Home

Arrest van het Hof van 7 november 2000.

Arrest van het Hof van 7 november 2000.

1 Bij beschikking van 2 juli 1998, binnengekomen bij het Hof op 12 augustus daaraanvolgend, heeft het Bundesgerichtshof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1).

2 Die vraag is gerezen in een geding tussen Schutzverband gegen Unwesen in der Wirtschaft eV, een vereniging ter bestrijding van oneerlijke mededinging (hierna: Schutzverband"), en Warsteiner Brauerei Haus Cramer GmbH & Co. KG (hierna: Warsteiner Brauerei") over het gebruik door laatstgenoemde van de aanduiding Warsteiner" op de etiketten van flessen van bepaalde biersoorten die in een brouwerij te Paderborn, op 40 km afstand van Warstein, werden gebrouwen.

De nationale regeling

3 § 3 van het Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb (Duitse wet tegen oneerlijke mededinging; hierna: UWG") van 7 juni 1909 bepaalt:

Eenieder die in het economisch verkeer voor mededingingsdoeleinden misleidende mededelingen doet inzake (...) de oorsprong (...) van goederen (...), kan worden gelast, het doen van die mededelingen te staken."

4 § 1 van het Gesetz über den Schutz von Marken und sonstigen Kennzeichen (Duitse wet inzake de bescherming van merken en andere tekens; hierna: Markengesetz") van 25 oktober 1994 (BGBl. 1994 I, blz. 3082), dat op 1 januari 1995 in werking is getreden, bepaalt onder het opschrift Beschermde merken en andere tekens":

Krachtens deze wet worden beschermd:

1. merken,

2. commerciële benamingen,

3. geografische herkomstaanduidingen."

5 De regeling van de geografische herkomstaanduidingen is te vinden in hoofdstuk 6 van het Markengesetz, dat drie afdelingen omvat. Afdeling 1 (§§ 126-129) heeft betrekking op de bescherming van geografische herkomstaanduidingen" en afdeling 2 (§§ 130-136) op de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in de zin van verordening (EEG) nr. 2081/92".

6 § 126 Markengesetz, Als geografische herkomstaanduidingen beschermde namen, aanduidingen of tekens", bepaalt in lid 1:

Onder geografische herkomstaanduidingen in de zin van deze wet worden verstaan de namen van plaatsen, streken, gebieden of landen, alsmede andere aanduidingen of tekens die in het economisch verkeer worden gebruikt om de geografische herkomst van goederen of diensten aan te duiden."

7 Volgens § 126, lid 2, komen niet voor bescherming als geografische herkomstaanduidingen in aanmerking de in lid 1 bedoelde namen, aanduidingen of tekens die soortnamen betreffen".

8 § 127 Markengesetz, Omvang van de bescherming", luidt als volgt:

1. Geografische herkomstaanduidingen mogen in het economisch verkeer niet worden gebruikt voor goederen of diensten die niet afkomstig zijn uit de plaats, de streek, het gebied of het land die of dat daarmee wordt aangeduid, wanneer door het gebruik van dergelijke namen, aanduidingen of tekens voor goederen of diensten van andere herkomst misleiding ten aanzien van de geografische herkomst zou kunnen ontstaan.

2. Wanneer de door een geografische herkomstaanduiding aangeduide goederen of diensten bijzondere kenmerken of een bijzondere hoedanigheid bezitten, mag de geografische herkomstaanduiding in het economisch verkeer slechts voor soortgelijke goederen of diensten van die herkomst worden gebruikt, indien deze goederen of diensten die kenmerken of hoedanigheid vertonen.

3. Wanneer een geografische herkomstaanduiding een bijzondere faam geniet, mag zij, ook zonder dat misleiding ten aanzien van de geografische herkomst zou kunnen ontstaan, in het economisch verkeer niet voor goederen of diensten van andere herkomst worden gebruikt, voor zover door het gebruik voor goederen of diensten van andere herkomst zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit of afbreuk kan worden gedaan aan de faam van de geografische herkomstaanduiding of het onderscheidend vermogen daarvan.

(...)"

9 § 128, lid 1, Markengesetz bepaalt:

Tegen eenieder die in het economisch verkeer namen, aanduidingen of tekens gebruikt in strijd met § 127, kan door hen die op grond van § 13, lid 2, van de wet tegen oneerlijke mededinging [UWG] rechten kunnen doen gelden, een verbodsvordering worden ingesteld."

10 Blijkens de verwijzingsbeschikking ziet § 13, lid 2, UWG op concurrenten, beroepsorganisaties, consumentenverenigingen en kamers van koophandel, industrie of ambacht.

11 De §§ 130 tot en met 136 Markengesetz regelen in het bijzonder de procedure voor registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in de zin van verordening nr. 2081/92, de wijze van toezicht en controle als bedoeld in die verordening, de ter zake openstaande rechtsmiddelen en de verjaringstermijn.

De gemeenschapsregeling

12 Blijkens de vijfde overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92, die op 25 juli 1993 in werking is getreden, moeten bij de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen algemene communautaire voorschriften in acht (...) worden genomen en met name richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame [PB 1979, L 33, blz. 1 (...)]; (...) voor landbouwproducten en levensmiddelen die uit een bepaald gebied afkomstig zijn, [dienen] gezien de specificiteit ervan, bijzondere aanvullende bepalingen (...) te worden vastgesteld".

13 In de zevende overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 wordt tevens vastgesteld, dat de gebruiken met betrekking tot de oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in de lidstaten thans nog uiteenlopen; dat een communautaire benadering moet worden overwogen; dat immers met een communautair kader in de vorm van een beschermingsregeling het gebruik van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen verder zou kunnen worden ontwikkeld, aangezien een dergelijk kader, dankzij een meer uniforme aanpak, aan producenten van producten met dergelijke vermeldingen gelijke mededingingsvoorwaarden garandeert en deze producten voor de consumenten geloofwaardiger maakt".

14 De negende en de tiende overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 luiden als volgt:

overwegende dat deze verordening slechts geldt voor landbouwproducten en levensmiddelen waarvoor er een verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische oorsprong ervan; dat het toepassingsgebied van deze verordening echter zo nodig tot andere producten kan worden uitgebreid;

overwegende dat het, gezien de bestaande praktijk, wenselijk is twee verschillende niveaus van geografische referenties vast te stellen, namelijk beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen."

15 Artikel 1 van verordening nr. 2081/92 bepaalt:

1. In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor de bescherming van de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen van de voor menselijke voeding bestemde landbouwproducten die vermeld staan in bijlage II van het Verdrag en van de levensmiddelen die vermeld staan in bijlage I bij deze verordening alsmede van de landbouwproducten die vermeld staan in bijlage II bij deze verordening.

(...)

2. Deze verordening geldt onverminderd andere bijzondere communautaire bepalingen.

(...)"

16 In bijlage I bij die verordening, Levensmiddelen bedoeld in artikel 1, lid 1", wordt bij het eerste streepje Bier" vermeld.

17 Artikel 2, leden 1 en 2, van verordening nr. 2081/92 luidt als volgt:

1. De communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en van geografische aanduidingen van producten wordt verkregen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a) ,oorsprongsbenaming: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

- dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land

en

- waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

b) ,geografische aanduiding: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

- dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land

en

- waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven en waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden."

18 In de twaalfde overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 wordt verklaard, dat om in elke lidstaat te worden beschermd, geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen op communautair niveau moeten worden geregistreerd" en dat door inschrijving in een register eveneens de informatie van het bedrijfsleven en van de consumenten kan worden gewaarborgd".

19 In de artikelen 5 tot en met 7 van verordening nr. 2081/92 wordt de procedure vastgesteld voor de registratie van de in artikel 2 bedoelde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen, de zogeheten normale procedure". Volgens artikel 5, lid 4, moet de registratieaanvraag worden ingediend bij de lidstaat waarin het betrokken geografische gebied is gelegen. Volgens artikel 5, lid 5, gaat de lidstaat na, of de aanvraag gerechtvaardigd is en zendt hij die naar de Commissie.

20 Daar de behandeling van een registratieaanvraag door de Commissie enige tijd vergt, moest het worden toegestaan, dat de lidstaat een voorlopige nationale bescherming verleent in afwachting van een besluit betreffende de registratie onder die benaming. Daartoe is verordening nr. 2081/92 gewijzigd bij verordening (EG) nr. 535/97 van de Raad van 17 maart 1997 (PB L 83, blz. 3), waarbij in artikel 5, lid 5, na de eerste alinea, de volgende tekst is ingevoegd:

Op nationaal niveau mogen door deze lidstaat slechts voorlopig een bescherming in de zin van onderhavige verordening, alsook in voorkomend geval een aanpassingsperiode voor de aldus toegezonden benaming worden toegestaan vanaf de datum van de toezending ervan; (...)

De voorlopige nationale bescherming houdt op te bestaan vanaf de datum waarop een besluit inzake de registratie overeenkomstig deze verordening wordt genomen. (...)

Alleen de betrokken lidstaat is verantwoordelijk voor de gevolgen van een dergelijke nationale bescherming, ingeval de benaming niet zou worden geregistreerd in de zin van deze verordening.

De door de lidstaten krachtens de tweede alinea getroffen maatregelen hebben alleen op nationaal vlak uitwerking en mogen het intracommunautaire handelsverkeer niet belemmeren."

21 Artikel 17 van verordening nr. 2081/92 voert een vereenvoudigde procedure in voor de registratie van benamingen die reeds bestonden op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening. Artikel 17 luidt:

1. Binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.

2. De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.

3. De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen."

22 Ingevolge artikel 8 van verordening nr. 2081/92 mogen [d]e vermeldingen ,BOB, ,BGA of de gelijkwaardige nationale traditionele vermeldingen (...) alleen voorkomen op landbouwproducten en levensmiddelen die aan de vereisten van deze verordening voldoen".

23 Artikel 13 van verordening nr. 2081/92 bepaalt:

1. Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten of voor zover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming;

b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ,soort, ,type, ,methode, ,op de wijze van, ,imitatie, en dergelijke;

c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;

d) elke andere praktijk die het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.

Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwproduct of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met het bepaalde onder a) of b).

2. De lidstaten mogen evenwel de nationale maatregelen handhaven waarmee het gebruik van de in lid 1, onder b), genoemde uitdrukkingen gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van deze verordening wordt toegestaan, op voorwaarde dat:

- de producten wettelijk onder vermelding van deze uitdrukking in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening;

- uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

Deze uitzondering mag er evenwel niet toe leiden, dat de producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze uitdrukkingen verboden waren.

3. Beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden."

24 Teneinde onder meer rekening te houden met het feit dat het eerste voorstel tot registratie van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen, dat de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 2, van verordening nr. 2081/92 moest opstellen, eerst in maart 1996 aan de Raad is voorgelegd, terwijl de in artikel 13, lid 2, van die verordening voorgeschreven overgangsperiode van vijf jaar grotendeels was verstreken, is laatstgenoemd lid 2 bij de op 28 maart 1997 in werking getreden verordening nr. 535/97 vervangen door de volgende tekst:

In afwijking van lid 1, punten a) en b), mogen de lidstaten de nationale regelingen waarmee het gebruik van overeenkomstig artikel 17 geregistreerde benamingen wordt toegelaten, handhaven gedurende een tot maximaal vijf jaar beperkte periode na de datum van bekendmaking van de registratie op voorwaarde dat:

- de producten wettelijk onder vermelding van deze benamingen in de handel zijn gebracht gedurende ten minste vijf jaar vóór de datum van bekendmaking van deze verordening,

- de ondernemingen de betrokken producten legaal in de handel hebben gebracht en gedurende de in het eerste streepje bedoelde periode de benamingen zonder onderbreking hebben gebruikt,

- uit de etikettering van de producten duidelijk de werkelijke oorsprong ervan blijkt.

Deze afwijking mag er evenwel niet toe leiden, dat de producten vrijelijk in de handel worden gebracht op het grondgebied van een lidstaat waarvoor deze benamingen verboden waren."

Het geschil in het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

25 Warsteiner Brauerei exploiteert sinds 1753 een te Warstein in de deelstaat Noordrijn-Westfalen (Duitsland) gevestigde brouwerij. Zij is houdster van het merk Warsteiner" voor Bier nach Pilsener Brauart", dat op grond van zijn bekendheid bij het publiek op 24 oktober 1990 bij het Deutsche Patentamt (Duits octrooibureau) werd geregistreerd. Vast staat, dat een te Warstein gebrouwen bier geen aan die plaats toe te schrijven bijzondere kenmerken bezit en dat als Warsteiner" aangeduid bier zijn faam te danken heeft aan de kwaliteit van het bier en de promotie van het merk Warsteiner".

26 In het najaar van 1990 kocht Warsteiner Brauerei een brouwerij te Paderborn, op 40 km afstand van Warstein, waar zij tot einde 1991 de biersoorten Light" en Fresh" brouwde. De op de voorzijde van de flessen aangebrachte etiketten bevatten onder meer de vermelding Warsteiner" of Marke Warsteiner". De etiketten op de achterzijde vermeldden onder meer, dat de betrokken biersoorten in unserer neuen Paderborner Brauerei" (in onze nieuwe brouwerij te Paderborn) waren gebrouwen en gebotteld.

27 Van mening, dat die etiketten misleidend waren, stelde het Schutzverband op grond van § 3 UWG voor het Landgericht Mannheim (Duitsland) tegen Warsteiner Brauerei een vordering in om het gebruik van de geografische herkomstaanduiding Warsteiner" voor te Paderborn gebrouwen bier te doen staken.

28 Voor het Landgericht Mannheim stelde Warsteiner Brauerei in het bijzonder, dat de benaming Warsteiner" geen verwijzing naar een geografische herkomst was, omdat de plaats Warstein bij het publiek grotendeels onbekend was en de faam van het bier hoe dan ook niet werd bepaald door bijzondere lokale omstandigheden. Bovendien zijn tal van andere bieren met een benaming die op een geografische herkomst duidt, niet uitsluitend uit de aldus aangeduide plaats afkomstig.

29 Nadat het een opinieonderzoek had laten verrichten, wees het Landgericht Mannheim de door het Schutzverband ingestelde verbodsvordering toe en verbood het Warsteiner Brauerei bij vonnis van 10 juni 1994 de in de brouwerij te Paderborn gebrouwen bieren met de litigieuze etiketten ten verkoop aan te bieden, te verspreiden en/of in het verkeer te brengen.

30 Bij arrest van 14 februari 1996 vernietigde het Oberlandesgericht Karlsruhe (Duitsland), waarbij hoger beroep was ingesteld, het vonnis van het Landgericht Mannheim en wees het de vordering van het Schutzverband af. Na een aanvullend deskundigenverslag van het opinieonderzoek te hebben laten opstellen, oordeelde het Oberlandesgericht namelijk, dat uit dat onderzoek bleek, dat een belangrijk deel van het ondervraagde publiek niet door de litigieuze benaming op relevante wijze, dat wil zeggen op een voor het consumentengedrag doorslaggevende wijze, werd misleid. Slechts 8 % van de ondervraagde consumenten die, zij het ook alleen bij gelegenheid of zelden, bier dronken, wist dat er een plaats Warstein bestond en verbond een voorstelling aan die plaats.

31 In zijn arrest onderzocht het Oberlandesgericht Karlsruhe tevens de aanspraken op grond van het in de tussentijd in werking getreden Markengesetz en zette het, zoals blijkt uit de door Warsteiner Brauerei bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen, dienaangaande uiteen:

De geldend gemaakte aanspraak kan evenmin worden gebaseerd op § 128, lid 1, junctis de §§ 126 en 127, Markengesetz. De merkenrechtelijke bescherming van geografische herkomstbenamingen veronderstelt het bestaan van gevaar van misleiding (§ 127, lid 1, Markengesetz). Evenals bij § 3 UWG moet het criterium zijn een misleiding die de beslissing tot kopen beïnvloedt."

32 Uiteindelijk werd het geschil voorgelegd aan het Bundesgerichtshof, dat er in zijn verwijzingsbeschikking om te beginnen op wijst, dat vooral de bepalingen van het Markengesetz relevant zijn voor de juridische beoordeling van het geschil in het hoofdgeding. Zijns inziens is met de vaststelling van die nieuwe wettelijke regeling, die als een lex specialis" moet worden aangemerkt, de omvang van de bescherming van de geografische herkomstaanduidingen uitgebreid. Naar haar aard valt die bescherming nog steeds onder het mededingingsrecht, doch op bepalingen als § 3 UWG kan alleen nog aanvullend een beroep worden gedaan voor feitelijke omstandigheden die niet onder de §§ 126 en volgende Markengesetz vallen. Aangezien de benaming niet aan een bepaalde (uitsluitende) houder toekomt, vormen geografische herkomstaanduidingen evenwel geen afzonderlijke soort van intellectuele eigendom.

33 Het Bundesgerichtshof merkt vervolgens op, dat het reeds om redenen van bescherming van de concurrenten verboden is, een product van onjuiste aanduidingen over de geografische herkomst ervan te voorzien, zodat de bescherming van de geografische herkomstaanduidingen ook moet worden gewaarborgd, wanneer de herkomst van het product niet van invloed is op de koopbeslissing van de consument.

34 Volgens het Bundesgerichtshof is voor de bescherming van de eenvoudige geografische herkomstaanduidingen op grond van § 127, lid 1, Markengesetz niet vereist dat de betrokken aanduidingen als zodanig, in het hoofdgeding wil dat zeggen als verwijzing naar een plaats met de naam Warstein, bij het publiek bekend zijn, doch slechts dat de aangeduide plaats niet duidelijk als productieplaats in aanmerking komt wegens haar karakteristieke eigenschap of de bijzondere aard van het product. Voor die bescherming wordt evenmin verlangd, dat de consument die aanduiding in verband brengt met een bijzondere kwaliteitsvoorstelling, die is gebaseerd op regionale of plaatselijke karakteristieke eigenschappen. Voor de beslissing van het hoofdgeding is het derhalve zonder belang, of de consument met de plaats van herkomst van het bier bepaalde kwaliteitsverwachtingen verbindt, dan wel of de benaming Warsteiner" als herkomstaanduiding van enigerlei invloed is op de koopbeslissing van de consument.

35 Ten slotte is het Bundesgerichtshof van oordeel, dat verordening nr. 2081/92, die volgens artikel 2, lid 2, sub b, geografische aanduidingen van levensmiddelen slechts beschermt indien een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan de geografische oorsprong kan worden toegeschreven, gewoonlijk niet in de weg staat aan de nationale bescherming van de eenvoudige geografische herkomstaanduidingen. Volgens hem heeft evenwel noch het Hof in zijn arrest van 7 mei 1997, Pistre e.a. (C-321/94-C-324/94, Jurispr. blz. I-2343), noch de Commissie in haar met betrekking tot die zaak ingediende schriftelijke opmerkingen een duidelijk en definitief antwoord gegeven op de vraag, of de bij verordening nr. 2081/92 ingestelde bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen elke verdergaande nationale bescherming uitsluit.

36 Van oordeel derhalve dat de beslechting van het geschil afhing van de uitlegging van verordening nr. 2081/92, heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

Verzet de regeling van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, zich tegen de toepassing van een nationale regeling die het misleidende gebruik van een eenvoudige geografische herkomstbenaming verbiedt, dat wil zeggen een aanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan?"

De prejudiciële vraag

37 Volgens de vijfde overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 moeten bij de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen algemene communautaire voorschriften en met name richtlijn 79/112 in acht worden genomen.

38 De Duitse regering wijst er in haar schriftelijke opmerkingen uitdrukkelijk op, dat de §§ 126 en volgende Markengesetz, evenals onder meer § 3 UWG, de consument dezelfde bescherming tegen misleiding willen garanderen als richtlijn 79/112.

39 De nationale rechter heeft het Hof evenwel geen vraag gesteld over de uitlegging van die richtlijn, doch de door hem gestelde prejudiciële vraag heeft uitsluitend betrekking op verordening nr. 2081/92.

40 Gelezen in het licht van de toepasselijk nationale wettelijke regeling moet de gestelde vraag derhalve aldus worden verstaan, dat daarmee wordt beoogd te vernemen, of verordening nr. 2081/92 zich verzet tegen de toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan.

41 Om te beginnen blijkt uit de rechtspraak van het Hof, dat het bij gebreke van een gemeenschappelijke regeling voor de productie en de verhandeling van een product in beginsel aan de lidstaten staat om, ieder op zijn eigen grondgebied, regelingen te treffen voor al hetgeen de verhandeling van dat product betreft, met inbegrip van de benaming en de etikettering ervan, onverminderd communautaire maatregelen die beogen de desbetreffende nationale wettelijke regelingen nader tot elkaar te brengen (arrest van 16 december 1980, Fietje, 27/80, Jurispr. blz. 3839, punt 7).

42 Volgens de artikelen 1, lid 1, en 2, leden 1 en 2, regelt verordening nr. 2081/92 de communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen in de zin van die verordening.

43 Ingevolge artikel 2, lid 2, sub b, heeft verordening nr. 2081/92 evenwel slechts betrekking op geografische aanduidingen waarbij een rechtstreeks verband bestaat tussen een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product, en zijn specifieke geografische oorsprong (zie, in die zin, arrest Pistre e.a., reeds aangehaald, punt 35).

44 Vaststaat, dat eenvoudige geografische herkomstaanduidingen waarbij, om met de nationale rechter in zijn prejudiciële vraag te spreken, geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan, niet onder die definitie vallen en dus niet kunnen worden beschermd krachtens verordening nr. 2081/92.

45 Niets in verordening nr. 2081/92 wijst er evenwel op, dat dergelijke geografische herkomstaanduidingen niet krachtens een nationale regeling van een lidstaat kunnen worden beschermd.

46 Integendeel, uit de negende overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92 volgt uitdrukkelijk, dat die verordening slechts geldt voor die benamingen waarbij een verband bestaat tussen de kenmerken van het product of het levensmiddel en de geografische oorsprong ervan.

47 Overigens heeft het Hof in voormeld arrest Pistre e.a. (punten 39 en 40) reeds geoordeeld, dat verordening nr. 2081/92 niet in de weg staat aan de toepassing van een nationale regeling tot bescherming van benamingen met specifieke geografische verwijzingen die, indien er een verband bestond tussen de kenmerken van de producten waaraan die benamingen doen denken en het geografische gebied waarnaar zij verwijzen, in aanmerking zouden komen voor registratie overeenkomstig die verordening.

48 Warsteiner Brauerei en de Griekse regering brengen hiertegen in, dat wanneer naast verordening nr. 2081/92 nationale voorschriften inzake de bescherming van geografische aanduidingen zouden mogen worden gehandhaafd die niet voldoen aan de in de verordening vastgestelde beschermingsvoorwaarden, dit zou indruisen tegen de eigenlijke doelstelling van die verordening, die blijkens onder meer de zevende overweging van de considerans beoogt een communautair beschermingssysteem voor geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het leven te roepen door de uiteenlopende nationale gebruiken terzake te vervangen door een communautaire kaderregeling en een meer uniforme aanpak. Volgens de Griekse regering zou de handhaving van dergelijke nationale voorschriften eveneens wezenlijk afbreuk doen aan de communautaire registratieregeling van verordening nr. 2081/92, doordat het op grond daarvan mogelijk zou zijn geografische aanduidingen te beschermen zonder dat de procedurevoorschriften en de strenge materiële voorwaarden in acht worden genomen die gelden voor de registratie en bijgevolg de bescherming ervan krachtens verordening nr. 2081/92.

49 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de met verordening nr. 2081/92 nagestreefde doelstelling niet kan worden doorkruist door de gelijktijdige toepassing van die verordening en nationale voorschriften inzake de bescherming van geografische herkomstaanduidingen die niet binnen de werkingssfeer van de verordening vallen.

50 Verordening nr. 2081/92 heeft tot doel, aan de daarin bedoelde geografische benamingen een uniforme bescherming in de Gemeenschap te verzekeren, en bij de verordening is de communautaire registratie van die benamingen verplicht gesteld, teneinde deze in alle lidstaten te kunnen beschermen (zie, in die zin, arrest van 9 juni 1998, Chiciak en Fol, C-129/97 en C-130/97, Jurispr. blz. I-3315, punten 25 en 26), terwijl de nationale bescherming die een lidstaat verleent voor geografische benamingen die niet aan de registratievoorwaarden uit hoofde van verordening nr. 2081/92 voldoen, door het nationale recht van die lidstaat wordt geregeld en tot het grondgebied daarvan beperkt blijft.

51 Warsteiner Brauerei en de Griekse regering merken eveneens op, dat de lidstaten ingevolge artikel 17, lid 3, van verordening nr. 2081/92 alsmede artikel 5, lid 5, van die verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 535/97, een nationale bescherming voor benamingen die de Commissie zijn meegedeeld of toegezonden met het oog op registratie ervan in het kader van de vereenvoudigde of de normale procedure, slechts voorlopig kunnen handhaven of verlenen tot het tijdstip waarop een besluit inzake de registratie wordt genomen. Hieruit leiden zij af, dat de krachtens artikel 17, lid 1, respectievelijk artikel 5, lid 5, van verordening nr. 2081/92 meegedeelde of toegezonden benamingen die niet aan de beschermingsvoorwaarden van die verordening voldoen, en a fortiori de benamingen die niet zijn meegedeeld of toegezonden, niet langer kunnen worden beschermd.

52 In dit verband kan worden volstaan met de vaststelling, dat artikel 17, lid 3, van verordening nr. 2081/92 slechts van toepassing is op reeds ten tijde van de inwerkingtreding van de verordening bestaande benamingen die door de lidstaten aan de Commissie werden meegedeeld met het oog op registratie en bescherming ervan op gemeenschapsniveau. Die bepaling wil aldus verzekeren, dat die benamingen de genoten nationale bescherming niet door de inleiding van de registratieprocedure en in afwachting van een besluit waarmee de procedure wordt afgesloten verliezen, en heeft geenszins tot doel, regels te stellen voor die bestaande benamingen waarvoor geen enkele lidstaat een registratieaanvraag heeft ingediend.

53 Voorts volgt met zoveel woorden uit artikel 5, lid 5, tweede alinea, van verordening nr. 2081/92, zoals ingevoegd bij verordening nr. 535/97, dat de bescherming die de lidstaten volgens die bepaling voorlopig kunnen verlenen voor een benaming waarvoor een aanvraag om registratie in het kader van de normale procedure is ingediend, een bescherming is in de zin van de onderhavige verordening", die evenwel is beperkt tot het nationale grondgebied, zoals wordt gepreciseerd in artikel 5, lid 5, vijfde alinea, van verordening nr. 2081/92, zoals ingevoegd bij verordening nr. 535/97. Derhalve is die bepaling irrelevant voor de vraag, of de lidstaten op hun respectieve nationale grondgebieden naar nationaal recht bescherming kunnen verlenen voor geografische benamingen waarvoor zij geen registratieaanvraag indienen krachtens verordening nr. 2081/92 of die niet voldoen aan de voorwaarden om voor de bescherming van die verordening in aanmerking te komen.

54 Gelet op een en ander, moet derhalve op de gestelde vraag worden geantwoord, dat verordening nr. 2081/92 zich niet verzet tegen de toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan.

HET HOF VAN JUSTITIE

uitspraak doende op de door het Bundesgerichtshof bij beschikking van 2 juli 1998 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, verzet zich niet tegen de toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een geografische herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan.

$$Verordening nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, verzet zich niet tegen de toepassing van een nationale regeling die het mogelijkerwijs misleidende gebruik verbiedt van een herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan.

Ingevolge artikel 2, lid 2, sub b, heeft verordening nr. 2081/92 immers slechts betrekking op geografische aanduidingen waarbij een rechtstreeks verband bestaat tussen een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product, en zijn specifieke geografische oorsprong. Eenvoudige geografische herkomstaanduidingen waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan, vallen niet onder die definitie en kunnen dus niet worden beschermd krachtens verordening nr. 2081/92.

( cf. punten 43-44, 54 en dictum )

Landbouw - Uniforme wetgevingen - Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen - Materiële werkingssfeer van verordening nr. 2081/92 - Regeling die gebruik verbiedt van herkomstaanduiding waarbij geen verband bestaat tussen kenmerken van product en geografische herkomst ervan - Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 2081/92 van de Raad, art. 2, lid 2, sub b)

Kosten

55 De kosten door de Duitse, de Griekse, de Franse, de Italiaanse en de Oostenrijkse regering, alsmede door de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

in zaak C-312/98,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesgerichtshof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen

Schutzverband gegen Unwesen in der Wirtschaft eV

en

Warsteiner Brauerei Haus Cramer GmbH & Co. KG,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, C. Gulmann, A. La Pergola, M. Wathelet en V. Skouris, kamerpresidenten, D. A. O. Edward, J.-P. Puissochet, P. Jann, L. Sevón, R. Schintgen (rapporteur) en F. Macken, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs

griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- Schutzverband gegen Unwesen in der Wirtschaft eV, vertegenwoordigd door E. M. Gerstenberg, advocaat te München,

- Warsteiner Brauerei Haus Cramer GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door W. Witz, advocaat te Mannheim,

- de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische Zaken, en A. Dittrich, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Justitie, als gemachtigden,

- de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. K. Chalkias, assistent juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, als gemachtigde,

- de Franse regering, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger, onderdirecteur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en C. Vasak, adjunct-secretaris buitenlandse zaken bij die directie, als gemachtigden,

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door U. Leanza, hoofd van de dienst diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door I. M. Braguglia, avvocato dello Stato,

- de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer, Oberrätin bij het Bundeskanzleramt, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues, juridisch adviseur, als gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat te Brussel,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Schutzverband gegen Unwesen in der Wirtschaft eV, vertegenwoordigd door E. M. Gerstenberg en C. Eggers, advocaat te Frankfurt am Main; Warsteiner Brauerei Haus Cramer GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door W. Witz; de Duitse regering, vertegenwoordigd door H. Heitland, Regierungsdirektor bij het Bondsministerie van Justitie, als gemachtigde; de Griekse regering, vertegenwoordigd door I. K. Chalkias; de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door F. Quadri, avvocato dello Stato, en de Commissie, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues, bijgestaan door B. Wägenbaur, ter terechtzitting van 22 maart 2000,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 mei 2000,

het navolgende

Arrest