Home

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 18 oktober 2001.

Beschikking van het Hof (Vierde kamer) van 18 oktober 2001.

1 Bij op 15 juni 2000 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft Kish Glass Co. Ltd. (hierna: Kish Glass") krachtens artikel 49 van 's Hofs Statuut-EG hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 30 maart 2000, Kish Glass/Commissie (T-65/96, Jurispr. blz. II-1885; hierna: bestreden arrest") waarbij het Gerecht het beroep van Kish Glass heeft verworpen dat strekte tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 21 februari 1996 (zaak IV/34.193 - Kish Glass; hierna: litigieuze beschikking") houdende afwijzing van een door verzoekster op 17 februari 1992 op grond van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (PB 1962, 13, blz. 204) ingediende klacht over schending van artikel 86 EG-Verdrag (thans artikel 82 EG).

De feiten en het rechtskader

2 In het bestreden arrest worden de aan het beroep bij het Gerecht ten grondslag liggende feiten en het rechtskader weergegeven als volgt:

1 Op 17 januari 1992 diende Kish Glass & Co Ltd (hierna: ,Kish Glass of ,verzoekster), een vennootschap naar Iers recht en glasproducent, bij de Commissie een klacht in op grond van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 17 [...], stellende dat Pilkington United Kingdom Ltd (hierna: ,Pilkington) en haar Duitse dochteronderneming Flabeg GmbH, misbruik maakten van hun machtspositie op de Ierse markt voor floatglas van 4 mm, doordat zij jegens haar voor gelijkwaardige prestaties andere voorwaarden hanteerden dan jegens andere kopers en haar geen glas van deze soort wilden leveren boven een bepaalde maximumhoeveelheid, waardoor zij in een nadelige concurrentiepositie werd gebracht.

2 Op 14 februari 1992 richtte de Commissie overeenkomstig artikel 11 van verordening nr. 17 een verzoek om inlichtingen aan verzoekster, waarop deze op 10 maart 1992 antwoordde.

3 Toen de Commissie informeerde naar haar standpunt omtrent de klacht, deed Pilkington weten dat zij geen machtspositie op de markt voor floatglas bezat, en dat zij een stelsel van kortingen toepaste op basis van de grootte van de afnemer, de betalingstermijnen en de gekochte hoeveelheid.

4 Op 1 juli 1992 deelde verzoekster haar commentaar over de opmerkingen van Pilkington aan de Commissie mee. Zij hield staande dat de door Pilkington gehanteerde indeling in klassen van afnemers discriminerend was, en dat deze onderneming met een marktaandeel van meer dan 80 % de belangrijkste leverancier was van floatglas van 4 mm in Ierland, de relevante geografische markt voor de beoordeling van de door haar ingenomen machtspositie.

5 Op 9 juli 1992 antwoordde de Commissie verzoekster, dat een kortingenstelsel op basis van een indeling in klassen van afnemers en van afgenomen hoeveelheden niet discriminerend was. Verzoekster heeft op 10 augustus 1992 opmerkingen hierover ingediend.

6 Op 18 november 1992 schreef de Commissie verzoekster overeenkomstig artikel 6 van haar verordening nr. 99/63/EEG van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van verordening nr. 17 van de Raad (PB 1963, 127, blz. 2268; hierna: ,verordening nr. 99/63), dat de klacht haar niet voldoende grond tot optreden verschafte; zij nodigde verzoekster uit haar eventuele aanvullende opmerkingen te doen toekomen met het oog op haar definitieve standpuntbepaling. Kish Glass heeft aan deze uitnodiging gevolg gegeven.

7 Na een informele vergadering op 27 april 1993 deelde de Commissie verzoekster bij schrijven van 24 juni 1993 mede, dat haar opmerkingen geen elementen feitelijk of rechtens bevatten die konden afdoen aan de conclusie in haar brief van 18 november 1992. Toch zou zij Pilkington overeenkomstig artikel 11 van verordening nr. 17 om inlichtingen verzoeken, en verzoekster van het verdere procesverloop op de hoogte houden.

8 Op 3 december 1993 gaf de Commissie verzoekster een niet-vertrouwelijke versie door van het antwoord van Pilkington op bedoeld verzoek om inlichtingen.

9 Bij schrijven van 16 februari en 1 maart 1994 maakte Pilkington de Commissie haar standpunt bekend over de afbakening van de betrokken geografische markt en de bewering dat zij daarop een machtspositie zou innemen.

10 In twee brieven van 8 maart 1994 aan de Commissie, hield Kish Glass vast aan haar standpunt over de afbakening van de relevante geografische markt, die volgens haar samenviel met de Ierse markt, en over het door haar gestelde misbruik van machtspositie door Pilkington op de specifieke markt van floatglas van 4 mm. Tevens verstrekte zij de Commissie inlichtingen over de door Pilkington op de Ierse markt gehanteerde prijzen.

11 Op 24 en 27 mei 1994 verstrekte verzoekster de Commissie nog andere gegevens, waaruit zou blijken, dat de vervoerskosten vanaf het Europese vasteland naar Ierland veel hoger zijn dan vanaf het Verenigd Koninkrijk naar Ierland, hetgeen erop zou wijzen dat sprake is van een lokale geografische markt.

12 Bij brief van 10 juni 1994 liet Pilkington de Commissie weten het niet eens te zijn met de door verzoekster verstrekte opgaven van de vervoerskosten.

13 Na bij andere glasfabrikanten in de Gemeenschap inlichtingen te hebben ingewonnen, schreef de Commissie verzoekster op 19 juli 1995 nogmaals een brief uit hoofde van artikel 6 van verordening nr. 99/63, waarin zij bevestigde dat de betrokken productmarkt de markt was voor de verkoop van floatglas van alle dikten aan de groothandel, dat de relevante geografische markt de gehele Gemeenschap bestreek en dat Pilkington daarop geen machtspositie innam.

14 Op 31 augustus 1995 maakte verzoekster opmerkingen over deze tweede brief uit hoofde van artikel 6 van verordening nr. 99/63, waarbij zij nogmaals bezwaar maakte tegen de beoordeling van de Commissie, zowel op het punt van de omschrijving van de geografische markt en de productmarkt als op dat van de machtspositie van Pilkington.

15 Tussen 31 oktober en 3 november 1995 heeft de Commissie bij acht in Ierland gevestigde glasimporteurs telefonisch en per fax inlichtingen ingewonnen over hun inkoopbeleid voor floatglas van 4 mm.

16 Op 14 november 1995 zond de Commissie op grond van artikel 11 van verordening nr. 17 verzoeken om inlichtingen aan ondernemingen die op de Ierse markt actief waren, waaronder verzoekster en Pilkington, om te achterhalen hoeveel floatglas van 4 mm er in Ierland werd verkocht, in welke dikten het glas werd verkocht en welke prijzen werden toegepast voor het vervoer naar de omgeving van Dublin.

17 Op 18 december 1995 zond de Commissie vijf antwoorden van glasondernemingen door aan verzoekster, die deze op 22 december 1995 ontving. Op 7 februari 1996 zond de Commissie haar nog vijf andere antwoorden van glasondernemingen, die op 12 februari 1996 werden ontvangen.

18 Bij besluit van 21 februari 1996, door verzoekster ontvangen op 1 maart 1996, heeft de Commissie de door Kish Glass ingediende klacht definitief afgewezen (zaak IV/34.193 - Kish Glass) (hierna: ,bestreden beschikking). De Commissie handhaaft daarin haar eerdere standpunt, dat de betrokken productmarkt bestaat in de verkoop van floatglas van alle dikten aan de distributeurs, dat de relevante geografische markt de Gemeenschap in haar geheel bestrijkt, of althans het noordelijk gedeelte van de Gemeenschap, en dat Pilkington daarop geen machtspositie inneemt."

3 In deze omstandigheden heeft Kish Glass op 11 mei 1996 beroep bij het Gerecht ingesteld.

Het bestreden arrest

4 In het bestreden arrest heeft het Gerecht het beroep van Kish Glass in zijn geheel verworpen.

5 In de eerste plaats heeft het Gerecht in de punten 32 tot en met 39 van het bestreden arrest het middel van Kish Glass betreffende schending van het recht van verdediging en van het rechtszekerheidsbeginsel, alsook betreffende misbruik van bevoegdheid ongegrond verklaard.

6 In de tweede plaats heeft het Gerecht in de punten 44 tot en met 47 van het bestreden arrest het middel van Kish Glass betreffende schending van procedurele voorschriften ongegrond verklaard.

7 In de derde plaats heeft het Gerecht in de punten 51 tot en met 53 van het bestreden arrest het middel van Kish Glass betreffende schending van wezenlijke vormvoorschriften en van het rechtszekerheidsbeginsel ongegrond verklaard.

8 In de vierde plaats heeft het Gerecht in de punten 62 tot en met 70 van het bestreden arrest het middel van Kish Glass betreffende een kennelijke beoordelingsfout bij de vaststelling van de betrokken productmarkt ongegrond verklaard.

9 In de vijfde plaats heeft het Gerecht in de punten 81 tot en met 100 van het bestreden arrest het middel van Kish Glass betreffende een kennelijke beoordelingsfout bij de vaststelling van de geografische markt ongegrond verklaard.

De hogere voorziening

10 In haar hogere voorziening concludeert Kish Glass dat het het Hof behage:

- het bestreden arrest te vernietigen en de litigieuze beschikking nietig te verklaren;

- de Commissie te verwijzen in de kosten met inbegrip van de voor het Gerecht gemaakte kosten.

11 De Commissie concludeert dat het het Hof behage:

- de hogere voorziening niet-ontvankelijk of, subsidiair, ongegrond te verklaren;

- Kish Glass in de kosten te verwijzen.

12 Pilkington concludeert dat het het Hof behage:

- de hogere voorziening ongegrond te verklaren;

- Kish Glass in de kosten te verwijzen.

13 Aan de hogere voorziening van Kish Glass liggen drie middelen ten grondslag. In de eerste plaats onjuiste uitlegging door het Gerecht van de eisen van artikel 11 van verordening nr. 17. In de tweede plaats onjuiste toepassing door het Gerecht van de rechtspraak van het Hof betreffende de rechten van de klager. In de derde plaats onjuiste toepassing door het Gerecht van artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG), alsook een onjuiste opvatting van de aan het Gerecht voorgelegde bewijsmiddelen.

14 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat wanneer de hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, het Hof ingevolge artikel 119 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof ze op elk moment bij met redenen omklede beschikking kan afwijzen.

De ontvankelijkheid van de hogere voorziening

15 Volgens de Commissie is de hogere voorziening in haar geheel niet-ontvankelijk, omdat zij rekwirante geen enkel voordeel kan opleveren.

16 Bij de litigieuze beschikking heeft de Commissie namelijk de stelling van Kish Glass dat Pilkington op de Ierse markt van floatglas van 4 mm een machtspositie innam, verworpen op grond dat niet alleen de analyse van de betrokken productmarkt, maar ook die van de geografische markt onjuist was. Dat wil zeggen dat het voor de betwisting van de litigieuze beschikking noodzakelijk was de analyse van de Commissie op deze beide punten te weerleggen.

17 Ofschoon het derde middel van rekwirante de door de Commissie in de litigieuze beschikking in aanmerking genomen geografische markt betreft, laat de hogere voorziening van Kish Glass volgens de Commissie het gedeelte van het bestreden arrest waarin haar analyse van de betrokken productmarkt wordt bevestigd, onverlet.

18 Volgens de Commissie heeft Kish Glass dan ook niet aangetoond dat het resultaat van de litigieuze beschikking bij een eventuele toewijzing van de hogere voorziening anders zou kunnen uitvallen. Deze conclusie blijft gelden ongeacht hoe de eerste twee middelen van rekwirante, die van procedurele aard zijn, worden beoordeeld, aangezien deze middelen, ook als zij zouden slagen de wettigheid van de litigieuze beschikking in geen geval kunnen aantasten.

19 Kish Glass repliceert dat het betoog van de Commissie dat de hogere voorziening niet-ontvankelijk is omdat het derde middel in hogere voorziening alleen de analyse van de geografische markt betreft, miskent dat de eerste twee middelen procedurele vragen betreffen, die de analyse van de betrokken productmarkt hebben beïnvloed.

20 Volgens vaste rechtspraak veronderstelt het bestaan van procesbelang dat de uitslag van de hogere voorziening in het voordeel van de rekwirant kan zijn (zie arresten van 19 oktober 1995, Rendo e.a./Commissie, C-19/93 P, Jurispr. blz. I-3319, punt 13; en 13 juli 2000, Parlement/Richard, C-174/99 P, Jurispr. blz. I-6189, punt 33).

21 Hoewel het derde middel van rekwirante alleen de relevante geografische markt betreft en de eerste twee middelen van procedurele aard zijn, moet toch worden vastgesteld dat het tweede middel aspecten betreft die rechtstreeks verband houden met de analyse van de betrokken productmarkt. Om te kunnen concluderen dat dit tweede middel de wettigheid van de bestreden beschikking niet kan beïnvloeden, dient het, anders dan de Commissie stelt, dus ten gronde te worden onderzocht.

22 Zou dit tweede middel worden aanvaard dan zijn gevolgen voor de analyse van de betrokken productmarkt namelijk niet bij voorbaat uit te sluiten. Derhalve kan, indien ook het derde middel gegrond zou zijn, het resultaat van de bestreden beschikking anders uitvallen, zodat rekwirante dus procesbelang heeft.

23 Hieruit volgt dat de hogere voorziening in haar geheel ontvankelijk moet worden verklaard.

Het eerste middel

24 Met haar eerste middel stelt Kish Glass dat het Gerecht de eisen van artikel 11 van verordening nr. 17 onjuist heeft uitgelegd door aan te nemen dat de Commissie rechtsgeldig telefonisch bewijsmateriaal mocht inzamelen door na dit mondeling verzoek een schriftelijk verzoek in de vereiste vorm te zenden.

25 In de eerste plaats, aldus Kish Glass, blijkt uit de punten 38 en 44 van het bestreden arrest een tegenstrijdigheid in de redenering van het Gerecht. In de tweede plaats heeft het Gerecht haar argument dat de Commissie met haar telefonisch verzoek om inlichtingen haar bevoegdheid had overschreden, en haar argument over misbruik van bevoegdheid door de Commissie, door elkaar gehaald. In de derde plaats mocht het Gerecht er niet van uitgaan dat de na een mondeling verzoek krachtens artikel 11 van verordening nr. 17 van ondernemingen telefonisch verkregen inlichtingen, zolang bewijs van het tegendeel ontbrak, correct waren.

26 Dienaangaande zij erop gewezen dat het Gerecht in punt 38 van het bestreden arrest heeft verklaard: [...] artikel 11 van verordening nr. 17 [belet] de Commissie niet om mondeling om inlichtingen te vragen en daarop een formeel verzoek te doen volgen".

27 Bovendien blijkt uit de in punt 2 van de onderhavige beschikking weergegeven punten 16 en 17 van het bestreden arrest dat de Commissie op 14 november 1995 op grond van artikel 11 van verordening nr. 17 schriftelijke verzoeken om inlichtingen heeft gezonden aan ondernemingen die op de Ierse markt actief waren, en daarop antwoorden heeft ontvangen. Rekwirante heeft deze vaststellingen niet betwist.

28 Aangezien de litigieuze beschikking is gebaseerd op schriftelijke inlichtingen die de Commissie in het kader van de procedure van artikel 11 van verordening nr. 17 rechtsgeldig heeft verkregen, is de vraag of de Commissie in het kader van de behandeling van een mededingingszaak ondernemingen die op de relevante markt actief zijn mondeling om inlichtingen mag verzoeken, irrelevant voor de uitkomst van de hogere voorziening.

29 Het eerste middel faalt dus.

Het tweede middel

30 Met haar tweede middel stelt Kish Glass dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting over de rechten van de klagers in mededingingszaken door te beklemtonen dat deze rechten zijn te onderscheiden van die van de verweersters in dergelijke zaken. Deze procedurele vergissing heeft gevolgen gehad voor de analyse van de betrokken productmarkt door de Commissie.

31 In dit verband stelt rekwirante in de eerste plaats dat het Gerecht het arrest van 17 november 1987, BAT en Reynolds/Commissie (142/84 en 156/84, Jurispr. blz. 4487) verkeerd heeft toegepast en in de tweede plaats dat het is voorbijgegaan aan het arrest van 18 maart 1997, Guérin automobiles/Commissie (C-282/95 P, Jurispr. blz. I-1503), waaruit blijkt dat uit het recht van toegang tot het dossier is gekoppeld aan het recht om opmerkingen daarover te maken. Rekwirante is dus van mening dat zij een redelijke kans had moeten krijgen om opmerkingen in te dienen over de antwoorden van de ondernemingen die op de Ierse markt actief zijn, dat de termijn van negen dagen tussen het tijdstip waarop Kish Glass deze antwoorden heeft ontvangen en de datum van vaststelling van de litigieuze beschikking daarvoor niet volstond en, ten slotte, dat de Commissie, ook wanneer de termijn van negen dagen voor het indienen van opmerkingen wel zou volstaan, Kish Glass op de hoogte had moeten brengen van de daarvoor gestelde uiterste datum.

32 In de eerste plaats zij opgemerkt dat het Gerecht in de punten 33 en 34 van het bestreden arrest heeft verklaard dat wat het recht van verdediging en het recht van toegang tot het dossier betreft, de ondernemingen die een verzoek krachtens artikel 3 van verordening nr. 17 hebben ingediend, niet in gelijke mate aanspraak kunnen maken op bescherming als de ondernemingen waartegen een mededingingsrechtelijke onderzoeksprocedure is ingeleid.

33 In de conclusies in het bestreden arrest op dit punt blijkt niet van een onjuiste rechtsopvatting.

34 Aangaande de rechten van rekwirante als klagende partij, herinnert het Gerecht in punt 35 van het bestreden arrest eraan dat de onderzoeksprocedure naar de klacht zich in casu over meer dan vier jaar heeft uitgestrekt en dat verzoekster herhaaldelijk de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt kenbaar te maken". Voorts verklaarde het Gerecht in hetzelfde punt: Met name de laatste vijf antwoorden van de Ierse ondernemingen die aan verzoekster zijn medegedeeld, hebben geen wijziging gebracht in de belangrijkste punten waarop het onderzoek zich richtte, en het feit dat de Commissie haar slechts negen dagen heeft gegund voor commentaar op die antwoorden alvorens de litigieuze beschikking vast te stellen, kon voor haar dus geen beletsel zijn om haar standpunt naar behoren kenbaar te maken."

35 Dienaangaande zij opgemerkt dat de conclusies van het Gerecht gebaseerd zijn op feitelijke vaststellingen waartegen in hogere voorziening niet kan worden opgekomen, tenzij wordt aangetoond dat het Gerecht de voorgelegde feitelijke gegevens heeft verdraaid. Rekwirante heeft dat bewijs evenwel niet geleverd.

36 Ook indien de rechten van de klager zouden zijn geschonden, is, opdat het middel zou kunnen slagen, bovendien hoe dan ook vereist dat de procedure zonder deze onregelmatigheid een andere afloop zou hebben gehad (zie in die zin arresten van 29 oktober 1980, Van Landewyck e.a./Commissie, 209/78-215/78 en 218/78, Jurispr. blz. 3125, punt 47, en 21 maart 1990, België/Commissie, C-142/87, Jurispr. blz. I-959, punt 48).

37 Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt en zoals met name blijkt uit de procedure voor het Gerecht, had Kish Glass evenwel geen wezenlijke opmerkingen meer over de antwoorden van de ondernemingen die op de relevante markt actief zijn. In deze omstandigheden heeft het feit dat Kish Glass slechts negen dagen had om opmerkingen over deze antwoorden te maken, de analyse van de betrokken productmarkt en het resultaat van de litigieuze beschikking niet beïnvloed.

38 Het tweede middel van rekwirante moet dus kennelijk ongegrond worden verklaard.

Het derde middel

39 Met haar derde middel verwijt rekwirante het Gerecht artikel 190 van het Verdrag verkeerd te hebben toegepast door geen motiveringsgebrek inzake de vervoerskosten van floatglas in de bestreden beschikking aan te nemen. Ter terechtzitting heeft het Gerecht zelf op dit gebrek gewezen. Dit blijkt echter niet uit het bestreden arrest, waarin de feiten dus onjuist worden voorgesteld.

40 Volgens rekwirante ontbreekt het aan samenhang tussen het schriftelijk antwoord van de Commissie aan het Gerecht dat de vervoerskosten binnen 500 km rond de fabriek niet meer dan 19 % van de waarde van het product bedragen, en punt 33 van de litigieuze beschikking volgens hetwelk deze kosten ongeveer 10 % van de waarde van het product bedragen. Dit gebrek aan samenhang had in elk geval de nietigverklaring van de litigieuze beschikking wegens gebrekkige motivering moeten meebrengen. In punt 89 van het bestreden arrest heeft het Gerecht dus ten onrechte verklaard dat dit betekent dat de bestreden beschikking, anders dan ter terechtzitting het geval leek, door de verwijzing in punt 33 naar de beschikking Pilkington-Techint/SIV geen interne tegenstrijdigheden bevat".

41 Dienaangaande zij opgemerkt dat, nu het tweede middel van rekwirante - betreffende de analyse van de betrokken productmarkt - kennelijk ongegrond is, het derde middel haar geen baat kan opleveren, aangezien het enkel betrekking heeft op het gedeelte van het bestreden arrest inzake de relevante geografische markt.

42 Aangezien de analyse van de betrokken productmarkt waarop de litigieuze beschikking is gebaseerd, in de onderhavige hogere voorziening stand houdt en deze analyse op zich volstaat om de afwijzing van de klacht van Kish Glass te rechtvaardigen, kan het derde middel, ook al werd het aanvaard, niet leiden tot vernietiging van het bestreden arrest, zoals de Commissie in haar opmerkingen, weergegeven in de punten 16 en 17 van de onderhavige beschikking, terecht heeft gesteld. Dit middel is dus ondeugdelijk (zie in die zin beschikkingen van 25 maart 1996, SPO e.a./Commissie, C-137/95 P, Jurispr. blz. I-1611, punt 47, en arrest van 16 september 1997, Blackspur DIY e.a./Raad en Commissie, C-362/95 P, Jurispr. blz. I-4775, punt 43).

43 Uit het voorgaande volgt dat de hogere voorziening in haar geheel kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

beschikt:

1) De hogere voorziening wordt afgewezen.

2) Kish Glass Co. Ltd wordt verwezen in de kosten.

1. Hogere voorziening - Procesbelang - Hogere voorziening waarvan uitslag in voordeel van rekwirant kan zijn

2. Hogere voorziening - Middelen - Verkeerde beoordeling van feiten - Niet-ontvankelijkheid - Toetsing door Hof van beoordeling van bewijselementen - Uitgesloten, behoudens geval van verkeerde opvatting

(Art. 225 EG; Statuut-EG van het Hof van Justitie, art. 51, eerste alinea)

3. Hogere voorziening - Middelen - Middel voorgedragen tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum - Falend middel

(Statuut-EG van het Hof van Justitie, art. 51, eerste alinea)

Kosten

44 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 118 van dat Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien rekwirante in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de conclusies van de Commissie en Pilkington in de kosten te worden verwezen.

In zaak C-241/00 P,

Kish Glass Co. Ltd, gevestigd te Dublin (Ierland), vertegenwoordigd door P. Watson, BL, en M. Byrne, solicitor, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

rekwirante,

betreffende hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 30 maart 2000, Kish Glass/Commissie (T-65/96, Jurispr., blz. II-1885) en strekkende tot vernietiging van dit arrest alsook tot toewijzing van de conclusies van rekwirante in eerste aanleg,

andere partijen bij de procedure:

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R. Lyal als gemachtigde, bijgestaan door N. Khan, barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster in eerste aanleg,

en

Pilkington United Kingdom Ltd, gevestigd te Saint Helens, Merseyside (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door J. Kallaugher, solicitor, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte in eerste aanleg,

geeft

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: S. von Bahr, kamerpresident, A. La Pergola en C. W. A. Timmermans (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. Tizzano,

griffier: R. Grass,

de advocaat-generaal gehoord,

de navolgende

Beschikking