en 118)