Home

Hof van Justitie EU 11-09-2001 ECLI:EU:C:2001:435

Hof van Justitie EU 11-09-2001 ECLI:EU:C:2001:435

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
11 september 2001

Conclusie van advocaat-generaal

A. Tizzano

van 11 september 2001(*)

In dit op 8 februari 2000 krachtens artikel 226 EG ingestelde beroep verzoekt de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof om vast te stellen dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, door niet alle maatregelen te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van plannen voor het beheer van afvalstoffen en/of door de Commissie daarvan niet in kennis te stellen, de krachtens artikel 7 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 47), zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 (PB L 78, blz. 32), artikel 6 van richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 377, blz. 20) en artikel 14 van richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365, blz. 10) op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

De regering van het Verenigd Koninkrijk betwist de verweten niet-nakoming niet, maar verzekert dat de bevoegde autoriteiten thans bezig zijn met de werkzaamheden die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen.

Vaststaat dat het Verenigd Koninkrijk op 23 april 1999, na afloop van de in het met redenen omklede advies van de Commissie gestelde termijn, niet aan de krachtens de betrokken richtlijnen op hem rustende verplichtingen heeft voldaan. Dat volstaat volgens vaste rechtspraak om het beroep van de Commissie toe te wijzen.

Partijen zijn overeengekomen om de vraag of richtlijn 94/62 van toepassing is op Gibraltar, buiten deze procedure te houden, omdat die vraag het voorwerp van een andere procedure is.

Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Verenigd Koninkrijk in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

Conclusion

Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging om vast te stellen:

  1. Door niet alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 7 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991, artikel 6 van richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen, en artikel 14 van richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval, en/of door de Commissie daarvan niet in kennis te stellen, is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de krachtens deze richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

  2. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt in de kosten verwezen.”