Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 september 2001.

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 september 2001.

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 6 oktober 2000, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 226 EG verzocht vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en/of aan haar mee te delen, welke noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (PB L 235, blz. 25) en aan richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van richtlijn 96/49 (PB L 335, blz. 45), de krachtens die richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Krachtens artikel 10, lid 1, van richtlijn 96/49 en artikel 2, lid 1, van richtlijn 96/87 moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om vóór 1 januari 1997 aan die richtlijnen te voldoen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

3 Van mening dat de richtlijnen 96/49 en 96/87 niet binnen de gestelde termijn in Iers recht waren omgezet, heeft de Commissie de niet-nakomingsprocedure ingeleid. Na Ierland in de gelegenheid te hebben gesteld om zijn opmerkingen te maken, heeft de Commissie op 27 januari en 1 februari 2000 bij twee met redenen omklede adviezen deze lidstaat verzocht om binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te nemen om aan die adviezen te voldoen.

4 Toen de Commissie geen enkele inlichting ontving waaruit bleek dat de omzetting van die richtlijn was voltooid, stelde zij het onderhavige beroep in.

5 Onder verwijzing naar de krachtens de artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG op de lidstaten rustende verplichtingen, betoogt de Commissie, dat Ierland de maatregelen had moeten nemen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de richtlijnen 96/49 en 96/87.

6 Ierland betwist de niet-nakoming niet, maar merkt op dat de omzetting van de richtlijnen in voorbereiding is.

7 Daar de richtlijnen 96/49 en 96/87 niet binnen de gestelde termijn volledig zijn omgezet, moet het beroep van de Commissie worden toegewezen.

8 Derhalve moet worden vastgesteld dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de richtlijnen 96/49 en 96/87, de krachtens die richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en/of aan de Commissie mee te delen, welke noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, en aan richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van richtlijn 96/49, is Ierland de krachtens die richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Ierland wordt verwezen in de kosten.

Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-betwiste niet-nakoming

(Art. 226 EG)

Kosten

9 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien Ierland in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

In zaak C-370/00,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Wolfcarius als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Ierland, vertegenwoordigd door D. J. O'Hagan als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder,

betreffende een verzoek om vast te stellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en/of aan haar mee te delen, welke noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (PB L 235, blz. 25) en aan richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van richtlijn 96/49 (PB L 335, blz. 45), de krachtens die richtlijnen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: M. Wathelet, kamerpresident, P. Jann en L. Sevón (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 5 juli 2001,

het navolgende

Arrest