Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juni 2001.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 14 juni 2001.

1 Bij op 7 maart 2000 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG het Hof verzocht vast te stellen dat de Franse Republiek, door zich te verzetten tegen de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken uit andere lidstaten met de aanduiding van de gehalten 999 duizendsten", hoewel die gehalten in de handelspraktijk algemeen worden gebruikt, de krachtens artikel 30 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG) op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Toepasselijke bepalingen van gemeenschapsrecht

2 Volgens artikel 30 van het Verdrag [zijn] kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking, onverminderd de volgende bepalingen, tussen de lidstaten verboden".

Toepasselijke bepalingen van nationaal recht

3 Artikel 521 van de Code général des impôts, zoals gewijzigd bij wet nr. 94-6 van 4 januari 1994 tot wijziging van de wetgeving inzake het waarborgen van edele metalen en de controlebevoegdheid van de douaneambtenaren inzake de administratieve toestand van bepaalde personen (JORF van 5 januari 1994, blz. 245; hierna: CGI") bepaalt:

De fabrikanten van werken van goud of van werken die goud, zilver dan wel platina bevatten, zijn onderworpen aan de waarborgwetgeving van dit hoofdstuk, zowel voor hun eigen productie als voor de werken die voor hun rekening door derden met hun materiaal worden uitgevoerd. Ook de personen die deze werken van oorsprong uit andere lidstaten van de Europese Unie en uit derde landen in de handel brengen, of hun vertegenwoordigers, zijn aan deze wetgeving onderworpen."

4 Artikel 522 van de CGI luidt:

De wettelijke gehalten van werken van goud of die goud bevatten en de wettelijke gehalten van werken van zilver of platina zijn:

a) 916 duizendsten en 750 duizendsten voor werken van goud; 585 duizendsten en 375 duizendsten voor werken die goud bevatten;

b) 925 duizendsten en 800 duizendsten voor werken van zilver;

c) 950 duizendsten, 900 duizendsten en 850 duizendsten voor werken van platina.

[...]"

De precontentieuze procedure

5 Bij brief van 20 december 1988 wees de Commissie de Franse regering op de problemen die volgens haar uit het oogpunt van de artikelen 30 en volgende van het Verdrag werden teweeggebracht door enkele bepalingen van de regeling inzake de invoer en verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken.

6 Op 15 juni 1989 antwoordden de Franse autoriteiten, dat zij voornemens waren op het betrokken gebied verschillende maatregelen te nemen die gedeeltelijk tegemoet zouden komen aan de bezwaren van de Commissie.

7 Op 23 april 1991 zond de Commissie de Franse Republiek een aanmaningsbrief die de Franse regering op 6 augustus 1991 beantwoordde.

8 Bij brief van 18 januari 1994 stelde de Commissie de Franse regering verschillende oplossingen voor om het geschil tussen hen bij te leggen.

9 Op 22 februari daaraanvolgend zonden de Franse autoriteiten de Commissie een afschrift van wet nr. 94-6.

10 Aangezien de argumenten in het antwoord op de aanmaning en de wetswijzigingen de Commissie niet volledig overtuigden, bracht zij op 10 juli 1996 overeenkomstig artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) een met redenen omkleed advies uit, waarin zij de Franse Republiek verwijt de krachtens het gemeenschapsrecht op haar rustende verplichtingen niet te zijn nagekomen door zich te verzetten tegen de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken van oorsprong uit andere lidstaten onder de in hun land van herkomst geldende benamingen en met de aanduiding van het in die landen gebruikte gehalte, hoewel dat gehalte in de handelspraktijk algemeen wordt gebruikt. De Commissie verzocht de Franse regering de nodige maatregelen te nemen om binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van dit advies hieraan te voldoen.

11 Bij brief van 21 augustus 1996 antwoordden de Franse overheden, dat de gehalten 999 duizendsten" gemakkelijk in de Franse wetgeving konden worden opgenomen. Inzake de verplichting om in de detailhandelsfase de werken met de gehalten 916 en 750 duizendsten onder de benaming goud" te verhandelen en die met de gehalten 585 en 375 duizendsten onder de benaming legering van goud", zouden zij, anders dan de Commissie stelt, de gemeenschapsrechtelijke vereisten niet hebben geschonden.

12 Bij brief van 8 januari 1997 verzocht de Commissie de Franse regering haar een ontwerp tot opneming in de Franse wetgeving van de gehalten 999 duizendsten" toe te zenden. De beperking van het gebruik van de benaming goud" tot de werken met de gehalten 916 of 750 duizendsten vormt volgens de Commissie een door artikel 30 van het Verdrag verboden belemmering van het vrije goederenverkeer.

13 Bij brief van 6 februari 1997 deelden de Franse autoriteiten de Commissie een ontwerpregeling tot opneming in de Franse wetgeving van de gehalten 999 duizendsten" mee. Aangaande de grief inzake het tussen de verkoopsbenamingen van de werken gemaakte onderscheid al naargelang hun gehalte meer of minder dan 585 duizendsten bedraagt, bleven zij evenwel op hun standpunt.

14 Bij brief van 16 april 1997 aan de Franse regering maakte de Commissie voorbehoud over deze kwestie van de verkoopsbenaming, en deelde zij mee dat in afwachting van de aangekondigde goedkeuring van het ontwerp tot opneming van de gehalten 999 duizendsten" in de Code général des impôts, de niet-nakomingsprocedure zou worden opgeschort.

15 Bij brief van 19 augustus 1997 deelde de Franse regering de Commissie mee, dat zij verwachtte dat de bepalingen tot erkenning bij wet van de gehalten 999 duizendsten" voor goud, zilver en platina op 1 januari 1998 in werking zouden treden.

16 Op 21 januari 1998 zonden de Franse overheden de Commissie een ontwerptekst die met name voorzag in de erkenning van de gehalten 999 duizendsten". Bij brief van 5 maart 1998 deelden zij de Commissie mee, dat deze nieuwe tekst was opgenomen in het wetsontwerp tot modernisering en vereenvoudiging van de directe belastingen en daarmee gelijkgestelde regelingen, dat tegen het einde van het eerste semester van 1998 ter stemming aan het Parlement moest worden voorgelegd.

17 Bij brief van 31 mei 1999 wees de Commissie de Franse autoriteiten erop, dat volgens haar informatie dit wetsontwerp nog steeds niet op de agenda van het Parlement was opgenomen. Bijgevolg verzocht zij de Franse regering ervoor te zorgen, dat het ontwerp op zeer korte termijn zou worden aangenomen en haar dienaangaande precieze inlichtingen te verstrekken. Deze brief bleef onbeantwoord.

18 Onder deze omstandigheden heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

Ten gronde

19 De Commissie stelt, dat de artikelen 521 en 522 van de CGI strijdig zijn met artikel 30 van het Verdrag, voorzover zij een beletsel vormen voor de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken met de in hun land van oorsprong aangebrachte vermelding van de gehalten 999 duizendsten", welke in andere lidstaten rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht.

20 De Commissie wijst er dienaangaande op, dat de dwingende vereiste van de eerlijkheid van de handelstransacties niet het verbod kan rechtvaardigen van de verhandeling van uit een andere lidstaat ingevoerde producten met een bepaald gehalte die niet voldoen aan de vereisten van de invoerende lidstaat, maar die in de lidstaat van oorsprong met hetzelfde gehalte vanouds rechtmatig of regulier worden vervaardigd en in de handel gebracht (zie, met name, arresten van 13 november 1990, Bonfait, C-269/89, Jurispr. blz. I-4169, en 15 september 1994, Houtwipper, C-293/93, Jurispr. blz. I-4249). Bovendien kan de consumentenbescherming worden verzekerd met andere middelen die het vrije goederenverkeer niet belemmeren.

21 Volgens de Commissie moeten de Franse autoriteiten zo niet alle in de andere lidstaten algemeen toegelaten gehalten, dan toch minstens bepaalde algemeen in de handel gebruikte gehalten toelaten die geenszins afbreuk doen aan de consumentenbescherming en aan de eerlijkheid van de handelstransacties. De Commissie doelt dienaangaande meer bepaald op de gehalten die zijn opgesomd in bijlage I bij voorstel 93/C 318/06 voor een richtlijn van de Raad betreffende werken van edelmetaal (PB 1993, C 318, blz. 5), zoals gewijzigd bij voorstel 94/C 209/04 voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende werken van edelmetaal (PB 1994, C 209, blz. 4). Zij benadrukt dat de gehalten 999 duizendsten" voorkomen in deze bijlage, waarin de in de lidstaten gebruikte gehalten zijn opgenomen met uitzondering van de te nauw verwante gehalten die de consument in verwarring kunnen brengen.

22 Volgens de Commissie brengt het opnemen van de gehalten 999 duizendsten" de door de Franse wetgeving beoogde doelstelling van de consumentenbescherming niet in gevaar voorzover er een gelijkenis bestaat met de reeds erkende gehalten. Bovendien kunnen de Franse overheden nog steeds de verplichting opleggen, dat alle informatie over de gehalten duidelijk zichtbaar wordt aangegeven, meer bepaald door etikettering of aanduidingen in de etalages.

23 De Franse regering antwoordt op deze grief, dat zij de Commissie ontwerpen tot opneming in de Franse wetgeving van de gehalten 999 duizendsten" heeft doen toekomen en dat zij, rekening houdend met de noodwendigheden van de kalender van de regering en het parlement, die ontwerpen zo spoedig mogelijk in wet wil laten omzetten.

24 Dienaangaande zij opgemerkt, dat belemmeringen van het vrije goederenverkeer die bij gebreke van harmonisatie van de wettelijke regelingen voortvloeien uit de toepassing op goederen uit andere lidstaten, waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, van voorschriften betreffende de voorwaarden waaraan die goederen moeten voldoen (zoals voorschriften met betrekking tot hun benaming, vorm, afmetingen, gewicht, samenstelling, aanbiedingsvorm, etikettering of verpakking), zijn aan te merken als door artikel 30 van het Verdrag verboden maatregelen van gelijke werking, ook indien die voorschriften zonder onderscheid op alle producten van toepassing zijn, wanneer die toepassing niet kan worden gerechtvaardigd door een doel van algemeen belang, dat voorrang dient te hebben boven de eisen van het vrije goederenverkeer (zie, met name, arrest van 20 februari 1979, Rewe-Zentral, Cassis de Dijon", 120/78, Jurispr. blz. 649, punt 14, en arrest Houtwipper, reeds aangehaald, punt 11).

25 In casu staat vast, dat de betwiste regeling, voorzover zij leidt tot een verbod op de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken met de gehalten 999 duizendsten" van oorsprong uit andere lidstaten waar zij rechtmatig zijn geproduceerd en in de handel gebracht, een belemmering van de intracommunautaire handel vormt.

26 De Franse regering heeft bovendien geen reden van algemeen belang aangevoerd ter rechtvaardiging van deze belemmering.

27 Het beroep van de Commissie is dus gegrond.

28 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door zich te verzetten tegen de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken uit andere lidstaten met de aanduiding van de gehalten 999 duizendsten", de krachtens artikel 30 van het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door zich te verzetten tegen de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken van oorsprong uit andere lidstaten met de aanduiding van de gehalten 999 duizendsten", is de Franse Republiek de krachtens artikel 30 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG) op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten.

$$Een lidstaat die zich verzet tegen de verhandeling op zijn grondgebied van edelmetalen werken met de aanduiding van het gehalte 999 duizendsten" van oorsprong uit andere lidstaten waar zij rechtmatig zijn geproduceerd en in de handel gebracht, komt de krachtens artikel 30 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG) op hem rustende verplichtingen niet na.

( cf. punten 25, 28 en dictum )

Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Nationale regeling houdende verbod van verhandeling van edelmetalen werken met aanduiding van gehalte 999 duizendsten" - Ontoelaatbaarheid

[EG-Verdrag, artikel 30 (thans, na wijziging, artikel 28 EG)]

Kosten

29 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

In zaak C-84/00,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. Wainwright als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger en S. Seam als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Franse Republiek, door zich te verzetten tegen de verhandeling in Frankrijk van edelmetalen werken uit andere lidstaten met de aanduiding van de gehalten 999 duizendsten", hoewel die gehalten in de handelspraktijk algemeen worden gebruikt, de krachtens artikel 30 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG) op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, F. Macken en J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: J. Mischo,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 maart 2001,

het navolgende

Arrest