Hof van Justitie EU 05-12-2002 ECLI:EU:C:2002:732
Hof van Justitie EU 05-12-2002 ECLI:EU:C:2002:732
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 5 december 2002
Conclusie van advocaat-generaal
J. Mischo
van 5 december 2002(*)
Het rechtskader
De communautaire regeling
Ingevolge artikel 28 EG zijn kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verboden. Volgens artikel 30 EG zijn invoerbeperkingen welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van met name bescherming van de industriële en commerciële eigendom, evenwel geoorloofd voorzover zij geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.
Artikel 2, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(*), bepaalt:
In deze verordening wordt verstaan onder:
[...]
‚geografische aanduiding’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:
dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land
en
waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven en waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden.”
De erkenning van een beschermde geografische aanduiding gaat na afloop van de procedure van de artikelen 5 tot en met 7 van verordening nr. 2081/92 in door middel van een door de Commissie genomen besluit tot registratie.
Artikel 17 van verordening nr. 2081/92 bepaalt dat binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening de lidstaten de Commissie meedelen, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren. De Commissie registreert de benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4 van deze verordening. De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen.
De nationale regeling
Na de inwerkingtreding van verordening nr. 2081/92 heeft de Franse regering loi n° 94-2 relative à la reconnaissance de qualité des produits agricoles et alimentaires (wet nr. 94-2 inzake de erkenning als kwaliteitsproducten van landbouwproducten en levensmiddelen) van 3 januari 1994 (JORF van 4 januari 1994, biz. 131; hierna: „wet nr. 94-2”) vastgesteld. Artikel L. 115-23-1 van deze wet bepaalt:
„Het verbod om in een keurmerk of een conformiteitscertificaat een niet geregistreerde geografische vermelding als beschermde geografische aanduiding op te nemen, is neergelegd in artikel L. 643-4 van de Code rural, dat luidt als volgt:
‚Artikel L-643-4 — Het keurmerk of het conformiteitscertificaat mag slechts een geografische vermelding bevatten indien deze als beschermde geografische aanduiding is geregistreerd.
Wanneer de bestuurlijke instantie echter een aanvraag tot registratie van deze geografische vermelding als beschermde geografische aanduiding heeft ingediend, mag het keurmerk of het conformiteitscertificaat deze vermelding bevatten, ook in de bijzondere kenmerken, totdat een besluit over de registratie is genomen.
[...]
De landbouwproducten en levensmiddelen die vóór de bekendmaking van wet nr. 94-2 inzake de erkenning als kwaliteitsproducten van landbouwproducten en levensmiddelen van 3 januari 1994 over een landbouwkeurmerk of een conformiteitscertificaat beschikten, mogen gedurende een periode van acht jaar te rekenen vanaf de bekendmaking van die wet verder een geografische herkomstvermelding dragen zonder over een beschermde geografische aanduiding te beschikken.’”
De precontentieuze procedure
Op 21 december 1992 hebben de Franse autoriteiten geantwoord op een onderzoek van de Commissie dat bestemd was om een lijst te maken van de reeds bestaande keurmerken en andere nationale kwaliteitsbenamingen op het gebied van landbouwproducten en levensmiddelen, gevolgd door een aanvullend antwoord op 14 januari 1993. Vervolgens heeft de Commissie vernomen dat de wet was vastgesteld.
De Commissie heeft geconstateerd dat een aanzienlijk aantal Franse kwaliteitsbenamingen was voorbehouden aan producten of levensmiddelen die uitsluitend uit bepaalde Franse streken afkomstig waren en heeft in dat kader de Franse regering op 16 december 1997 een aanmaningsbrief gezonden. Zij heeft vastgesteld dat de betrokken keurmerken in strijd waren met artikel 28 EG, omdat hun gebruik was voorbehouden aan in bepaalde geografische gebieden bereide producten, met uitsluiting van de producten van andere lidstaten die aan de door het productdossier van deze keurmerken vereiste objectieve criteria voldeden, en omdat de betrokken benamingen door hun tekst voor de producten van andere lidstaten elke eventuele, theoretisch mogelijke toegang tot de markt illusoir maakten. Voor de Commissie kan het feit dat daardoor kwaliteitsbenamingen worden voorbehouden aan producten die afkomstig zijn uit een bepaald geografische gebied, niet worden gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 30 EG en de bescherming van de industriële eigendom. Zij wijst erop dat verordening nr. 2081/92 de regels op grond waarvan een benaming met een geografische verwijzing kan worden voorbehouden, heeft geharmoniseerd voor de producten die onder de werkingssfeer ervan vallen.
In hun antwoorden op deze aanmaningsbrief hebben de Franse autoriteiten zich beroepen op politieke, sociale, economische en technische moeilijkheden om te rechtvaardigen dat bepaalde keurmerken die niet konden worden ingedeeld, gedurende een overgangsperiode werden gehandhaafd.
Na kennisneming van deze opmerkingen heeft de Commissie bij brief van 28 april 1999 een met redenen omkleed advies uitgebracht waarin zij van oordeel was dat de Franse Republiek, door de nationale juridische bescherming voor de betrokken benamingen te handhaven, de krachtens artikel 30 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG) op haar rustende verplichtingen niet was nagekomen, en dat de Franse Republiek, door te bepalen dat op de etiketten met kwaliteitsbenamingen „Contrôlé par qualité France” mag worden vermeld, niet had voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 2, lid 1, van richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame.(*) In dezelfde brief verzocht de Commissie de Franse Republiek binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van dit met redenen omkleed advies de nodige maatregelen te nemen om daaraan te voldoen.
Op 7 juli 1999 heeft de Commissie in antwoord op het met redenen omkleed advies een nota van de Franse autoriteiten ontvangen waarin zij hun voornemen aankondigden om de benaming „Salaisons d'Auvergne” opnieuw te erkennen door de verwijzing naar de geografische naam te schrappen, en de regeling betreffende regionale keurmerken te wijzigen. Tevens werd melding gemaakt van het voornemen van de president van de instantie „Qualité-France” om het logo zodanig te wijzigen dat de opgedragen taken voor de verbruiker duidelijker werden.
Bij brief van 5 december 2001 hebben de Franse autoriteiten de Commissie in antwoord op het met redenen omkleed advies een nota met bijlagen over de verwijzing naar de certificatie-instantie „Qualité-France” gezonden. In deze nota deelden zij de Commissie mee dat de certificatie-instantie maatregelen had genomen, zodat de naam „Qualité-France” enkel nog maar zal worden gebruikt ter aanduiding van de certificerende instantie zelf, gevolgd door haar vestigingsplaats.
Naar aanleiding van deze nota heeft de Commissie de grief betreffende schending van artikel 2, lid 1, van richtlijn 79/112 ingetrokken. Wat de regionale keurmerken betreft, bleef zij echter van mening dat de Franse Republiek niet aan de in het metredenen omkleed advies gestelde eisen had voldaan. In die omstandigheden heeft zij besloten het onderhavige beroep in te stellen.
De schriftelijke procedure en conclusies van partijen
De Commissie concludeert dat het het Hof behage:
-
vast te stellen dat de Franse Republiek, door de nationale juridische bescherming van de benamingen „Salaisons d'Auvergne”, „Label régional Savoie”, „Label régional Franche-Comté”, „Label régional Corse”, „Label régional Midi-Pyrénées”, „Label régional Normandie”, „Label régional Nord-Pas-de-Calais”, „Label régional Ardennes de France”, „Label régional Limousin”, „Label régional Languedoc-Rous-sillon” en „Label régional Lorraine” te handhaven, de krachtens artikel 28 EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,
-
de Franse Republiek te verwijzen in de kosten.
De Franse Republiek betwist niet dat haar nationale recht niet in overeenstemming met het gemeenschapsrecht was, maar verzoekt het Hof rekening te houden met de ontwikkeling in het geldende recht en dus om te beslissen dat de niet-nakoming daarmee is beëindigd.
Middelen en en argumenten van partijen
In haar verzoekschrift stelt de Commissie dat de conformiteit met het gemeenschapsrecht van de bij de Franse regeling ingestelde keurmerken moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 28 EG en 30 EG, uitgelegd met name tegen de achtergrond van de bepalingen van verordening nr. 2081/92. De Commissie herinnert in dit verband aan de arresten van het Hof van 7 mei 1997(*), 10 november 1992(*) en 12 oktober 1978.(*)
Wat de benaming „Salaisons d'Auvergne” betreft, wijst de Commissie erop dat de Franse autoriteiten hebben meegedeeld dat voor dit keurmerk een aanvraag tot registratie als beschermende geografische aanduiding zal worden ingediend op grond van artikel 5 van verordening nr. 2081/92. De Commissie betwijfelt echter of een dergelijk keurmerk als zodanig kan worden geregistreerd, omdat verordening nr. 2081/92 het slechts mogelijk maakt een bepaald product of levensmiddel te registreren, en niet een categorie van producten als „salaisons”. In elk geval kunnen de Franse autoriteiten, omdat er voor de benaming „Salaisons d'Auvergne” geen registratieaanvraag is ingediend, niet op goede gronden aanvoeren dat artikel 5, lid 5, van deze verordening hun de mogelijkheid biedt om de benaming „Salaisons d'Auvergne” voorlopig op nationaal niveau te beschermen, in afwachting van een communautair besluit over de registratie ervan. Dit keurmerk moet dus worden onderzocht in het licht van de artikelen 28 EG en 30 EG.
Wat de verschillende andere regionale keurmerken betreft, herinnert de Commissie eraan dat artikel L. 115-23-1 van de wet, ondanks de bepaling dat „het keurmerk [...] slechts een geografische vermelding [mag] bevatten indien deze als beschermde geografische aanduiding is geregistreerd”, niettemin voorziet in een overgangsperiode van acht jaar vanaf de bekendmaking van de wet, tijdens welke „de producten of levensmiddelen die vóór de bekendmaking van deze wet over een keurmerk beschikten [...] een (voorbehouden) geografische herkomstvermelding mogen dragen zonder over een beschermde geografische aanduiding te beschikken”. De Commissie is zich weliswaar bewust van eventuele technische moeilijkheden waarmee de marktdeelnemers en de bevoegde regionale instanties in het kader van de herziening van de regeling van deze keurmerken kunnen worden geconfronteerd, doch zij kan geen overgangsperiode van acht jaar aanvaarden, omdat dit schending van de artikelen 28 EG en 30 EG oplevert.
Volgens de Commissie kunnen de Franse bepalingen betreffende de benaming „Salaisons d'Auvergne” en de regionale keurmerken gevolgen hebben voor het vrij verkeer van goederen tussen de lidstaten, met name voorzover zij de verhandeling van binnenlandse goederen begunstigen ten nadele van ingevoerde goederen. Door de toepassing van deze bepalingen wordt een verschil in behandeling tussen deze twee categorieën van goederen in het leven geroepen en gehandhaafd.
De benaming „Salaisons d'Auvergne” en de Franse regionale keurmerken zijn bestemd om de verbruiker, door hem te informeren over de herkomst van de landbouwproducten of de levensmiddelen, duidelijk te maken dat het betrokken product uit een bepaalde streek afkomstig is. Na de inwerkingtreding van verordening nr. 2081/92, die juist tot doel heeft op exclusieve wijze de voorwaarden vast te stellen ter bescherming van een benaming die een verband legt tussen landbouwproducten en levensmiddelen en een bepaalde geografische herkomst, kunnen oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen slechts in het kader van deze verordening worden beschermd.
Buiten de materiële werkingssfeer van verordening nr. 2081/92 kan het door het Hof erkende begrip „herkomstaanduiding” volgens de Commissie een belemmering van het vrij verkeer van goederen immers slechts rechtvaardigen wanneer het gaat om de bescherming van een grote reputatie die een product of een levensmiddel van oorsprong uit een bepaalde streek bij de verbruikers heeft verworven. De benaming „Salaisons d'Auvergne” en de Franse regionale keurmerken vormen geen „herkomstaanduiding” in de zin van 's Hofs rechtspraak, omdat zij niet aan een specifiek product of levensmiddel zijn gebonden, maar aan groepen van producten waarvan de bijzondere reputatie niet is aangevoerd en ook niet aangetoond.
Hieruit leidt de Commissie af dat, aangezien de benaming „Salaisons d'Auvergne” en de regionale keurmerken niet in het kader van verordening nr. 2081/92 zijn geregistreerd en evenmin „herkomstaanduidingen” vormen, het niet mogelijk is om een beroep op artikel 30 EG te doen teneinde te trachten de belemmering van het intracommunautaire handelsverkeer die deze keurmerken meebrengen, te rechtvaardigen.
In haar verweerschrift geeft de Franse regering toe dat de benaming „Salaisons d'Auvergne” onverenigbaar met het gemeenschapsrecht is; zij zal bij ministerieel besluit worden geschrapt.
Wat het regionale keurmerk „Savoie” betreft, merkt de Franse regering op dat de benamingen „tomme de Savoie”, „emmental de Savoie” en „pommes et poires de Savoie” als beschermde geografische aanduidingen zijn geregistreerd bij verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92(*), en dat voor de benamingen „jambon de Savoie” en „saucisson sec de Savoie” twee aanvragen tot registratie als beschermde geografische aanduiding in behandeling zijn. Ten slotte zullen de benamingen „Jésus, rosette”, „pur jus de pomme de Savoie” en „plants de vigne de Savoie” op grond van een in voorbereiding zijnd besluit worden afgeschaft.
Met betrekking tot het regionale keurmerk „Franche-Comté” is de Franse regering van mening dat het bestaande nationale recht niet behoeft te worden gewijzigd. De benaming „morbier au lait cru” is immers bij decreet van 22 december 2000(*) betreffende de gecontroleerde oorsprongsbenaming „Morbier” als gecontroleerde oorsprongsbenaming erkend. Een registratieaanvraag op grond van artikel 5 van verordening nr. 2081/92 is op 24 november 2000 aan de Commissie gezonden. Voor de overige producten onder dit keurmerk is een aanvraag tot registratie als beschermde geografische aanduiding in behandeling.
Met betrekking tot het regionale keurmerk „Corse” merkt de Franse regering op dat het nooit lijkt te zijn gebruikt en dus moet worden afgeschaft.
Ten aanzien van het regionale keurmerk „Midi-Pyrénées” verklaart de Franse regering dat daaronder enkel „produits de palmipèdes gras” vallen. Aan een besluit tot intrekking van de bepalingen betreffende palmipèdes gras wordt nog gewerkt.
Wat het regionale keurmerk „Normandie” betreft, wijst de Franse regering erop dat de productdossiers van de betrokken producten achtereenvolgens opnieuw zijn onderzocht en dat de benamingen van deze producten als beschermde geografische aanduidingen zijn erkend of als landbouwkeurmerken zonder geografische vermelding, zodat geen enkele bepaling behoeft te worden ingetrokken om het nationale recht in overeenstemming met het gemeenschapsrecht te brengen.
Met betrekking tot het regionale keurmerk „Nord-Pas-de-Calais” merkt de Franse regering op dat voor de producten „fromage vieux Lille ou gris de Lille”, „bières spéciales du Nord” en „langue de Valenciennes à la Lucullus” aanvragen tot registratie als beschermde geografische aanduiding in behandeling zijn. De bepalingen van nationaal recht betreffende de overige onder dit keurmerk verhandelde producten zullen worden afgeschaft.
Ten aanzien van het regionale keurmerk „Ardennes de France” verklaart de Franse regering dat de benamingen „jambon sec des Ardennes”, „noix des Ardennes” en „boudin blanc de Rethel” als beschermde geografische aanduiding zijn ingeschreven krachtens verordening (EG) nr. 2036/2001 van de Commissie van 17 oktober 2001 tot aanvulling van de bijlage bij verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in verordening (EEG) nr. 2081/92.(*) Voor de producten „porcs des Ardennes” en „boudin blanc à l'oignon de la Vallée de la Meuse” zijn twee aanvragen tot registratie als beschermde geografische aanduiding in behandeling. Er wordt een besluit voorbereid waarbij de bepalingen betreffende de andere benamingen, te weten „saucisson sec”, „fromage de Rocroi”, „galette au sucre”, „gâteau mollet” en „cidre”, worden ingetrokken.
Wat het regionale keurmerk „Limousin” betreft, verklaart deze regering dat de herkomstvermelding Limousin slechts wordt gebruikt voor de producten die over een beschermde geografische aanduiding beschikken. Derhalve behoeft geen enkele bepaling te worden ingetrokken om het nationale recht in overeenstemming niet het gemeenschapsrecht te brengen.
Ten aanzien van het regionale keurmerk „Languedoc-Roussillon” betoogt de Franse regering dat „volailles du Languedoc”, een benaming die bij verordening nr. 1107/96 als beschermde geografische aanduiding is geregistreerd, de enige producten zijn waarin naar de Languedoc wordt verwezen. De productdossiers van overige pluimveeproducten zijn gehomologeerd zonder geografische verwijzing en daarvoor is een aanvraag tot registratie als beschermde geografische aanduiding onder de benaming „volailles de Cévennes” ingediend. Het gebruik van de term „Languedoc-Roussillon” is dus in overeenstemming met de gemeenschapsregeling.
Ten slotte merkt deze regering ten aanzien van het regionale keurmerk „Lorraine” op dat het bij de producten die over een uit dit keurmerk voortgekomen vermelding beschikken, gaat om de „Mirabelles de Lorraine” en de „Bergamotes de Nancy” die in verordening nr.l 107/96 als beschermde geografische aanduiding zijn geregistreerd. Het gebruik van het woord „Lorraine” is dus in overeenstemming met de gemeenschapsregeling.
In repliek neemt de Commissie akte van het feit dat de Franse regering toegeeft dat de benaming „Salaisons d'Auvergne” niet verenigbaar met het gemeenschapsrecht is en dat zij dus in strijd met artikel 28 EG handelt. Wat de overige regionale keurmerken betreft, stelt de Commissie vast dat de Franse regering ten tijde van haar memorie erkent dat zij de krachtens artikel 28 EG op haar rustende verplichtingen nog steeds niet is nagekomen door de aan deze benamingen verleende juridische bescherming te handhaven.
In dupliek verklaart de Franse regering dat voor de betrokken keurmerken en benamingen een nieuwe nationaal rechtskader is vastgesteld, dat het volgende regelt:
„Het besluit van de minister van Landbouw, Voedselzaken, Visserij en Plattelandszaken en van de staatssecretaris belast met Midden-en Kleinbedrijf, Handel, Ambacht, Vrije Beroepen en Verbruik van 12 augustus 2002 houdende wijziging van besluiten inzake regionale keurmerken (JORF van 11 september 2002, blz. 15051), brengt de volgende wijzigingen aan:
de benaming ‚Salaisons d'Auvergne’ wordt afgeschaft;
wat het regionale keurmerk ‚Savoie’ betreft, worden de benamingen ‚jésus, rosette’, ‚pur jus de pomme de Savoie’ en ‚plants de vigne de Savoie’ afgeschaft;
voor het regionale keurmerk ‚Franche-Comté’ komt de vermelding ‚morbier au lait cru’ niet meer op de lijst van beschermde keurmerken voor;
het regionale keurmerk ‚Midi-Pyrénées’ wordt afgeschaft;
wat het regionale keurmerk ‚Nord-Pas-de-Calais’ betreft, komen alleen de producten waarvan de aanvraag tot registratie als beschermde geografische aanduiding in behandeling is, nog voor op de lijst van beschermde producten;
wat het regionale keurmerk ‚Ardennes de France’ betreft, worden de bepalingen betreffende de benamingen ‚saucissons sec’, ‚fromage de Rocroi’, ‚galette au sucre’, ‚gâteau mollet’ en ‚cidre’ ingetrokken.”
Het regionale keurmerk „Corse” is afgeschaft bij een ander besluit van12 augustus 2002 van de minister van Landbouw, Voedselzaken, Visserij en Plattelandszaken houdende afschaffing van een algemene regeling van landbouwkeurmerken.(*)
Wat het regionale keurmerk „Lorraine” betreft, zijn de producten die over een uit dit keurmerk voortgekomen vermelding beschikken, bij verordening nr. 1107/96 als beschermde geografische aanduidingen geregistreerd.
Ten slotte is de Franse regering, wat de regionale keurmerken „Normandie”, „Limousin” en „Languedoc-Roussillon” betreft, van mening dat geen wijzigingen van het nationale recht noodzakelijk zijn om het in overeenstemming met het gemeenschapsrecht te brengen.
Beoordeling
De Commissie dient na te gaan of de bepalingen in deze besluiten de Franse wettelijke regeling in overeenstemming met het gemeenschapsrecht hebben gebracht.
In elk geval blijkt dat deze besluiten zijn vastgesteld na het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn.
Volgens vaste rechtspraak, waaraan het Hof in een recent arrest heeft herinnerd(*), moet het bestaan van een niet-nakoming worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn.(*)
Zoals het Hof in ditzelfde arrest van 7 november 2002(*) eveneens in herinnering heeft gebracht, is het vaste rechtspraak dat een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-uitvoering van een richtlijn binnen de voorgeschreven termijn.(*)
Aangezien de door de Commissie gestelde niet-nakoming dus vaststaat, moet haar vordering worden toegewezen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging om:
-
vast te stellen dat de Franse Republiek, door de nationale juridische bescherming van de benamingen „Salaisons d'Auvergne”, „Label régional Savoie”, „Label régional Franche-Comté”, „Label régional Corse”, „Label régional Midi-Pyrénées”, „Label régional Normandie”, „Label régional Nord-Pas-de-Calais”, „Label régional Ardennes de France”, „Label régional Limousin”, „Label régional Languedoc-Roussillon” en „Label régional Lorraine” te handhaven, de krachtens artikel 28 EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;
-
de Franse Republiek te verwijzen in de kosten.