Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 november 2000.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 november 2000.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 23 september 1999, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens een arbitrageclausule op basis van artikel 238 EG beroep ingesteld tegen de vennootschap Hitesys SpA (hierna: Hitesys"), betreffende de terugvordering van een voorschot van 132 500 euro in hoofdsom, vermeerderd met 61 032,8 euro aan interessen op de voet van 8,25 %, berekend vanaf 8 januari 1994, zijnde een totaalbedrag van 194 443,7 euro, waaraan de som van 30,364 euro aan interessen moet worden toegevoegd voor elke nieuwe dag vertraging tot het saldo werkelijk is betaald; dat voorschot was toegekend in het kader van een financiering, beheerst door overeenkomst JOU2-CT93-0417 (hierna: overeenkomst"), die verzoekster heeft opgezegd wegens niet-nakoming, door verweerster, van haar contractuele verplichtingen.

De feiten

2 Op 7 december 1993 sloot de Europese Economische Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, de overeenkomst met Irvin Elettronica SpA (hierna: Irvin"), als coördinator, Zentrum für Sonnenenergie- und Wasserstoff-Forschung (hierna: Zentrum") en University of Aston (hierna: Aston"). Op grond van de overeenkomst verbonden zij zich ertoe, met financiële steun van de Gemeenschap een project voor onderzoek en technologische ontwikkeling uit te voeren in het kader van het specifieke programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van niet-nucleaire energiebronnen (1990-1994), vastgesteld bij beschikking 91/484/EEG van de Raad van 9 september 1991 (PB L 257, blz. 37).

3 Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de overeenkomst bedroeg de duur van het project 18 maanden te rekenen vanaf 1 januari 1994, de datum waarop de contractuele betrekking tot stand is gekomen. De overeengekomen termijn voor uitvoering van de werkzaamheden verstreek dus op 30 juni 1995.

4 Krachtens artikel 4 van de overeenkomst verbond de Commissie zich ertoe, het project te financieren volgens een plan dat voorzag in: i) een voorschot van 200 000 ECU; ii) latere periodieke betalingen, na verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst, en iii) een eventuele inhouding van 10 % op het totaalbedrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst.

5 Artikel 1, lid 4, van de overeenkomst bepaalde, dat Irvin, als coördinator, de uitsluitende verantwoordelijkheid voor de contacten tussen de Commissie en de contractanten op zich nam. Zo was zij onder meer verplicht, alle in de overeenkomst gespecificeerde documenten toe te zenden. Irvin moest onder meer halfjaarlijkse verslagen over de voortgang van de werkzaamheden indienen om rapport uit te brengen over de door alle contractanten verrichte werkzaamheden en bereikte resultaten, en een technisch eindverslag betreffende het gehele project inleveren binnen drie maanden na het einde van de overeenkomst. Ingevolge artikel 5 van de overeenkomst moest Irvin vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst een financieel verslag en binnen drie maanden na het einde van de overeenkomst een financieel eindverslag indienen.

6 Op 8 december 1993 verzond de Commissie het bevel tot betaling betreffende het in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde voorschot van 200 000 ECU.

7 In 1994 stond Irvin, wegens grote financiële moeilijkheden als gevolg van het verdwijnen van een vennoot, aan de rand van een faillissement. Om die reden is de vennootschap, versterkt met een nieuwe vennoot, van structuur veranderd en omgezet in Hitesys. De op Irvin rustende verplichtingen werden volledig aan Hitesys overgedragen.

8 De Commissie verleende akte van de wijziging van de overeenkomst en deelde, na formeel tot herziening hiervan te zijn overgegaan, bij brief van 19 augustus 1994 mee, akkoord te gaan met het feit dat Hitesys in de gehele contractuele betrekking Irvin als coördinator van de groep vervangt.

9 Overeenkomstig de bewoordingen van de overeenkomst ging de verplichting om periodieke technische en financiële verslagen in te dienen toen over op Hitesys. Uit de briefwisseling van de Commissie blijkt evenwel, dat zij reeds op 21 januari 1995 had aangevoerd dat Hitesys zich niet van die verplichting had gekweten of dit slechts onvolledig of tardief had gedaan.

10 Gezien de houding van Hitesys, verzocht de Commissie deze laatste bij brief van 27 juli 1995, haar de documenten betreffende de voortgang van de in de overeenkomst bedoelde werkzaamheden toe te zenden. In diezelfde brief deelde de Commissie Hitesys mee, dat zij de overeenkomst als per 30 juni 1995 vervallen beschouwde, en dat zij zich de mogelijkheid voorbehield, na onderzoek van die documenten om terugbetaling van het reeds betaalde voorschot te verzoeken.

11 Bij brief van 3 september 1996 gaf de Commissie Hitesys kennis van de opzegging van de overeenkomst ingevolge artikel 8, lid 2, sub d, van de algemene voorwaarden in bijlage II bij de overeenkomst (hierna: algemene voorwaarden"), op grond dat de voorgeschreven technische verslagen niet waren ingediend en de overeengekomen werkzaamheden niet waren uitgevoerd. Daarop vorderde de Commissie gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende voorschotten, voor een bedrag van 132 500 ECU, dat overeenkomt met het verschil tussen de som van 200 000 ECU die Irvin als voorschot had ontvangen, en de som van de 55 000 ECU en 12 500 ECU die deze laatste aan Zentrum respectievelijk Aston had overgedragen.

12 Later verzond de Commissie bevel tot terugbetaling nr. 96005952, dat betrekking had op de voormelde som van 132 000 ECU en op 31 december 1996 verviel. Op 17 juli 1997 stuurde zij een nieuwe aanmaning.

13 Hitesys antwoordde bij brief van 25 september 1997 en beriep zich voor het tijdelijke verzuim op de ondervonden moeilijkheden. Op 17 december 1997 zond Hitesys de Commissie een verslag over de kosten die de vennootschap voor de uitvoering van het onderzoeksproject had gemaakt, en sprak zij de hoop uit, dat die documentatie de fundamentele eerlijkheid" waarmee zij dat project had aangevat ondanks haar economische en financiële problemen, zou kunnen aantonen".

14 Bij brief van 6 februari 1998 herhaalde de Commissie tegenover Hitesys haar verzoek tot terugbetaling en voerde zij aan, dat de overeenkomst op 30 juni 1995 was geëindigd, dat de vennootschap, voor zover zij niet binnen de in de overeenkomst bepaalde termijnen de vereiste verslagen had ingediend, haar contractuele verplichtingen niet was nagekomen, en dat zij bovendien niet op de aanmaningsbrieven en faxberichten had geantwoord. Dientengevolge wees de Commissie erop, dat zij voor een eventuele vermindering van het gevorderde bedrag geen enkele van de door Hitesys in de bijlage bij haar brief van 17 december 1997 gedeclareerde kosten in aanmerking kon nemen.

15 Bij brief van 20 april 1998 deed Hitesys de Commissie haar technische eindverslag toekomen.

16 De Commissie bevestigde haar verzoek tot terugbetaling bij brief van 14 juli 1998 en stelde opnieuw, dat Hitesys de contractuele termijnen voor het indienen van de verslagen over haar eigen onderzoeksactiviteit niet in acht had genomen, en dat de haar op 20 april 1998 toegezonden documentatie niet van dien aard was dat haar diensten hun oorspronkelijk terugvorderingsbesluit konden wijzigen.

De procedure voor het Hof

17 Het verzoekschrift van de Commissie is regelmatig aan Hitesys betekend. Van mening dat Hitesys niet binnen de gestelde termijnen een verweerschrift had ingediend, heeft de Commissie gevorderd dat het Hof haar conclusies toewijst overeenkomstig artikel 94, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof.

18 Inderdaad moet worden vastgesteld, dat Hitesys, die regelmatig in het geding is betrokken, niet binnen de voorgeschreven termijnen een verweerschrift in de zin van artikel 40, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering heeft ingediend. Het Hof moet dus uitspraak doen bij verstek. Aangezien de ontvankelijkheid van het beroep geen twijfel lijdt, moet het Hof overeenkomstig artikel 94, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering onderzoeken, of de conclusies van verzoekster gegrond voorkomen.

Ten gronde

19 Artikel 8, lid 2, sub d, van de algemene voorwaarden regelt de opzegging van de overeenkomst wegens niet-uitvoering. Het bepaalt, dat ingeval een of meer contractanten een op hen rustende verplichting niet is nagekomen, de Commissie, na de nalatige partij of partijen schriftelijk te hebben uitgenodigd zich ervan te kwijten, de overeenkomst als ontbonden kan beschouwen indien de niet-nakoming een maand na de ingebrekestelling nog voortduurt en die niet-nakoming niet door redelijke technische of economische redenen wordt gerechtvaardigd.

20 Dienaangaande blijkt uit de door de Commissie verstrekte inlichtingen, dat Hitesys het eerste technische verslag met zes maanden vertraging heeft toegezonden en dat zij op 27 juli 1995, dus na het verstrijken van de uiterste termijn voor de uitvoering van het onderzoeksproject, de technische verslagen over de periode van juni tot en met december 1994 alsook het definitieve technische verslag en de financiële verslagen over de periode van 1 januari 1994 tot en met 30 juni 1995 nog niet had doen toekomen. Hitesys heeft pas in december 1997 een verslag over de uitgaven die de vennootschap voor de uitvoering van bedoeld project had gedaan, en nog later, bij brief van 20 april 1998, het technische eindverslag toegezonden.

21 De Commissie heeft Hitesys dus terecht bij faxbericht van 21 februari 1995 aangemaand, iedere activiteit betreffende de verwezenlijking van het onderzoeksproject te staken. Bovendien kan niet worden betwist, dat zij Hitesys bij brief van 27 juli 1995 heeft ingelicht over het feit, dat zij de overeenkomst als per 30 juni 1995 vervallen beschouwde, en dat zij Hitesys bij brief van 3 september 1996 ervan in kennis heeft gesteld dat de overeenkomst ingevolge artikel 8, lid 2, sub d, van de algemene voorwaarden werd opgezegd wegens niet-uitvoering.

22 De in punt 20 van het onderhavige arrest geconstateerde tekortkomingen kunnen niet worden geacht te worden gerechtvaardigd door technische of economische redenen. De enige verklaring die Hitesys geeft, betreft de economische crisis van de groep waarbij Irvin aangesloten was. Op een dergelijke reden kan geen beroep worden gedaan, omdat zij betrekking heeft op de specifieke situatie van de betrokken vennootschap en niet op technische of economische problemen in verband met de uitvoering van het onderzoeksproject.

23 Artikel 8, lid 4, eerste alinea, van de algemene voorwaarden bepaalt, dat ingeval de overeenkomst op initiatief van de Commissie wordt opgezegd wegens niet-uitvoering, de Commissie om terugbetaling van de werkelijk gestorte bedragen kan verzoeken, voor zover zij het billijk en redelijk acht, gezien de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden en het nut ervan voor het gehele project.

24 Op dit punt blijkt uit de door de Commissie verstrekte inlichtingen, dat de Commissie Irvin, waarvan Hitesys de verplichtingen heeft overgenomen, op 8 december 1993 een voorschot van 200 000 ECU heeft betaald, en dat Irvin het haar toekomende gedeelte, namelijk 132 500 ECU, heeft behouden. Gezien de in punt 20 van het onderhavige arrest geconstateerde tekortkomingen, lijkt de terugvordering van het gehele bedrag van 132 500 ECU redelijk.

25 Derhalve moeten de conclusies van de Commissie worden toegewezen, wat de terugbetaling betreft van het voorschot dat is ontvangen door de vennootschap waarvan Hitesys de verplichtingen heeft overgenomen.

26 Met betrekking tot de moratoire interessen bepaalt artikel 8, lid 4, tweede alinea, van de algemene voorwaarden, dat het terug te betalen bedrag, vanaf de datum van ontvangst van de betaling door de contractant kan worden vermeerderd met interessen volgens de op de eerste werkdag van elke maand door het Europees Fonds voor monetaire samenwerking gepubliceerde rentevoet voor transacties in ECU, verhoogd met 2 procentpunten.

27 De som die Hitesys als restitutie van het ontvangen voorschot aan de Commissie moet betalen, moet dus worden vermeerderd met de overeenkomstig artikel 8, lid 4, tweede alinea, van de algemene voorwaarden berekende moratoire interessen vanaf 8 januari 1994 - de vermoede datum van ontvangst van het voorschot - tot de schuld volledig is betaald.

28 Krachtens artikel 2, lid 1, van verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PB L 162, blz. 1), moet de verwijzing naar de ECU worden vervangen door een verwijzing naar de euro, tegen een koers van een ECU = een euro.

29 Dientengevolge moet Hitesys worden veroordeeld tot betaling aan de Commissie van de som van 132 500 euro, vermeerderd met de overeenkomstig artikel 8, lid 4, tweede alinea, van de algemene voorwaarden berekende moratoire interessen vanaf 8 januari 1994 tot de schuld volledig is betaald.

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

rechtdoende:

1) Veroordeelt Hitesys SpA tot terugbetaling aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen van de som van 132 500 euro, vermeerderd met de moratoire interessen, berekend overeenkomstig artikel 8, lid 4, tweede alinea, van de algemene voorwaarden die bijlage II bij overeenkomst JOU2-CT93-0417 vormen, vanaf 8 januari 1994 tot de schuld volledig is betaald.

2) Verwijst Hitesys SpA in de kosten.

Overheidsopdrachten van de Europese Gemeenschappen - Arbitragebeding houdende bevoegdverklaring van Hof - Eenzijdige ontbinding van overeenkomst wegens niet-uitvoering - Verzoek om teruggave van voorschotten vermeerderd met moratoire interessen - Economische moeilijkheden van verwerende onderneming - Geen invloed

(Art. 238 EG)

Kosten

30 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien Hitesys in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

In zaak C-356/99,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. de March, juridisch adviseur, als gemachtigde, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat te Vicenza, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Hitesys SpA, gevestigd te Aprilia (Italië),

verweerster,

betreffende een door de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 238 EG ingesteld beroep dat ertoe strekt, terugbetaling te bekomen van de voorschotten die zijn betaald in het kader van overeenkomst JOU2-CT93-0417, welke overeenkomst door verzoekster is opgezegd wegens niet-nakoming, door verweerster, van haar contractuele verplichtingen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann (rapporteur), kamerpresident, J.-P. Puissochet en F. Macken, rechters,

advocaat-generaal: A. Saggio

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 mei 2000,

het navolgende

Arrest