Home

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 november 2003.

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 november 2003.

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
13 november 2003

Uitspraak

Arrest van het Hof (Vijfde kamer)

13 november 2003(*)

In zaak C-294/01,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunale civile di Bologna (Italie), in het aldaar aanhangig geding tussen

Granarolo SpA

en

Comune di Bologna,

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, P. Jann en S. von Bahr (rapporteur), rechters,

advocaatgeneraal: P. Léger,

griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur,

  1. gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    • Granarolo SpA, vertegenwoordigd door G. Forte, avvocato,

    • de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door M. Fiorilli, avvocato dello Stato,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door C. Cattabriga en L. Visaggio als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Granarolo SpA, vertegenwoordigd door G. Forte en C. Marinuzzi, avvocatessa; de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door M. Fiorilli; de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing als gemachtigde, en de Commissie, vertegenwoordigd door C. Cattabriga, ter terechtzitting van 26 september 2002,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 6 maart 2003,

het navolgende

Arrest

Bij beschikking van 24 mei 2001, ingekomen bij het Hof op 23 juli daaraanvolgend, heeft het Tribunale civile di Bologna krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk (PB L 268, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 94/71/EG van de Raad van 13 december 1994 (PB L 368, blz. 33; hierna: „richtlijn 92/46”), richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 1979, L 33, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 97/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 (PB L 43, blz. 21; hierna: „richtlijn 79/112”), en richtlijn 89/396/EEG van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (PB L 186, blz. 21).

Deze vraag is gerezen in een geding tussen Granarolo SpA (hierna: „Granarolo”), een te Bologna (Italië) gevestigde onderneming, en de gemeente Bologna, vanwege het feit dat laatstgenoemde Granarolo een boete heeft opgelegd wegens niet-naleving van de Italiaanse reglementering die voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk een uiterste consumptiedatum van vier dagen voorschrijft.

Toepasselijke bepalingen

Gemeenschapsrecht

Krachtens artikel 5 van richtlijn 92/46 zien de lidstaten erop toe dat warmtebehandelde consumptiemelk alleen in de handel wordt gebracht indien zij voldoet aan bepaalde eisen die met name in bijlage C, hoofdstuk I, bij deze richtlijn zijn opgesomd.

Hoofdstuk I, A, punt 4, sub a-ii, van bijlage C bij richtlijn 92/46 bepaalt:

„Gepasteuriseerde melk moet:

[...]

  1. negatief reageren op de fosfatasetest en positief op de peroxydasetest. De productie van gepasteuriseerde melk met negatieve reactie op de peroxydasetest wordt evenwel toegestaan, mits op het etiket van de melk een vermelding als bijvoorbeeld ‚hooggepasteuriseerde melk’ wordt aangebracht.”

Overeenkomstig hoofdstuk II, C, tweede streepje, van bijlage C bij richtlijn 92/46 worden indien nodig volgens de procedure van artikel 31 van dezelfde richtlijn de microbiologische criteria vastgesteld die van toepassing zijn op de uiterste consumptiedatum, onder voorwaarden die door de exploitant of de beheerder van de inrichting worden beheerd en bewaakt.

Hoofdstuk IV, B, punten 3 en 4, van bijlage C bij richtlijn 92/46 bevat een aantal voorschriften inzake etikettering van melkproducten. Onverminderd richtlijn 79/112 moeten de aard van de eventuele hittebehandeling die aan het einde van het bereidingsproces is toegepast en, voor producten op basis van melk waarin ontwikkeling van micro-organismen kan voorkomen, de uiterste consumptiedatum of de datum van minimale houdbaarheid, voor controledoeleinden duidelijk op het etiket worden vermeld.

Krachtens artikel 3, lid 1, punt 4, van richtlijn 79/112 moeten op de etikettering van levensmiddelen een aantal verplichte gegevens worden vermeld, met name de datum van minimale houdbaarheid of, in geval van uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijke levensmiddelen, de uiterste consumptiedatum.

Artikel 9, leden 1 tot en met 4, van richtlijn 79/112 bepaalt dat de datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel de datum is tot waarop dit zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard. Deze datum wordt voorafgegaan door de vermeldingen „ten minste houdbaar tot” of „ten minste houdbaar tot einde”. Zo nodig worden hieraan de bewaarvoorschriften toegevoegd, aan de hand waarvan de aangegeven houdbaarheid kan worden gewaarborgd.

Artikel 9 bis van richtlijn 79/112, hieraan toegevoegd bij richtlijn 89/395/EEG van de Raad van 14 juni 1989 tot wijziging van richtlijn 79/112 (PB L 186, biz. 17), bepaalt dat bij levensmiddelen die uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijk zijn en derhalve na korte tijd een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid kunnen opleveren, de datum van minimale houdbaarheid wordt vervangen door de uiterste consumptiedatum. Deze datum moet worden voorafgegaan door de woorden „te gebruiken tot”. Deze gegevens worden gevolgd door een beschrijving van de bewaarvoorschriften. De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en eventueel het jaar.

Artikel 14 van richtlijn 79/112 luidt:

„De lidstaten onthouden zich ervan om op andere dan de in de artikelen 3 tot en met 11 bepaalde wijze vast te stellen hoe de in artikel 3 en in artikel 4, lid 2, bedoelde vermeldingen moeten worden aangebracht.”

Artikel 15 van richtlijn 79/112 bepaalt het volgende:

De lidstaten mogen de handel in levensmiddelen die beantwoorden aan de voorschriften van deze richtlijn, niet verbieden door de toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen inzake etikettering en presentatie van bepaalde levensmiddelen of van levensmiddelen in het algemeen.

Lid 1 is niet van toepassing op de niet-geharmoniseerde nationale bepalingen welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van:

  • de bescherming van de volksgezondheid,

  • het tegengaan van misleiding, mits deze bepalingen niet van dien aard zijn dat daarmee de toepassing van de in deze richtlijn vervatte definities en voorschriften wordt belemmerd,

  • de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, de aanduidingen van herkomst en oorsprong, alsmede het tegengaan van oneerlijke concurrentie. ”

Nationaal recht

Artikel 1 van wet nr. 169, Disciplina del trattamento e della commercializzazione del latte alimentare vaccino (wet houdende reglementering inzake de behandeling en het in de handel brengen van voor voeding bestemde koemelk) van 3 mei 1989 (GURI nr. 180 van 11 mei 1989, blz. 1996; hierna: „wet nr. 169/89”), omschrijft de eigenschappen van voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde melk. Deze melk moet in een melkbehandelingsinrichting ten minste een erkende warmtebehandeling of een toegestane behandeling met gelijkwaardige werking hebben ondergaan.

Volgens artikel 2 van wet nr. 169/89 zijn de volgende warmtebehandelingen voor melk bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie erkend:

  1. pasteurisatie: warmtebehandeling door ononderbroken doorvloeiing gedurende ten minste 15 seconden bij een temperatuur onder het kookpunt maar hoger dan 72°C of met een andere tijd/temperatuurcombinatie die het mogelijk maakt een gelijkwaardige warmtehoeveelheid te verkrijgen, zodat alle pathogene micro-organismen en een aanzienlijk deel van de saprofytische bacteriën worden vernietigd, met een beperkte invloed op de chemische, fysische en organoleptische eigenschappen;

  2. sterilisatie: warmtebehandeling waardoor alle in de melk aanwezige microorganismen worden vernietigd of de proliferatie daarvan definitief wordt verhinderd.”

Krachtens artikel 2 van wet nr. 169/89 kunnen bij decreet van de minister van Volksgezondheid in overleg met de minister van Land- en Bosbouw andere behandelingen worden toegestaan op basis van met name de technologische ontwikkelingen of de gemeenschapsreglementering.

Artikel 3 van wet nr. 169/89 omschrijft het begrip „gepasteuriseerde melk” als volgt:

„Door middel van pasteurisatie behandelde melk die bij de consumptie:

  1. negatief reageert op de alkalische-fosfatasetest;

  2. een gehalte aan niet-gedenatureerde oplosbare melkeiwitten van niet minder dan 11 % van de totale eiwitten bevat.”

Het begrip „gepasteuriseerde verse melk” wordt in artikel 4 van wet nr. 169/89 omschreven als volgt:

„Onder ‚gepasteuriseerde verse melk’ moet worden verstaan de melk die rauw in de verpakkingsinrichting aankomt en die, nadat zij binnen 48 uur volgend op het melken aan een enkele warmtebehandeling is onderworpen, bij de consumptie:

  1. negatief reageert op de alkalische-fosfatasetest;

  2. een gehalte aan niet-gedenatureerde oplosbare melkeiwitten van niet minder dan 14 % van de totale eiwitten bevat;

  3. positief reageert op de peroxydasetest.”

Krachtens artikel 4 van wet nr. 169/89 kan gepasteuriseerde verse melk als „gepasteuriseerde verse melk van hoge kwaliteit” worden omschreven indien zij bij de consumptie een gehalte aan niet-gedenatureerde oplosbare melkeiwitten van niet minder dan 15,50 % van de totale eiwitten bevat en is verkregen uit rauwe melk die afkomstig is van stallen of centrale melkdepots (coöperaties of consortia) en aan bepaalde bij ministerieel besluit vastgestelde kenmerken inzake hygiëne en samenstelling voldoet.

Artikel 5, derde alinea, van wet nr. 169/89, onder de titel „Gemeenschappelijke bepalingen voor door middel van pasteurisatie behandelde melk”, bepaalt:

„De benaming van de soort melk, zoals omschreven in de artikelen 3 en 4, moet op de verpakking in haar geheel en in hetzelfde gezichtsveld staan als de houdbaarheidsdatum met de vermelding ‚te gebruiken tot’, gevolgd door de datum in dag, maand en jaar. De uiterste consumptiedatum mag vier dagen vanaf de datum van de verpakking niet te boven gaan.”

De bepalingen van artikel 5 van het decreto del Presidente della Repubblica nr. 54, Regolamento recante attuazione delle direttive 92/46/CEE e 92/47/CEE in materia di produzione e immissione sul mercato di latte e di prodotti a base di latte (reglement houdende omzetting van de richtlijnen 92/46/EEG en 92/47/EEG betreffende de productie en het in de handel brengen van melk en producten op basis van melk), van 14 januari 1997 (gewoon supplement bij GURI nr. 59 van 12 maart 1997, blz. 1200; hierna: „decreet nr. 54/97”), die betrekking hebben op de productie, de verpakking, de etikettering, de opslag en het vervoer van warmtebehandelde melk, hebben een soortgelijke strekking als die van artikel 5 van richtlijn 92/46. In bijlage C bij dit decreet worden de bepalingen van hoofdstuk I, A, punt 4, sub a tot en met d, van bijlage C bij richtlijn 92/46 alsmede die van hoofdstuk IV, B, van dezelfde bijlage overgenomen.

Bij decreto legislativo nr. 109, Attuazione delle direttive 89/395/CEE e 89/396/CEE concernenti l'etichettatura, la presentazione e la pubblicità dei prodotti alimentari (wetgevend decreet betreffende de omzetting van richtlijnen 89/395/EEG en 89/396/EEG inzake de etikettering en presentatie van en reclame voor levensmiddelen), van 27 januari 1992 (gewoon supplement bij GURI nr. 39 van 17 februari 1992, blz. 501; hierna: „wetgevend decreet nr. 109/92”), worden de richtlijnen 89/395 en 89/396 in Italiaans recht omgezet.

Artikel 3, lid 1, sub d, van wetgevend decreet nr. 109/92 neemt artikel 3, lid 1, punt 4, van richtlijn 79/112 letterlijk over.

Artikel 10 van wetgevend decreet nr. 109/92, dat de artikelen 9 en 9 bis van richtlijn 79/112 omzet, luidt:

De datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel is de datum tot waarop dit zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard; de datum wordt aangeduid met de vermelding ‚ten minste houdbaar tot’, gevolgd door de datum of de vermelding van de plaats op de verpakking waar de datum staat.

De uiterste consumptiedatum van een levensmiddel is de datum tot waarop dit kan worden verbruikt; de datum wordt aangeduid met de vermelding ‚te gebruiken tot’ gevolgd door de datum of de vermelding van de plaats op de verpakking waar de datum staat.

De datum dient ongecodeerd te worden aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en het jaar.”

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

In 1999 heeft Granarolo bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk, die in Duitsland was geproduceerd, in Italië in de handel gebracht.

De gemeente Bologna heeft Granarolo een bestuurlijke boete ten belope van 2 167 000 ITL opgelegd omdat deze op de verpakking van deze melk een uiterste consumptiedatum van meer dan vier dagen vanaf de datum van verpakking van de melk, zoals bedoeld in artikel 5 van wet nr. 169/89, had vermeld.

Granarolo heeft bij het Tribunale civile di Bologna beroep ingesteld tegen deze boete. Daarbij heeft zij betoogd dat artikel 5 van wet nr. 169/89 in strijd is met het gemeenschapsrecht en meer in het bijzonder met de richtlijnen 92/46, 89/395 en 89/396.

Granarolo heeft gesteld dat de bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk is verkregen door middel van een bijzonder pasteurisatieprocédé, „Falling Stream Heater” (procédé met infusie van stoom) genoemd, dat krachtiger is dan de traditionele pasteurisatie en het mogelijk maakt melk te verkrijgen met een langere houdbaarheid, maar met eigenschappen die uit organoleptisch en voedingsoogpunt analoog zijn aan die van gepasteuriseerde verse melk.

Volgens Granarolo is het begrip bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk in Italië ingevoerd bij decreet nr. 54/97, waarbij richtlijn 92/46 is omgezet. Door de toepassing van de in artikel 5, derde alinea, van wet nr. 169/89 bedoelde korte termijn op deze soort melk wordt afgedaan aan het nuttig effect van de bepalingen van decreet nr. 54/97 en bijgevolg van richtlijn 92/46. Volgens haar moet de uiterste consumptiedatum door de producent op basis van de daadwerkelijke houdbaarheid van het product worden vastgesteld krachtens artikel 10 van wetgevend decreet nr. 109/92. Bij dit wetgevend decreet zijn de richtlijnen 89/395 en 89/396 immers in Italiaans recht omgezet.

Van mening dat de door de gemeente Bologna aan Granarolo opgelegde boete moet worden ingetrokken indien de richtlijnen 92/46, 89/395 en 89/396 zouden moeten worden uitgelegd zoals voorgesteld door Granarolo, heeft het Tribunale civile di Bologna beslist de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:

„[Wordt] aan de toepassing van richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk (omgezet in Italiaans recht bij presidentieel decreet nr. 54 van 14 januari 1997), in samenhang met de richtlijnen 89/395/EEG en 89/396/EEG betreffende de etikettering, de presentatie en de reclame voor levensmiddelen (omgezet in Italiaans recht bij wetgevend decreet nr. 109 van 27 januari 1992) [...] afgedaan door een nationale regeling (in het bijzonder artikel 5, derde alinea, juncto artikel 3 van wet nr. 169 van 3 mei 1989), die (volgens de in de onderhavige zaak daaraan gegeven uitlegging) voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk (soort [melk] die enkel is genoemd en geregeld in richtlijn 92/46/EEG en in presidentieel decreet nr. 54/97) een uiterste consumptiedatum van vier dagen na de datum van verpakking voorschrijft[?]”

Voorafgaande opmerking

De Italiaanse regering betoogt dat de uitlegging van het nationale recht in de verwijzingsbeschikking op een aantal punten onjuist is. Volgens haar is wet nr. 169/89 niet van toepassing op bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk.

In dit verband zij eraan herinnerd, dat het niet aan het Hof staat om zich uit te spreken over de uitlegging en de toepasbaarheid van nationale bepalingen of de voor de beslechting van het hoofdgeding relevante feiten vast te stellen.

Het Hof moet in het kader van de bevoegdheidsverdeling tussen de communautaire en de nationale rechterlijke instanties immers acht slaan op de in de verwijzingsbeschikking omschreven feitelijke en juridische context waarin de prejudiciële vraag moet worden geplaatst (arrest van 25 oktober 2001, Ambulanz Glöckner, C-475/99, Jurispr. blz. I-8089, punt 10).

De prejudiciële vraag moet derhalve worden onderzocht in de juridische context zoals die is omschreven en uitgelegd in de verwijzingsbeschikking van het Tribunale civile di Bologna.

De prejudiciële vraag

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het gemeenschapsrecht, met name de bepalingen van de richtlijnen 92/46, 79/112 en 89/396, zich verzet tegen een nationale bepaling als artikel 5 van wet nr. 169/89, die voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk een uiterste consumptiedatum voorschrijft van vier dagen na de datum waarop dit product is verpakt.

Volgens vaste rechtspraak moet voor de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet enkel rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft [zie arresten van 14 oktober 1999, Adidas, C-223/98, Jurispr. blz. I-7081, punt 23; 18 mei 2000, KVS International, C-301/98, Jurispr. blz. I-3583, punt 21; 19 september 2000, Duitsland/Commissie, C-156/98, Jurispr. blz. I-6857, punt 50; 14 juni 2001, Kvaerner, C-191/99, Jurispr. blz. I-4447, punt 30, en 10 december 2002, British American Tobacco (Investments) en Imperial Tobacco, C-491/01, Jurispr. blz. I-11453, punt 203].

In de eerste plaats voorziet richtlijn 89/396, zoals uit de titel ervan blijkt, in voorschriften betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort, te identificeren. Krachtens artikel 5 van deze richtlijn hoeft de aanduiding waarmee het lot kan worden geïdentificeerd, niet te worden aangebracht wanneer de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum in de etikettering voorkomt. Deze bepaling heeft niet tot doel de uiterste consumptiedatum van een levensmiddel vast te stellen. Overigens bevat deze richtlijn geen andere bepalingen die direct of indirect betrekking hebben op de vaststelling van een dergelijke datum voor melkproducten.

Richtlijn 79/112 vervolgens heeft luidens artikel 1 ervan betrekking op de etikettering van levensmiddelen bestemd om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd, alsmede op bepaalde aspecten van de presentatie van deze levensmiddelen en van de daarvoor gemaakte reclame. Deze richtlijn bepaalt de wijze van etikettering, bevat een opsomming van de verplichte vermeldingen en regelt, in voorkomend geval, de wijze waarop deze vermeldingen moeten worden geformuleerd.

Zoals de advocaatgeneraal in punt 42 van zijn conclusie heeft opgemerkt, voorziet richtlijn 79/112 in vormvoorschriften met betrekking tot de verplichte vermeldingen die op de etikettering van de voedingsmiddelen moeten worden aangebracht, en bevat zij geen voorschriften voor de inhoud van deze vermeldingen. Waar artikel 3, lid 1, van deze richtlijn bepaalt dat op de etikettering de datum van minimale houdbaarheid van levensmiddelen of de uiterste consumptiedatum van zeer bederfelijke levensmiddelen moet worden vermeld, bevat het geen enkele regel op basis waarvan direct of indirect de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum van levensmiddelen kan worden vastgesteld.

Richtlijn 92/46 ten slotte stelt blijkens artikel 1 ervan gezondheidsvoorschriften vast voor de productie en het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde rauwe melk, warmtebehandelde consumptiemelk, melk voor de bereiding van producten op basis van melk en producten op basis van melk.

Uit de tweede en de vijfde overweging van de considerans van richtlijn 92/46 blijkt eveneens dat deze voorschriften op het niveau van de Gemeenschap zijn vastgesteld met het oog op de rationele ontwikkeling van de melksector en om de voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt.

Krachtens hoofdstuk II van richtlijn 92/46, met de titel „Voorschriften voor de communautaire productie”, mogen de in deze richtlijn bedoelde producten, namelijk rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk, voor de bereiding van andere producten worden gebruikt en mag met name warmtebehandelde melk in de handel worden gebracht, indien zij voldoen aan de eisen van de bijlagen A tot en met C bij deze richtlijn.

Zo worden in bijlage A bij richtlijn 92/46 de voorschriften betreffende de ontvangst van rauwe melk in de melkbehandelings- en/of melkverwerkingsinrichting vastgesteld. In bijlage B bij dezelfde richtlijn worden de algemene voorwaarden voor de erkenning van deze melkbehandelings- en melkverwerkingsinrichtingen alsmede de hygiënevoorschriften voor de lokalen, het materieel en het personeel van deze inrichtingen vastgesteld. In bijlage C, hoofdstuk I, bij deze richtlijn worden de eisen voor de bereiding van warmtebehandelde melk en van producten op basis van melk vastgesteld. Dienaangaande zij met name opgemerkt dat in hoofdstuk I, A, punt 4, sub a-ii, van bijlage C bij richtlijn 92/46 de productie van bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk wordt toegestaan. In hoofdstuk II van bijlage C worden de microbiologische criteria voor producten op basis van melk en voor consumptiemelk omschreven. De hoofdstukken III en IV van dezelfde bijlage voorzien in voorschriften voor de onmiddellijke verpakking, de eindverpakking en de etikettering van de in richtlijn 92/46 bedoelde producten. Hoofdstuk V van deze bijlage bevat voorschriften inzake de opslag en het vervoer van deze producten. Krachtens hoofdstuk VI van bijlage C staan de betrokken inrichtingen onder de hygiënische controle van de bevoegde autoriteit.

Zoals de advocaatgeneraal in punt 36 van zijn conclusie heeft opgemerkt, regelt richtlijn 92/46 alle stappen in het proces, van de melkproductie tot het vervoer van de producten naar de verschillende verkooppunten.

Vastgesteld zij dat richtlijn 92/46 weliswaar zeer gedetailleerde voorschriften bevat voor de verschillende fasen van de productie en het in de handel brengen van melk, maar dat zij niet beoogt de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum van de hierin bedoelde producten vast te stellen. Met uitzondering van een bepaling in hoofdstuk II, C, van bijlage C bij de richtlijn, volgens welke microbiologische criteria die van toepassing zijn op de uiterste consumptiedatum, op communautair niveau kunnen worden vastgesteld, bevat de richtlijn dienaangaande immers geen bepaling. Uit deze richtlijn kan evenmin worden afgeleid dat het aan de producenten staat deze data vast te stellen.

Derhalve moet worden geconcludeerd dat bij gebreke van op communautair niveau vastgestelde bepalingen, elke lidstaat in beginsel bevoegd is om de uiterste consumptiedatum voor melkproducten vast te stellen in overeenstemming met de voorschriften van de artikelen 9 en 9 bis van richtlijn 79/112.

Hoewel de lidstaten in beginsel bevoegd zijn om de uiterste consumptiedatum voor de in richtlijn 92/46 bedoelde producten vast te stellen, dienen zij zich echter te onthouden van maatregelen die het door die richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden brengen.

Zoals uit de considerans en de algemene structuur van de bepalingen van richtlijn 92/46 voortvloeit, beoogt deze richtlijn met name het in de handel brengen en het vrije verkeer van de hierin bedoelde melkproducten te vergemakkelijken.

Vastgesteld zij dat het door richtlijn 92/46 voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zou kunnen worden gebracht indien een lidstaat voor een van deze melkproducten een uiterste consumptiedatum voorschreef die het in de handel brengen van dit product in die staat aanzienlijk belemmert.

In casu is in artikel 5 van wet nr. 169/89 voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk en voor gepasteuriseerde verse melk dezelfde uiterste consumptiedatum vastgesteld, namelijk vier dagen na de verpakking van het product. Het belang om bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk in de handel te brengen blijkt evenwel te berusten op de omstandigheid dat dit product lang houdbaar is, langer dan de in artikel 5 van wet nr. 169/89 bedoelde periode van vier dagen na de verpakking van het product en veel langer dan de houdbaarheidsdatum van gepasteuriseerde verse melk.

De vaststelling van een dergelijke uiterste consumptiedatum kan het in de handel brengen en het vrije verkeer van deze soort melk in Italië belemmeren en aldus het door richtlijn 92/46 voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar brengen.

Derhalve zij vastgesteld dat richtlijn 92/46 zich verzet tegen een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, waarin de uiterste consumptiedatum voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk op dusdanige wijze wordt vastgesteld dat hij niet later kan vallen dan vier dagen na de verpakking van het betrokken product.

Hoe dan ook vormt een regeling van een lidstaat als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, een beperking van het vrije verkeer van goederen in de zin van artikel 28 EG.

De vaststelling van de houdbaarheid van melk voor consumptie behoort weliswaar tot het gezondheidsbeleid van de lidstaten, maar de Italiaanse regering heeft geen argumenten aangevoerd waarmee kan worden aangetoond dat de uiterste consumptiedatum, zoals vastgesteld door de nationale reglementering, noodzakelijk is om de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen of om een ander algemeen belang veilig te stellen.

De bij wet nr. 169/89 vastgestelde uiterste consumptiedatum van vier dagen kan in elk geval niet evenredig worden geacht met de doelstelling van bescherming van de volksgezondheid, aangezien niet uit objectieve gegevens blijkt dat bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk een even korte houdbaarheid heeft als gepasteuriseerde verse melk.

Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat richtlijn 92/46 alsmede de artikelen 28 EG en 30 EG zich verzetten tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk een uiterste consumptiedatum voorschrijft van vier dagen na de datum waarop dit product is verpakt.

Kosten

De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

uitspraak doende op de door het Tribunale civile di Bologna bij beschikking van 24 mei 2001 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk, zoals gewijzigd bij richtlijn 94/71/EG van de Raad van 13 december 1994, alsmede de artikelen 28 EG en 30 EG verzetten zich tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voor bij hoge temperatuur gepasteuriseerde melk een uiterste consumptiedatum voorschrijft van vier dagen na de datum waarop dit product is verpakt.

Timmermans

Jann

von Bahr

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 13 november 2003.

De griffier

R. Grass

De president

V. Skouris