Home

Hof van Justitie EU 16-12-1999 ECLI:EU:C:1999:632

Hof van Justitie EU 16-12-1999 ECLI:EU:C:1999:632

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
16 december 1999

Uitspraak

Arrest van het Hof (Eerste kamer)

16 december 1999(*)

In zaak C-137/99,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Kontou-Durande, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster, tegen

Helleense Republiek, vertegenwoordigd door V. Kontolaimos, juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, en D. Tsagkaraki, auditeur bij de bijzondere juridische dienst, afdeling Europees recht, van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, Val Sainte-Croix 117,

verweerster,

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: L. Sevón, kamerpresident, P. Jann (rapporteur) en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: N. Fennelly

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechterrapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 28 oktober 1999,

het navolgende

Arrest

Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 19 april 1999, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) het Hof verzocht vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om te voldoen aan richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen en tot wijziging van de richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG (PB L 162, blz. 1, gerectificeerd in PB 1997, L 8, blz. 32), de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens het EG-Verdrag en genoemde richtlijn op haar rusten.

Bij artikel 1 van richtlijn 96/43 zijn de titel, de artikelen en de bijlagen van richtlijn 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee (PB L 32, blz. 14), vervangen door de tekst in de bijlage van richtlijn 96/43. Richtlijn 85/73 draagt sindsdien de nieuwe titel: richtlijn 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EG.

Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de bepalingen van richtlijn 85/73, zoals gewijzigd en gecodificeerd bij richtlijn 96/43, bepaalt artikel 4, lid 1, eerste en tweede alinea, van laatstgenoemde richtlijn:

„De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om:

  1. op 1 juli 1996 aan de bepalingen van artikel 7 en van bijlage A, hoofdstuk I, punt 1, onder e, te voldoen;

  2. op 1 januari 1997 aan de bepalingen van hoofdstuk II en hoofdstuk III, afdeling II, van bijlage A en hoofdstuk II van bijlage C te voldoen;

  3. op 1 juli 1997 aan de overige wijzigingen te voldoen.

De lidstaten beschikken over een aanvullende termijn die tot 1 juli 1999 kan lopen, om aan de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling I, van bijlage A, te voldoen.”

Omdat de Commissie geen bericht had ontvangen over enige maatregel ter omzetting van richtlijn 96/43 in de Griekse rechtsorde en evenmin over andere informatie beschikte waaruit zij kon concluderen dat de Helleense Republiek haar verplichting was nagekomen, zond zij deze lidstaat overeenkomstig artikel 169 van het Verdrag bij schrijven van 5 november 1997 een aanmaning om binnen een termijn van twee maanden opmerkingen te maken.

De Griekse autoriteiten antwoordden daarop bij schrijven van 8 januari 1998, dat de nodige maatregelen voor de omzetting van richtlijn 96/43 in nationaal recht in voorbereiding waren.

Daaruit maakte de Commissie op, dat die maatregelen nog niet waren genomen, en op 29 juli 1998 zond zij de Helleense Republiek een met redenen omkleed advies met het verzoek binnen een termijn van twee maanden na betekening van dat advies de nodige maatregelen te nemen om aan haar verplichtingen uit hoofde van richtlijn 96/43 te voldoen.

Aangezien zij van de Helleense Republiek niets meer vernam over de uitvoering van richtlijn 96/43, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

De Helleense Republiek betoogt, dat het Ministerie van Landbouw in een reeds ondertekend wetsontwerp een bepaling heeft opgenomen die de in richtlijn 96/43 vervatte materie moet regelen. Volgens dit wetsontwerp moeten de vaststelling en de inning van retributies waarmee de financiering van de keuringen en veterinaire controles zal worden verzekerd, bij gezamenlijk besluit van de ministers van Financiën en van Landbouw worden geregeld.

Uit deze toelichting blijkt, dat de uitvoering van de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 96/43 bedoelde bepalingen niet heeft plaatsgevonden binnen de bij dat artikel gestelde termijn. Het door de Commissie te dier zake ingestelde beroep moet dan ook gegrond worden verklaard.

Voor de uitvoering van de in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 96/43 bedoelde bepalingen daarentegen beschikten de lidstaten volgens de bewoordingen van dat artikel over een aanvullende termijn tot uiterlijk 1 juli 1999. Aangezien deze termijn nog niet was verstreken op de uiterste datum die de Commissie de Helleense Republiek had gesteld om aan het met redenen omkleed advies te voldoen, moet het beroep worden verworpen voor zover het tevens betrekking heeft op de vaststelling van de maatregelen om te voldoen aan de bepalingen bedoeld in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 96/43.

Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om te voldoen aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 96/43, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens die bepaling op haar rusten, en moet het beroep voor het overige worden verworpen.

Kosten

Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Daar de Helleense Republiek voor het wezenlijke in het ongelijk is gesteld, dient zij, overeenkomstig de conclusies van de Commissie in die zin, in de kosten te worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

rechtdoende, verstaat:

  1. Door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om te voldoen aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen en tot wijziging van de richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG, is de Helleense Republiek de verplichtingen niet nagekomen die krachtens die bepaling op haar rusten.

  2. Het beroep wordt voor het overige verworpen.

  3. De Helleense Republiek wordt in de kosten verwezen.

Sevón

Jann

Wathelet

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 16 december 1999.

De griffier

R. Grass

De president van de Eerste kamer

L. Sevón