Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 februari 2002.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 21 februari 2002.
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 25 februari 2000, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld, strekkende tot vaststelling dat de Italiaanse Republiek, door het mogelijk te maken dat ondernemingen en inrichtingen die handelingen verrichten voor de nuttige toepassing van de gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 377, blz. 20), kunnen worden vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 10 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 39), zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 (PB L 78, blz. 32; hierna: richtlijn 75/442"), zonder dat voor die vrijstelling als voorwaarde geldt dat aan de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 gestelde vereisten is voldaan, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 75/442 en artikel 3 van richtlijn 91/689.
De toepasselijke bepalingen
De gemeenschapsregeling
Richtlijn 75/442
2 Richtlijn 75/442 heeft tot doel de verwijdering en de nuttige toepassing van afvalstoffen te verzekeren en maatregelen ter beperking van het ontstaan van afvalstoffen aan te moedigen, met name door schone technologieën en recycleerbare en opnieuw te gebruiken producten te bevorderen.
3 Artikel 4, eerste alinea, van richtlijn 75/442 bepaalt:
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing of de verwijdering van de afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en met name
- zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;
- zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken;
- zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon."
4 Volgens artikel 10 van richtlijn 75/442 moet [v]oor de toepassing van artikel 4 [...] iedere inrichting of onderneming die de in bijlage II B vermelde handelingen verricht, een vergunning hebben". Bijlage II B van richtlijn 75/442 geeft in de punten R 1 tot en met R 13 een opsomming van de handelingen voor de nuttige toepassing zoals die in de praktijk plaatsvinden.
5 Artikel 11 van richtlijn 75/442 bepaalt:
1. Onverminderd de bepalingen van richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen [...], laatstelijk gewijzigd bij het Verdrag betreffende de toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese Gemeenschappen, kunnen van de in artikel 9 of artikel 10 bedoelde vergunning worden vrijgesteld:
a) inrichtingen of ondernemingen die hun afvalstoffen op de plaats van productie in eigen beheer verwijderen
en
b) inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen nuttig toepassen.
Deze vrijstelling kan alleen worden verleend:
- indien de bevoegde instanties algemene voorschriften per type activiteit hebben uitgevaardigd waarin soort en hoeveelheid afvalstoffen zijn vastgesteld en is aangegeven onder welke voorwaarden de activiteit kan worden vrijgesteld van een vergunning;
en
- indien de soorten of de hoeveelheden afvalstoffen en de wijzen van verwijdering of nuttige toepassing van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan.
2. De in lid 1 bedoelde inrichtingen of ondernemingen dienen zich bij de bevoegde instanties te laten registreren.
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens lid 1 uitgevaardigde algemene voorschriften."
Richtlijn 91/689
6 Vastgesteld uit hoofde van artikel 2, lid 2, van richtlijn 75/442, heeft richtlijn 91/689 volgens artikel 1, lid 1, tot doel de wetgevingen van de lidstaten inzake het gecontroleerde beheer van gevaarlijke afvalstoffen onderling aan te passen. Artikel 1, lid 2, bepaalt:
Onverminderd deze richtlijn is richtlijn 75/442/EEG van toepassing op gevaarlijke afvalstoffen."
7 Artikel 3 van richtlijn 91/689 bepaalt:
1. De ontheffing van de vergunning voor bedrijven of ondernemingen die hun afvalstoffen in eigen beheer verwijderen, waarnaar in artikel 11, lid 1, onder a, van richtlijn 75/442/EEG wordt verwezen, is niet van toepassing op de onder deze richtlijn vallende gevaarlijke afvalstoffen.
2. Overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b, van richtlijn 75/442/EEG kan een lidstaat bedrijven of ondernemingen die onder deze richtlijn vallende afvalstoffen nuttig toepassen, van het bepaalde in artikel 10 van richtlijn 75/442/EEG vrijstellen indien:
- de lidstaat algemene voorschriften voor elke soort en hoeveelheid afvalstoffen uitvaardigt en specifieke voorwaarden (grenswaarden voor het gehalte aan gevaarlijke stoffen in het afval, emissiegrenswaarden, type activiteit) en andere voorschriften vaststelt die nodig zijn om de verschillende vormen van nuttige toepassing uit te voeren; en
- de soorten of de hoeveelheden afvalstoffen en de methoden van nuttige toepassing van dien aard zijn dat aan de voorwaarden van artikel 4 van richtlijn 75/442/EEG wordt voldaan.
3. De in lid 2 bedoelde bedrijven of ondernemingen worden bij de bevoegde autoriteiten geregistreerd.
4. Indien een lidstaat van plan is gebruik te maken van het bepaalde in lid 2, worden de in dat lid bedoelde voorschriften tot uiterlijk drie maanden voordat zij van kracht worden, aan de Commissie toegezonden. De Commissie raadpleegt vervolgens de lidstaten. In het licht van deze raadplegingen stelt de Commissie voor dat de voorschriften uiteindelijk volgens de procedure van artikel 18 van richtlijn 75/442/EEG worden goedgekeurd."
De nationale regeling
8 De bepalingen betreffende de in artikel 11 van richtlijn 75/442 bedoelde vrijstelling van vergunning zijn in Italiaans recht omgezet bij besluitwet nr. 22 van 5 februari 1997 houdende uitvoering van de richtlijnen 91/156, 91/689 en 94/62/EG betreffende verpakkingsafval (GURI nr. 38 van 15 februari 1997, suppl. ord. nr. 33), zoals gewijzigd bij besluitwet nr. 389 van 8 november 1997 (GURI nr. 261 van 8 november 1997; hierna: besluitwet nr. 22/97").
9 Wat inzonderheid de inrichtingen of ondernemingen betreft die de in richtlijn 91/689 bedoelde afvalstoffen nuttig toepassen, bepaalt artikel 33 van besluitwet nr. 22/97, dat zij onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor vereenvoudigde procedures, in het kader waarvan zij zijn vrijgesteld van de in artikel 10 van richtlijn 75/442 bedoelde vergunning.
10 Overeenkomstig die vereenvoudigde procedures zijn de inrichtingen of ondernemingen die van plan zijn om handelingen voor de terugwinning van gevaarlijke afvalstoffen te verrichten, zonder daarvoor een vergunning aan te vragen, verplicht hun activiteiten bij de bevoegde provincie aan te melden, tezamen met een verslag waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden voor de vereenvoudigde procedure is voldaan. Wie verklaart dat hij de voorwaarden voor de vereenvoudigde procedure vervult, is vrijgesteld van de in artikel 10 van richtlijn 75/442 bedoelde vergunning. Op grond van die verklaring controleert de bevoegde provincie of die voorwaarden worden nagekomen.
11 Gezien het complexe en technische karakter van de regels op dit gebied, beschrijft en identificeert besluitwet nr. 22/97 die voorwaarden niet op gedetailleerde wijze. Zij werkt met verwijzingen en verklaart, dat de technische normen tot vaststelling van de vormen, hoeveelheden en voorwaarden voor nuttige toepassing in het stelsel van de vereenvoudigde procedures bij ministeriële besluiten zullen worden goedgekeurd.
12 Artikel 33, lid 6, van besluitwet nr. 22/97 preciseert dat, in afwachting van de vaststelling van die technische normen, de vereenvoudigde procedures van toepassing zijn op eenieder die handelingen verricht voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen die zijn opgesomd in bijlage 3 bij het besluit van de minister van Leefmilieu van 5 september 1994 (GURI nr. 212 van 10 september 1994, suppl. ord. nr. 126) houdende toepassing van de artikelen 2 en 5 van besluitwet nr. 438 van 8 juli 1994 tot vaststelling van bepalingen op het gebied van de nuttige toepassing van residuen afkomstig van productiecycli of van verbruik in het kader van een productieproces of van een verbrandingsproces alsmede betreffende de verwijdering van afval, respectievelijk bijlage 1 bij het besluit van de minister van Leefmilieu van 16 januari 1995 (GURI nr. 24 van 30 januari 1995, suppl. ord.) houdende technische normen voor de nuttige toepassing in een verbrandingscyclus voor de opwekking van energie uit afval afkomstig van productiecycli of van verbruik, met inachtneming van de daarin vervatte bepalingen.
De feiten en de precontentieuze procedure
13 Overeenkomstig de procedure van artikel 226, eerste alinea, EG heeft de Commissie, na de Italiaanse Republiek in de gelegenheid te hebben gesteld haar opmerkingen te maken, deze lidstaat bij brief van 14 juli 1999 een met redenen omkleed advies toegezonden, met het verzoek binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van dit advies de nodige maatregelen te nemen om aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 11 van richtlijn 75/442 en artikel 3 van richtlijn 91/689 te voldoen.
14 Daar de Italiaanse autoriteiten na dit advies, de Commissie enkel een ontwerp van interministerieel besluit betreffende de nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen in de zin van de artikelen 31 en 33 van besluitwet nr. 22/97 hadden doen toekomen, heeft de Commissie besloten het onderhavige beroep in te stellen.
Het beroep
15 De Commissie betoogt, dat het feit dat geen technische regeling is vastgesteld die nodig is voor de invoering van de vrijstellingsregeling, in besluitwet nr. 22/97 als een reden is beschouwd om de twee ministeriële besluiten van 5 september 1994 en 16 januari 1995 te handhaven.
16 Volgens de Commissie gelden voor de vereenvoudigde procedures voor inrichtingen en ondernemingen die de in richtlijn 91/689 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen nuttig toepassen, ook thans nog enkel de voorwaarden van die ministeriële besluiten, die niet aan de vereisten van artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 voldoen.
17 Wat het haar door de Italiaanse autoriteiten meegedeelde ontwerp van interministerieel besluit betreft, beklemtoont de Commissie, dat het niet gaat om een wetgevingsinstrument met rechtsgevolgen, maar enkel om een ontwerpbesluit, dat zelfs niet aan de Italiaanse Raad van State lijkt te zijn voorgelegd, met het oog op het voorafgaande en verplichte wettigheidsonderzoek.
18 Op grond van de informatie waarover zij beschikt, concludeert de Commissie dan ook, dat de Italiaanse Republiek geen einde heeft gemaakt aan de verweten niet-nakoming.
19 De Italiaanse regering betwist de niet-nakoming niet, en stelt dat zij erop zal toezien, dat de ontoereikende uitvoering van artikel 11 van richtlijn 75/442 en artikel 3 van richtlijn 91/689 zo snel mogelijk wordt verholpen. Zij voegt daaraan toe, dat de ministeries van Leefmilieu en van Industrie te zijner tijd de definitieve versie van het interministeriële besluit betreffende de nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 33 van besluitwet nr. 22/97 zullen meedelen.
20 Uit het voorgaande blijkt, dat op de datum van het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, de voorwaarden voor vrijstelling van de in artikel 10 van richtlijn 75/442 bedoelde vergunning enkel werden bepaald door de ministeriële besluiten van 5 september 1994 en 16 januari 1995, terwijl die besluiten voor de in artikel 11, lid 1, eerste alinea, sub b, van richtlijn 75/442 bedoelde inrichtingen of ondernemingen niet de vereisten van artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 overnamen. Daaruit volgt, dat op die datum de ondernemingen en inrichtingen die de nuttige toepassing van in richtlijn 91/689 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen verzekeren, in Italië van de in artikel 10 van richtlijn 75/442 bedoelde vergunning waren vrijgesteld, zonder dat voor die vrijstelling als voorwaarde gold, dat aan die vereisten was voldaan.
21 Daar een lidstaat volgens artikel 11, lid 1, eerste alinea, sub b, van richtlijn 75/442, juncto artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689, enkel van artikel 10 van richtlijn 75/442 - bepalende dat elke inrichting of onderneming verplicht is een vergunning te verkrijgen - kan afwijken, indien hij maatregelen vaststelt om te verzekeren dat is voldaan aan de vereisten die in bedoeld artikel 3 van richtlijn 91/689 zijn neergelegd voor inrichtingen of ondernemingen die afvalstoffen nuttig toepassen, moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 75/442 en artikel 3 van richtlijn 91/689.
22 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door het mogelijk te maken dat ondernemingen en inrichtingen die handelingen voor de nuttige toepassing van de in richtlijn 91/689 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen verrichten, kunnen worden vrijgesteld van de in artikel 10 van richtlijn 75/442 bedoelde vergunning, zonder dat voor die vrijstelling als voorwaarde geldt dat aan de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 gestelde vereisten is voldaan, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 75/442 en artikel 3 van richtlijn 91/689.
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),
rechtdoende, verstaat:
1) Door het mogelijk te maken dat ondernemingen en inrichtingen die handelingen verrichten voor de nuttige toepassing van de gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen, kunnen worden vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 10 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991, zonder dat voor die vrijstelling als voorwaarde geldt dat aan de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 gestelde vereisten is voldaan, is de Italiaanse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 75/442, gewijzigd bij richtlijn 91/156, juncto artikel 3 van richtlijn 91/689.
2) De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.
Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-betwiste niet-nakoming
(Art. 226 EG)
Kosten
23 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Italiaanse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.
In zaak C-65/00,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Ström en G. Bisogni als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door U. Leanza als gemachtigde, bijgestaan door G. Aiello, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verweerster,
betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door het mogelijk te maken dat ondernemingen en inrichtingen die handelingen verrichten voor de nuttige toepassing van de gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 377, blz. 20), kunnen worden vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 10 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 39), zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 (PB L 78, blz. 32), zonder dat voor die vrijstelling als voorwaarde geldt dat aan de in artikel 3, lid 2, van richtlijn 91/689 gestelde vereisten is voldaan, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 11 van richtlijn 75/442, zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156, en artikel 3 van richtlijn 91/689,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: N. Colneric, kamerpresident, R. Schintgen en V. Skouris (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: J. Mischo,
griffier: R. Grass,
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 20 september 2001,
het navolgende
Arrest