Hof van Justitie EU 06-06-2002 ECLI:EU:C:2002:349
Hof van Justitie EU 06-06-2002 ECLI:EU:C:2002:349
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 6 juni 2002
Conclusie van advocaat-generaal
F. G. Jacobs
van 6 juni 2002(*)
In de onderhavige zaak verzoekt de Commissie het Hof krachtens artikel 226 EG vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door het plan, het schema en de samenvatting van de inventaris, als bedoeld in de artikelen 4, lid 1, en 11 van richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's)(*), niet vast te stellen of althans niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens die bepalingen van de richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Artikel 1 van de richtlijn bepaalt:
„Deze richtlijn heeft tot doel de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de gecontroleerde verwijdering van PCB's, de reiniging of de verwijdering van PCB's bevattende apparaten en/of de verwijdering van gebruikte PCB's, teneinde op basis van de bepalingen van deze richtlijn te komen tot een volledige verwijdering van PCB's.”
Artikel 3 luidt als volgt:
„Onverminderd internationale verplichtingen treffen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gebruikte PCB's zo spoedig mogelijk worden verwijderd en PCB's en apparaten die PCB's bevatten, zo spoedig mogelijk worden gereinigd of verwijderd. Apparaten en de daarin aanwezige PCB's die overeenkomstig artikel 4, lid 1, moeten worden geïnventariseerd, worden uiterlijk eind 2010 gereinigd en/of verwijderd.”
Artikel 4, lid 1, bepaalt:
„Teneinde te voldoen aan artikel 3, dragen de lidstaten er zorg voor dat inventarissen worden opgesteld van apparaten die meer dan 5 dm PCB's bevatten en sturen zij uiterlijk drie jaar na aanneming van deze richtlijn een samenvatting van deze inventarissen naar de Commissie. Voor sterkstroomcondensatoren geldt de drempel van 5 dm3 voor het totaal van de afzonderlijke onderdelen van een gecombineerd toestel.”
Artikel 11 luidt als volgt:
„1.De lidstaten stellen binnen drie jaar na aanneming van deze richtlijn het volgende vast:
een plan voor de reiniging en/of verwijdering van geïnventariseerde apparaten en de daarin aanwezige PCB's;
een schema voor de inzameling en latere verwijdering van de in artikel 6, lid 3, bedoelde apparaten die niet overeenkomstig artikel 4, lid 1, hoeven te worden geïnventariseerd.
2.De lidstaten delen dit plan en dit schema onverwijld mede aan de Commissie.”
De richtlijn is op 16 september 1996 in werking getreden.
De Commissie voert aan dat de Spaanse autoriteiten de bij artikel 4 van de richtlijn voorgeschreven inventaris of het bij artikel 11, lid 1, voorgeschreven plan en schema, niet hebben vastgesteld, of haar althans niet hebben meegedeeld.
Spanje betwist de gestelde niet-nakomingen: het betoogt dat het nationale plan voor de reiniging en de verwijdering van PCB's, PCT's en PCB's en PCT's bevattende apparaten is vastgesteld en bekendgemaakt in het Spaanse publicatieblad(*) overeenkomstig koninklijk besluit 1378/99 van 27 augustus 1999, dat de richtlijn in nationaal recht omzet, en vervolgens aan de Commissie is meegedeeld.
De Commissie betoogt in repliek dat het betrokken nationale plan geen antwoord biedt op de gestelde niet-nakomingen, aangezien het is vastgesteld (op 6 april 2001) na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies van de Commissie van 18 september 2000 bepaalde termijn van twee maanden en zelfs nadat de Commissie een beroep had ingesteld bij het Hof (op 5 februari 2001). Subsidiair voert de Commissie aan dat het plan in bepaalde opzichten niet voldoet aan de vereisten van de richtlijn.
In dupliek ontkent Spanje de verklaringen van de Commissie aangaande de inhoud van het plan en legt het omstandig uit dat het de vereisten van de richtlijn heeft nageleefd.
Naar mijn mening hoeft niet te worden nagegaan of het plan strookte met de vereisten van de richtlijn, aangezien het hoe dan ook duidelijk is dat het plan is vastgesteld na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies van de Commissie bepaalde termijn. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld op basis van de situatie aan het einde van die termijn, en kan geen rekening worden gehouden met naderhand door een lidstaat getroffen maatregelen.(*)
Derhalve is het beroep van de Commissie gegrond.
Conclusie
Mitsdien geef ik het Hof in overweging:
-
vast te stellen dat het Koninkrijk Spanje, door het plan, het schema en de samenvatting van de inventaris, bedoeld in de artikelen 4, lid 1, en 11 van richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's),(*) niet binnen de gestelde termijn vast te stellen, de krachtens die bepalingen van de richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.
-
het Koninkrijk Spanje te verwijzen in de kosten.