Home

Hof van Justitie EU 25-10-2001 ECLI:EU:C:2001:590

Hof van Justitie EU 25-10-2001 ECLI:EU:C:2001:590

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
25 oktober 2001

Conclusie van advocaat-generaal

F. G. Jacobs

van 25 oktober 2001(*)

In deze zaak verzoekt de Commissie het Hof om vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1 oktober 1998 tot wijziging van richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers(*), althans door die bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Krachtens artikel 2 van richtlijn 98/76 moeten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 1 oktober 1999 aan de richtlijn te voldoen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

Ter verdediging voert het Groothertogdom Luxemburg aan, dat het ontwerp van een wet ter uitvoering van de richtlijn, alsook twee ontwerpen van groothertogelijke verordening, door de regering zijn goedgekeurd en naar de organen zijn gezonden die krachtens de grondwet moeten worden geraadpleegd.

Aangezien blijkt dat het Groothertogdom Luxemburg de richtlijn niet heeft uitgevoerd, moet het verzoek van de Commissie worden ingewilligd.

Conclusie

Bijgevolg geef ik het Hof in overweging:

  1. vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1 oktober 1998 tot wijziging van richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers, althans door die bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

  2. Het Groothertogdom Luxemburg in de kosten te verwijzen.