Home

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 8 februari 2001.

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 8 februari 2001.

I De feiten en het procesverloop

1. In deze zaak gaat het om een vraag die het Hof door de Cour d'appel de Paris is voorgelegd in het kader van een strafzaak tegen Balguerie e.a., die ervan worden verdacht dat zij zonder aangifte verboden goederen hebben ingevoerd.

2. Verdachten in het hoofdgeding hebben tussen 12 december 1991 en 27 april 1994 vanuit de Verenigde Staten van Amerika dadels ingevoerd, die waren verpakt in dozen van 15 pond (7,5 kg).

3. Die producten werden ingevoerd onder de tariefpost verse of gedroogde dadels, bestemd om voor verkoop in het klein in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van ten hoogste 11 kg te worden gereedgemaakt", zodat zij in aanmerking kwamen voor een volledige schorsing van het douanerecht en een verlaagd BTW-tarief van 5,5 %.

4. Tussen 19 oktober 1994 en 11 augustus 1995 controleerde de Franse belastingdienst die invoer en stelde na afloop van die controle vast, dat de dadels hadden moeten worden aangegeven onder de tariefpost verse of gedroogde dadels, aangeboden in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van ten hoogste 35 kg", en dus aan een douanerecht van 12 % hadden moeten worden onderworpen.

5. De Commission de conciliation et d'expertise douanière, tot wie verdachten in het hoofdgeding zich hadden gewend, verklaarde zich onbevoegd, omdat het geschil geen betrekking had op het onjuiste gebruik van een tariefrubriek, maar op de uitlegging van de communautaire regels inzake het verpakken van goederen bij in- of uitvoer.

6. Ten tijde van de feiten waren die regels die van verordening (EEG) nr. 4142/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor bepaalde goederen, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die goederen is onderworpen.

7. Het Tribunal de grande instance de Melun, waarvoor verdachten in het hoofdgeding waren gedagvaard, verklaarde Balguerie e.a. schuldig aan het strafbare feit invoer zonder aangifte van verboden goederen en veroordeelde hen tot hoofdelijke betaling van, onder meer, het bedrag van 288 563 FRF aan ontweken rechten en heffingen. Het was namelijk van oordeel, dat het voor de verkoop in het klein in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 11 kg niet nodig was geweest, de producten gereed te maken". Voorts merkte het op, dat het op de dag van de controle niet mogelijk was geweest de in verordening nr. 4142/87 bedoelde voorraadadministratie over te leggen.

8. Verdachten in het hoofdgeding zijn van dit vonnis in beroep gegaan bij de Cour d'appel de Paris, die het Hof de vraag heeft voorgelegd, of verordening nr. 4142/87 van de Commissie van 9 december 1987 en de voorwaarden vastgesteld voor de toepassing van die verordening op de invoer van dadels onder de regeling van schorsing van douanerechten wegens de aan de goederen te geven bestemming, zich ertegen verzetten, dat die dadels worden ingevoerd in de oorspronkelijke verpakking met een inhoud van niet meer dan 11 kg".

II Het gemeenschapsrecht

9. Artikel 3 van verordening nr. 4142/87 luidt:

1. Het gebruik maken van de in artikel 1 bedoelde tariefregeling is afhankelijk van het verlenen, aan degene die de goederen in het vrije verkeer invoert of doet invoeren, van een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven af te geven schriftelijke vergunning.

2. Onverminderd de bepalingen van de navolgende artikelen houdt het verlenen van de in lid 1 bedoelde vergunning de volgende verplichtingen in:

a) de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming te doen volgen;

b) het bedrag van de niet geheven rechten te betalen indien de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming niet volgen;

c) een boekhouding te voeren die het de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt die controles op het daadwerkelijk gebruik van de betrokken goederen uit te oefenen die zij met het oog op de voorgeschreven bijzondere bestemming nodig achten en deze boekhouding te bewaren gedurende een periode die bij de op dit gebied geldende bepalingen is voorgeschreven;

d) inzage te verlenen van de onder c bedoelde boekhouding;

e) zich aan elke andere controlemaatregel te onderwerpen die de bevoegde autoriteiten met het oog op het vaststellen van het daadwerkelijk gebruik van de goederen wenselijk achten en daartoe alle noodzakelijke gegevens te verstrekken.

3. De bevoegde autoriteiten kunnen aan personen die niet de door deze autoriteiten nodig geachte waarborgen bieden, de vergunning weigeren.

4. Het verlenen van de vergunning mag afhankelijk worden gesteld van het stellen van een door de bevoegde autoriteiten vastgestelde zekerheid."

10. Artikel 6, lid 1, van verordening nr. 4142/87 preciseert, dat indien de goederen de voorgeschreven bestemming niet hebben gevolgd, het bedrag van de niet geheven rechten moet worden betaald. Volgens artikel 6, lid 2, moeten de resten en afvallen die, met name, tijdens het normale verwerkingsproces van de goederen ontstaan alsmede de door natuurlijke oorzaken ontstane verliezen, worden aangemerkt als goederen die de bijzondere bestemming hebben gevolgd.

11. Aan bepaalde soorten dadels is wegens hun bijzondere bestemming" een gunstige tariefregeling toegekend bij verordening (EEG) nr. 1517/91 van de Raad van 31 mei 1991 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op een aantal landbouwproducten.

12. Die verordening betreft 24 soorten landbouwproducten. Met betrekking tot dadels bevat zij de volgende bepalingen:

>lt>0

13. De voetnoot (a) onderaan de bladzijde luidt: De controle op het gebruik voor deze bijzondere bestemming geschiedt door toepassing van de op dit gebied geldende communautaire bepalingen." De onderhavige zaak betreft alleen de tweede tariefschorsing.

14. Krachtens artikel 1 van verordening nr. 1517/91 gold die schorsing van 1 juli 1991 tot en met 30 juni 1992. Bij verordening (EEG) nr. 1431/92 is de schorsing verlengd voor de periode van 1 juli 1992 tot en met 30 juni 1993, en bij verordening (EEG) nr. 1421/93 voor de periode van 1 juli 1993 tot en met 30 juni 1994.

III Samenvatting van de bij het Hof ingediende opmerkingen

15. Balguerie e.a. stellen, dat voor een tijdelijk schorsing volstond, dat de ingevoerde dadels bestemd waren om voor de verkoop in het klein in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van ten hoogste 11 kg te worden gereedgemaakt.

16. Het is onbetwist en onbetwistbaar dat de betrokken dadels, na sortering en controle, voor de verkoop in het klein zijn verpakt in dozen van 7 kg of in plastic schalen van 1 kg, hetgeen huns inziens in overeenstemming is met de normen van de voorgeschreven bestemming.

17. In dit verband betogen zij, dat zelfs al zijn de dadels ingevoerd in verpakkingen met een netto-inhoud van minder dan 11 kg, dit niet wegneemt, dat zij de dadels hebben herverpakt teneinde ze aan de behoeften van de klant aan te passen.

18. Door de herverpakking hebben zij verordening nr. 4142/87 geëerbiedigd, zodat de producten in aanmerking moesten komen voor schorsing van douanerechten.

19. De Franse regering herinnert in de eerste plaats aan de algemene communautaire regeling en stelt, dat daar de drempel om een bulkproduct van een reeds verpakt product te onderscheiden voor dadels op 11 kg is vastgesteld, dadels die worden ingevoerd in verpakkingen van minder dan 11 kg reeds verpakt zijn voor de verkoop in het klein. Die dadels kunnen daarom niet in aanmerking komen voor de tariefschorsing die voor bulkproducten geldt. De feitelijk uitgevoerde herverpakking is dus irrelevant.

20. Volgens de Commissie wordt niet betwist, dat de betrokken producten verse of gedroogde dadels waren en dat zij gereed zijn gemaakt om in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van ten hoogste 11 kg in het klein te worden verkocht. In dit verband preciseert zij, dat in de bewoordingen van de betrokken tariefpost geen rekening wordt gehouden met het feit, of de inhoud van de verpakkingen vóór die herverpakking al dan niet reeds ten hoogste 11 kg bedroeg.

21. De producten lijken volgens de Commissie daarom gedekt door de bewoordingen van de tariefposten waaronder zij zijn aangegeven.

22. De herverpakking beoogt dus niet, dat de dadels de bijzondere bestemming waarvoor zij zijn aangegeven, niet volgen, en kan volgens de Commissie zelfs worden verklaard door de vereisten van de verkoop in het klein.

23. Verordening nr. 4142/87 zou een dergelijke handelwijze niet verbieden, maar een daadwerkelijke controle van de bestemming van de goederen mogelijk willen maken.

24. De Commissie concludeert dat, indien de omstandigheden van de onderhavige zaak voor de verwijzende rechter aanleiding mochten zijn te constateren, dat er sprake is van kunstgrepen of fraude of zelfs van handelingen op grond waarvan kan worden betwijfeld, of een gunstige tariefbehandeling wegens de bijzondere bestemming van de dadels moet worden toegepast, die omstandigheden niet beperkt kunnen zijn tot de loutere vaststelling, dat de dadels reeds waren verpakt in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 11 kg, omdat die vaststelling op zich irrelevant is voor de eventuele verkrijging van het preferentiële tarief.

IV Beoordeling

25. Zoals reeds gezegd, vraagt de Cour d'appel de Paris het Hof, of verordening nr. 4142/87 van de Commissie van 9 december 1987 en de voorwaarden vastgesteld voor de toepassing van die verordening op de invoer van dadels onder de regeling van schorsing van douanerechten wegens de aan de goederen te geven bestemming, zich ertegen verzetten, dat die dadels worden ingevoerd in de oorspronkelijke verpakking met een inhoud van niet meer dan 11 kg".

26. Ik wil daarom in de eerste plaats onderzoeken, of verordening nr. 4142/87 een antwoord op deze vraag kan geven.

27. Bij die verordening, waarvan ik de relevante bepalingen hierboven heb genoemd, zijn controlemechanismen ingevoerd om te garanderen dat goederen welke dat ook mogen zijn die bij invoer wegens hun bijzondere bestemming een gunstige regeling hebben gekregen, daadwerkelijk die bestemming bereiken. Eén van die mechanismen is het vereiste van een schriftelijke vergunning waarvan de verkrijging onder meer de verplichting inhoudt, een boekhouding bij te houden die het de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt de noodzakelijke controles te verrichten.

28. Het is natuurlijk de taak van de verwijzende rechter na te gaan of in casu aan al die voorwaarden is voldaan.

29. Ik zie echter niet in, hoe aan de hand van één van de bepalingen van die verordening de vraag kan worden beantwoord, of dadels, bestemd om voor de verkoop in het klein in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van ten hoogste 11 kg te worden gereedgemaakt, om in aanmerking te kunnen komen voor de schorsing van het recht van 12 % zoals dat in het gemeenschappelijk douanetarief is voorzien, bij invoer moeten worden aangeboden in verpakkingen met een inhoud van meer dan 11 kg.

30. De verwijzende rechter vraagt zich eveneens af, of de voorwaarden die voor de toepassing" van verordening nr. 4142/87 zijn vastgesteld, een antwoord kunnen geven op de voor hem gerezen vraag.

31. Bij gebreke van enige tekst waarin die voorwaarden of toepassingsmaatregelen worden genoemd, sluit ik mij aan bij de Franse regering, dat wij de aandacht moeten richten op de verordeningen van de Raad waarbij de schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief ten gunste van bepaalde soorten dadels is ingevoerd.

32. Hierbij wil ik in de eerste plaats opmerken, dat verordening nr. 1517/91 en de volgende verordeningen waarbij die schorsing is verlengd geen betrekking hebben op dadels bestemd voor de verkoop in het klein in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van niet meer dan 11 kg", maar op dadels bestemd om voor de verkoop in het klein in verpakkingen van niet meer dan 11 kg te worden gereedgemaakt.

33. Dadels bestemd om in hun oorspronkelijke verpakking in winkels te worden verkocht vallen dus niet onder de tariefschorsing, ook al bevat die verpakking slechts 11 kg of minder.

34. Voorts spreekt de verordening evenmin van dadels bestemd om voor de verkoop in het klein te worden gereedgemaakt of herverpakt". De situatie die zich in het hoofdgeding voordoet, namelijk die van herverpakking, wordt dus niet uitdrukkelijk gedekt door de tekst van de verordening van de Raad.

35. Maar de tekst preciseert echter evenmin, dat de betrokken dadels bij invoer moeten worden aangeboden in verpakkingen van meer dan 11 kg.

36. Mag men er desondanks van uitgaan, dat de Raad die regel impliciet heeft willen vastleggen?

37. De Franse regering, het Tribunal de grande instance de Melun en de Cour d'appel de Paris zijn van mening, dat die uitlegging de juiste is, aangezien alleen de aanbieding van dadels in bulk" of in grote verpakkingen hun gereedmaking noodzakelijk maakt", dat wil zeggen de importeur daadwerkelijk verplicht om de dadels gereed te maken alvorens deze in de detailhandel in verpakkingen van ten hoogste 11 kg te kunnen verkopen.

38. Ook ik acht het zeer goed mogelijk, dat de Raad ervan is uitgegaan, dat de dadels in hoeveelheden van meer dan 11 kg aan de douane moesten worden aangeboden, temeer daar in dat geval de uitdrukking bestemd om voor de verkoop in het klein te worden gereedgemaakt" het best te begrijpen valt.

39. Dit neemt niet weg, dat de Raad die voorwaarde niet in de tekst heeft opgenomen.

40. Het lijkt mij hoe dan ook nodig, het onderzoek van de bewoordingen van de schorsingmaatregel te vervolledigen met een analyse van de doelstelling van die maatregel.

41. In dit verband wijst de Commissie op de eerste twee overwegingen van de considerans van verordening nr. 1517/91 en de volgende verordeningen, die luiden:

Overwegende dat momenteel de productie in de Gemeenschap van de in deze verordening bedoelde producten onvoldoende of nihil is en dat de producenten derhalve niet kunnen voldoen aan de behoeften van de verwerkende industrie van de Gemeenschap;

Overwegende dat het in het belang van de Gemeenschap is dat in bepaalde gevallen de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief slechts gedeeltelijk worden geschorst, voornamelijk op grond van een in de Gemeenschap bestaande productie, en dat zij in de andere gevallen geheel worden geschorst."

42. De schorsing beoogt dus de belangen van de verwerkende industrieën veilig te stellen en de volgende verordeningen van de Raad bevatten daartoe twee bepalingen.

43. In de eerste plaats schorsen zij het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor dadels, vers of gedroogd, bestemd voor de verwerkende industrie, doch niet voor de vervaardiging van alcohol" en zij schorsen het, door middel van de in casu aan de orde zijnde tekst, voor de verpakkingsindustrie.

44. De Franse regering zet dienaangaande uiteen:

Op aansporing van Frankrijk, die het streven had de verpakkingsindustrie van uit derde landen afkomstig fruit te ondersteunen, is voor dadels, waar het in deze zaak om gaat, in 1970 de schorsingsregeling ingevoerd ter bestrijding van de mededinging van reeds gereedgemaakte en met schorsing van rechten in de Gemeenschap ingevoerde producten uit Noord-Afrika."

45. Gelet op de bewoordingen van de overwegingen van de considerans van de verordeningen van de Raad, komt die stelling mij plausibel voor.

46. Er moet dus worden vastgesteld, dat het voor de verwezenlijking van de doelstelling van de tariefschorsing volstaat, dat de dadels vóór de verkoop daadwerkelijk worden gereedgemaakt, desnoods door middel van een herverpakking.

47. Uit het voorgaande vloeit voort, dat zelfs al heeft de Raad mogelijk een andere bedoeling gehad ten aanzien van de omvang van de verpakkingen waarin de dadels aan de douane moesten worden aangeboden, het niet nodig is een voorwaarde te stellen die, zoals gezien, niet in de bewoordingen van de betrokken bepaling wordt genoemd en die voor de doelstelling van de maatregel niet is vereist.

48. Een andere oplossing zou overigens weinig rekening houden met de vereisten van rechtszekerheid.

49. Het is immers bekend, dat verordening nr. 4142/87 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor bepaalde goederen, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die goederen is onderworpen controlemechanismes vastlegt, die moeten garanderen dat alleen de producten die daadwerkelijk zijn gereedgemaakt of herverpakt van de tariefschorsing gebruik kunnen maken. De voorwaarden van die verordening moeten natuurlijk in hun totaliteit worden nageleefd.

V Conclusie

50. Ik geef het Hof daarom in overweging, de prejudiciële vraag van de Cour d'appel de Paris te beantwoorden als volgt:

Verordening (EEG) nr. 4142/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor bepaalde goederen, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die goederen is onderworpen, en verordening (EEG) nr. 1421/93 van de Raad van 7 juni 1993 houdende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op een aantal landbouwproducten, verzetten zich niet ertegen, dat dadels alleen op grond van het feit dat zij in de oorspronkelijke verpakking met een inhoud van ten hoogste 11 kg zijn ingevoerd, in aanmerking kunnen komen voor de schorsing van het in die verordening bedoelde douanerecht."