Beschikking van de president van het Hof van 25 maart 1999.
Beschikking van de president van het Hof van 25 maart 1999.
1 Of het wenselijk is partijen in hun mondelinge opmerkingen te horen, valt onder de beoordelingsvrijheid waarover de rechter in kort geding bij het onderzoek van een verzoek in kort geding beschikt.
2 Wanneer de gevraagde opschorting de gestelde morele schade niet beter kan herstellen dan het arrest in de hoofdzaak, is de voorwaarde van spoedeisendheid niet vervuld. De kortgedingprocedure heeft immers niet tot doel, herstel te bieden voor schade, maar te waarborgen dat het arrest in de hoofdzaak ten volle effect sorteert.
1 Kort geding - Procedure - Wenselijkheid van horen van partijen - Beoordelingsvrijheid van rechter in kort geding
('s Hofs Statuut-EG, art. 36, eerste alinea, en 46, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 105)
2 Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Spoedeisendheid - Morele schade die in kort geding niet beter kan worden hersteld dan in hoofdzaak - Geen
(EG-Verdrag, art. 185; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)