Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 november 2004.

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 november 2004.

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
11 november 2004

Uitspraak

Arrest van het Hof (Eerste kamer)

11 november 2004(*)

In zaak C-372/02,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,

ingediend door het Bundessozialgericht (Duitsland) bij beslissing van 15 augustus 2002, ingekomen bij het Hof op 16 oktober 2002, in de procedure:

Roberto Adanez-Vega

tegen

Bundesanstalt für Arbeit,

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, A. Rosas en S. von Bahr, rechters,

advocaatgeneraal: F. G. Jacobs,

griffier: R. Grass,

  1. gelet op de opmerkingen van:

    • R. Adanez-Vega, vertegenwoordigd door J. López Lerma,

    • de Duitse regering, vertegenwoordigd door M. Lumma als gemachtigde,

    • de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. I. Fernandes en S. da Nóbrega Pizarro als gemachtigden,

    • de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Michard en H. Kreppel als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaatgeneraal ter terechtzitting van 25 maart 2004,

het navolgende

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de artikelen 3, 13, lid 2, 67 en 71 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB L 230, blz. 6) en gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2195/91 van de Raad van 25 juni 1991 (PB L 206, blz. 2; hierna: „verordening nr. 1408/71”).

2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen R. Adanez-Vega en de Bundesanstalt für Arbeit (federaal arbeidsbureau; hierna: „Bundesanstalt”) over de weigering van deze laatste om hem een werkloosheidsuitkering of een bijstandsuitkering voor werklozen te verlenen.

Het rechtskader

De communautaire regeling

De definities

3 Volgens artikel 1, sub s, van verordening nr. 1408/71 „worden onder ‚tijdvakken van arbeid’ en ‚tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden’ verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend”.

De collisieregels

4 Artikel 13 van verordening nr. 1408/71 bepaalt:

„1. [...] degenen op wie deze verordening van toepassing is, [zijn] slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.

2. Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17:

  1. is op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere lidstaat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat;

...

  1. is op degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lidstaat, de wetgeving van die staat van toepassing. [...];

  2. is op degene die ophoudt onderworpen te zijn aan de wettelijke regeling van een lidstaat zonder dat hij op grond van één van de in de voorgaande punten genoemde regels of van één van de in de artikelen 14 tot en met 17 bedoelde uitzonderingen of bijzondere regels aan de wettelijke regeling van een andere lidstaat wordt onderworpen, de wettelijke regeling van toepassing van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont overeenkomstig de bepalingen van deze wettelijke regeling alleen.”

5 Artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71 preciseert dat een volledig werkloze werknemer die geen grensarbeider is, „[...] die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonde [...] en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de lidstaat waarop hij woont of die naar dit grondgebied terugkeert, [...] recht [heeft] op uitkering volgens de wettelijke regeling van deze staat [...]; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend. [...]”

De materiële bepalingen

6 Artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71 bepaalt: „Personen die op het grondgebied van één der lidstaten wonen en op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, hebben de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.

7 Met betrekking tot de werkloosheidsuitkeringen bepaalt artikel 67, leden 1 en 3, van verordening nr. 1408/71, met als titel „Samentellen van tijdvakken van verzekering of van arbeid”:

„1. Het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere lidstaat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid alsof het tijdvakken van verzekering waren welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld mits evenwel de tijdvakken van arbeid als tijdvakken van verzekering zouden zijn beschouwd indien zij krachtens bedoelde wettelijke regeling waren vervuld.

[...]

3. Met uitzondering van de in artikel 71, lid 1, sub a-ii, en sub b-ii, bedoelde gevallen, wordt toepassing van de leden 1 en 2 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk:

  • in het geval van lid 1, tijdvakken van verzekering,

  • in het geval van lid 2, tijdvakken van arbeid,

heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.”

De nationale regeling

8 Volgens § 100, lid 1, van het Arbeitsförderungsgesetz (wet ter bevordering van de werkgelegenheid) in de versie die gold in 1996, heeft een persoon die onder meer de wachttijd heeft vervuld, recht op werkloosheidsuitkering. Volgens § 104 van het Arbeitsförderungsgesetz heeft de betrokkene de wachttijd vervuld wanneer hij tijdens de referentieperiode van 3 jaar gedurende 360 kalenderdagen bijdrageplichtige arbeid heeft verricht. De referentieperiode gaat onmiddellijk vooraf aan de eerste dag van de werkloosheid waarop aan de overige voorwaarden voor het recht op werkloosheidsuitkering is voldaan.

9 Krachtens § 134 van het Arbeitsförderungsgesetz wordt aan werklozen die behoeftig zijn en de andere voorwaarden van § 100 van het Arbeitsförderungsgesetz vervullen, aanvullend een bijstandsuitkering verleend, met dien verstande dat zij in plaats van een wachttijd van 360 dagen slechts een tijdvak van ten minste 150 dagen bijdrageplichtige arbeid tijdens een kortere referentieperiode van 1 jaar moeten bewijzen.

10 Volgens § 107 van het Arbeitsförderungsgesetz wordt het tijdvak van dienstplicht gelijkgesteld met een tijdvak van bijdrageplichtige arbeid.

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

11 Adanez-Vega, van Spaanse nationaliteit, heeft sinds zijn geboorte in 1974 zijn voornaamste woonplaats in Duitsland gehad.

12 Van 1 september 1991 tot en met 4 december 1992 volgde hij in Spanje een opleiding die aan de sociale zekerheid was onderworpen (met name aan de werkloosheidsverzekering). Vervolgens, van 3 tot en met 31 augustus 1994 en van 3 november 1994 tot en met 20 april 1995, oefende hij in Duitsland een beroepsactiviteit uit die eveneens aan de sociale zekerheid (met name aan de werkloosheidsverzekering) was onderworpen. Op 21 april 1995 reisde Adanez-Vega naar Spanje, waar hij van 18 mei 1995 tot en met 15 februari 1996 zijn dienstplicht vervulde. Na afloop van zijn dienstplicht keerde hij naar Duitsland terug.

13 Bij zijn aankomst in Duitsland meldde Adanez-Vega zich op 25 april 1996 bij de Bundesanstalt als werkloze aan en diende hij daar een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering in. Op 30 mei 1996 vond hij opnieuw werk.

14 Bij beschikking van 31 mei 1996 weigerde de Bundesanstalt hem een werkloosheidsuitkering toe te kennen voor het tijdvak van 25 april tot en met 29 mei 1996 op grond dat de in de §§ 104 en 134 van het Arbeitsförderungsgesetz bedoelde wachttijd voor werkloosheidsuitkeringen (werkloosheidsuitkering of bijstandsuitkering voor werklozen) niet was vervuld. Aangezien het tijdvak van de in Spanje vervulde dienstplicht volgens de Bundesanstalt niet in aanmerking mocht worden genomen, vervulde Adanez-Vega immers noch de in § 104 van het Arbeitsförderungsgesetz bedoelde wachttijd van 360 dagen tijdens de referentieperiode van 3 jaar, noch de in § 134 van dezelfde wet bedoelde wachttijd van 150 dagen tijdens de referentieperiode van 1 jaar.

15 Het door Adanez-Vega tegen deze beschikking gemaakte bezwaar werd door de Bundesanstalt afgewezen bij beschikking van 16 juli 1996. Het door Adanez-Vega bij het Sozialgericht Hannover (Duitsland) tegen deze beschikking ingestelde beroep werd toegewezen bij vonnis van 26 februari 1998. Het Landessozialgericht Niedersachsen (Duitsland) wees het door de Bundesanstalt ingestelde hoger beroep af bij arrest van 23 oktober 2001. Daarop stelde de Bundesanstalt „Revision” in bij het Bundessozialgericht.

16 In deze omstandigheden heeft het Bundessozialgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

„1. Valt een persoon die meer dan twee maanden na afloop van zijn in Spanje vervulde dienstplicht een uitkering uit hoofde van de Duitse werkloosheidsverzekering aanvraagt,

  1. ingevolge artikel 13, lid 2, sub e, van verordening [...] nr. 1408/71 [...] onder de Spaanse wettelijke regeling, dan wel

  2. ingevolge artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 onder de Duitse wettelijke regeling?

2. Indien vraag la bevestigend wordt beantwoord:

  1. Vormt de in Spanje vervulde dienstplicht de ‚laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere [...] lidstaat’ in de zin van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71?

  2. Indien vraag 2a bevestigend wordt beantwoord:

    Houdt artikel 71, lid 1, sub b-ii, eerste volzin, van verordening nr. 1408/71 ook in dat de laatste op het grondgebied van een andere lidstaat verrichte werkzaamheid voor de werkloosheidsuitkeringen moet worden opgevat alsof zij in de woonstaat is verricht, zonder dat behoeft te worden nagegaan of de voorwaarden van artikel 67 van dezelfde verordening zijn vervuld?

  3. Indien vraag 2b ontkennend wordt beantwoord:

    Onder welke voorwaarden is een tijdvak waarin de dienstplicht wordt vervuld, dat naar nationaal (Spaans) recht geen tijdvak van verzekering in de werkloosheidsverzekering vormt noch daarmee kan worden gelijkgesteld, volgens artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 een tijdvak van arbeid dat als werknemer krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat is vervuld?

3. Indien vraag 1b bevestigend wordt beantwoord:

  1. Heeft een persoon die meer dan een jaar geleden zijn laatste tijdvak van verzekering in Duitsland heeft beëindigd en die daarna zijn negen maanden durende dienstplicht in Spanje heeft vervuld, ‚laatstelijk’ tijdvakken van verzekering krachtens de Duitse wettelijke regeling vervuld in de zin van artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71?

  2. Indien vraag 3a bevestigend wordt beantwoord:

    Onder welke omstandigheden is een tijdvak waarin dienstplicht wordt vervuld, dat naar nationaal (Spaans) recht geen tijdvak van verzekering in de werkloosheidsverzekering vormt noch daarmee kan worden gelijkgesteld, volgens artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 een tijdvak van arbeid dat als werknemer krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat is vervuld? (Deze vraag komt overeen met vraag 2c.)

  3. Indien artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 niet op verzoeker van toepassing is (vraag 3a en 3b):

    1. Vormt de in Spanje vervulde dienstplicht de ‚laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere [...] lidstaat’ in de zin van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71? (Deze vraag komt overeen met vraag 2a.)

    2. Indien vraag 3c-i bevestigend wordt beantwoord:

      Houdt artikel 71, lid 1, sub b-ii, eerste volzin, van verordening nr. 1408/71 ook in dat de laatste op het grondgebied van een andere lidstaat verrichte werkzaamheid voor de werkloosheidsuitkeringen moet worden opgevat alsof zij in de woonstaat is verricht, zonder dat behoeft te worden nagegaan of de voorwaarden van artikel 67 van verordening nr. 1408/71 zijn vervuld? (Deze vraag komt overeen met vraag 2b.)

4. Voorzover het tijdvak van de Spaanse dienstplicht noch krachtens artikel 71, noch krachtens artikel 67 van verordening nr. 1408/71 in aanmerking moet worden genomen voor verzoekers aanspraak op uitkeringen uit hooide van de Duitse werkloosheidsverzekering, heeft hij daarop dan een overeenkomstig recht op grond van het beginsel van gelijke behandeling van artikel 3 van verordening nr. 1408/71 of op grond van andere algemene bepalingen van gemeenschapsrecht?”

De prejudiciële vragen

De eerste vraag: de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling (artikelen 13 en 71 van verordening nr. 1408/71)

17 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of volgens de artikelen 13 en 71 van verordening nr. 1408/71 op een in een lidstaat wonende persoon die aldaar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, de wettelijke regeling van de lidstaat van woonplaats, dan wel die van de lidstaat waar hij zijn dienstplicht heeft vervuld, van toepassing is.

18 Om te beginnen moet worden opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak de bepalingen van verordening nr. 1408/71 die betrekking hebben op de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling, een volledig stelsel van collisieregels vormen, zodat de nationale wetgevers niet meer bevoegd zijn om de draagwijdte en de toepassingsvoorwaarden van hun nationale wettelijke regeling ter zake te bepalen met betrekking tot de personen die eraan onderworpen zijn, en met betrekking tot het grondgebied waarbinnen de nationale bepalingen effect sorteren (zie in die zin onder meer arresten van 12 juni 1986, Ten Holder, 302/84, Jurispr. blz. 1821, punt 21, en 10 juli 1986, Luijten, 60/85, Jurispr. blz. 2365, punt 14).

19 Titel II van verordening nr. 1408/71 voorziet daartoe in regels om de „toe te passen wetgeving” vast te stellen. In bepaalde domeinen bestaan er echter uitzonderingen op deze algemene aanknopingsregels (zie in die zin arrest van 29 juni 1988, Rebmann, 58/87, Jurispr. blz. 3467, punt 13). Uit het stelsel van verordening nr. 1408/71 volgt dat de toepassing van deze bijzondere aanknopingsregels evenwel vooronderstelt dat de toe te passen wettelijke regeling vooraf overeenkomstig de bepalingen van titel II van genoemde verordening wordt vastgesteld.

20 Derhalve moet allereerst worden vastgesteld welke de krachtens de algemene aanknopingsregels van titel II van verordening nr. 1408/71 toe te passen wettelijke regeling is. Vervolgens moet worden nagegaan of de bijzondere aanknopingsregels van deze verordening voorzien in de toepassing van een andere wettelijke regeling.

— De algemene aanknopingsregels (artikel 13 van verordening nr. 1408/71)

21 Er zij aan herinnerd dat volgens artikel 13, lid 2, sub e, van verordening nr. 1408/71, op degene die wordt opgeroepen voor militaire dienst, de wetgeving van de betrokken staat van toepassing is.

22 Daaruit volgt in het hoofdgeding dat Adanez-Vega aan de Spaanse wettelijke regeling was onderworpen tijdens de vervulling van zijn dienstplicht in Spanje. Na afloop van zijn dienstplicht was deze wettelijke regeling echter niet meer van toepassing.

23 Volgens artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 is op degene die ophoudt onderworpen te zijn aan de wettelijke regeling van een lidstaat zonder dat hij op grond van de bepalingen van de artikelen 13, lid 2, sub a tot en met d, en 14 tot en met 17 van dezelfde verordening aan de wettelijke regeling van een andere lidstaat wordt onderworpen, de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, van toepassing.

24 Volgens vaste rechtspraak van het Hof is artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 zowel van toepassing op personen die definitief elke beroepswerkzaamheid hebben stopgezet, als op personen die hun beroepswerkzaamheid niet definitief hebben stopgezet (arrest van 11 juni 1998, Kuusijärvi, C-275/96, Jurispr. blz. I-3419, punten 39 en 40).

25 Derhalve is de krachtens de algemene bevoegdheidsregels van titel II van verordening nr. 1408/71 op werklozen toe te passen wettelijke regeling in beginsel die van de lidstaat van woonplaats.

26 Met betrekking tot het hoofdgeding vloeit daaruit voort dat een persoon die, zoals Adanez-Vega, in een lidstaat woont en daar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, volgens artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 onderworpen is aan de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij woont. Krachtens de algemene aanknopingsregels van titel II van verordening nr. 1408/71 moet derhalve de Duitse wettelijke regeling worden toegepast om vast te stellen of Adanez-Vega voldoet aan de voorwaarden voor een recht op werkloosheidsuitkering.

27 Nagegaan dient evenwel nog te worden of artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71, dat bijzondere regels voor het vaststellen van de toe te passen wettelijke regeling inzake werkloosheidsuitkeringen bevat, een en ander kan wijzigen.

28 De toepasselijkheid van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71 is immers, zelfs als ook volgens deze bepaling de wettelijke regeling van de woonstaat de toepasselijke wettelijke regeling is, net zoals artikel 13, lid 2, sub f, van deze verordening, van bijzonder belang voor het hoofdgeding aangezien zij relevant zal zijn voor de uitlegging van artikel 67, lid 3, van deze verordening, betreffende de samentelling van de tijdvakken van verzekering of van arbeid.

— De bijzondere aanknopingsregels (artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71)

29 Artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 heeft betrekking op de situatie van werkloze werknemers die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de toen bevoegde lidstaat woonden.

30 Ingevolge artikel 71, lid 1, sub b-ii, van de genoemde verordening heeft een volledig werkloze werknemer die geen grensarbeider is en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de lidstaat waarop hij woont of die naar dit grondgebied terugkeert, recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van deze staat, alsof hij daar zijn laatste werkzaamheid had verricht.

31 De wettelijke regeling van de woonstaat is derhalve slechts de toepasselijke wettelijke regeling krachtens artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 indien de betrokkene tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden in een andere dan de toen bevoegde lidstaat woonde.

32 Met betrekking tot de feiten van het hoofdgeding moet derhalve worden nagegaan of

  • de in Spanje vervulde dienstplicht als „werkzaamheden” in de zin van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 kan worden aangemerkt;

  • Adanez-Vega in die periode daadwerkelijk in Duitsland „woonde”, en of

  • het Koninkrijk Spanje tijdens het vervullen van de dienstplicht de „bevoegde staat” in de zin van dat artikel was.

33 Wat de eerste voorwaarde betreft, zij eraan herinnerd dat het begrip „werkzaamheden” in verordening nr. 1408/71 niet wordt gedefinieerd. Aangezien deze verordening echter geen communautaire maatregel tot harmonisatie van de nationale socialezekerheidsstelsels is, maar een handeling tot coördinatie van deze stelsels, volgt uit de structuur en de algemene opzet ervan dat het begrip „werkzaamheden” in de zin van artikel 71, lid 1, moet worden uitgelegd aan de hand van de in de nationale socialezekerheidswetgeving gegeven definitie. „Werkzaamheden” in de zin van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 zijn derhalve werkzaamheden die als dusdanig worden aangemerkt voor de toepassing van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaat waar zij worden uitgeoefend.

34 Indien deze nationale wettelijke regeling voor de definitie van het begrip „werkzaamheden” verwijst naar de activiteiten die een tijdvak van verzekering of van arbeid doen ontstaan, zou een door het bevoegde orgaan van deze staat krachtens artikel 80 van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening nr. 1408/71 afgegeven verklaring waarin de uit hoofde van deze wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering en van arbeid worden vermeld, een aanknopingspunt kunnen vormen voor de vaststelling of dienstplicht als „werkzaamheden” moet worden aangemerkt.

35 Uit de stukken blijkt echter dat in het hoofdgeding het Spaanse socialezekerheidsorgaan krachtens artikel 80 van verordening nr. 574/72 een verklaring heeft afgegeven volgens welke Adanez-Vega in Spanje alleen tussen 1 december 1991 en 4 december 1992, dus buiten het tijdvak van de dienstplicht, een tijdvak van verzekering of van arbeid heeft vervuld. Dit wijst erop dat dit laatste tijdvak volgens de Spaanse wettelijke regeling niet als „werkzaamheden” kan worden aangemerkt.

36 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet, zolang een door een orgaan van een lidstaat afgegeven verklaring niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard, het bevoegde orgaan van een andere lidstaat er rekening mee houden. Op grond van het in artikel 10 EG neergelegde beginsel van loyale samenwerking zijn de socialezekerheidsorganen evenwel verplicht, de feiten die inzonderheid voor de toepassing van de regels betreffende de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling of van de regels inzake de samentelling van tijdvakken relevant zijn, juist te beoordelen en derhalve de juistheid van de in de verklaringen vermelde gegevens te garanderen. Zij moeten de juistheid van de afgifte van de verklaringen dus opnieuw onderzoeken en de verklaringen zo nodig intrekken in geval van twijfel over de juistheid van de feiten die daaraan ten grondslag liggen en dus van de daarin opgenomen gegevens (zie in die zin arresten van 10 februari 2000, FTS, C-202/97, Jurispr. blz. I-883, punt 56, en 30 maart 2000, Banks e.a., C-178/97, Jurispr. blz. I-2005, punt 43).

37 Met betrekking tot de tweede voorwaarde voor toepassing van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 volgt uit vaste rechtspraak dat de „woonplaats” de plaats is waar zich het gewone centrum van de belangen van de betrokkene bevindt. In dit verband moet worden gelet op de gezinssituatie van de werknemer, de redenen waarom hij naar een ander land is gegaan, en de aard van de werkzaamheden (zie met name arrest van 17 februari 1977, Di Paolo, 76/76, Jurispr. blz. 315, punten 17 en 20).

38 Wat ten slotte de derde voorwaarde voor toepassing van artikel 71, lid 1, van verordening nr. 1408/71 betreft, volgt uit punt 22 van het onderhavige arrest dat de Spaanse wettelijke regeling overeenkomstig artikel 13, lid 2, sub e, van de verordening wel degelijk de tijdens het tijdvak van dienstplicht toepasselijke wettelijke regeling was.

39 Het staat aan de verwijzende rechter om in het hoofdgeding uit te maken of Adanez-Vega voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71.

40 Indien Adanez-Vega voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71, dan is volgens deze bepaling op hem ook de wettelijke regeling van de lidstaat van de woonplaats, te weten de Duitse wettelijke regeling, van toepassing.

41 Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 aldus moet worden uitgelegd dat een in een lidstaat wonende persoon die aldaar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, is onderworpen aan de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij woont.

Artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71 moet aldus worden uitgelegd dat het een bijzondere regel voor het vaststellen van de toepasselijke wettelijke regeling inzake werkloosheidsuitkeringen is, zodat wanneer de voorwaarden voor toepassing daarvan zijn vervuld, de in deze bepaling genoemde wettelijke regeling van toepassing is.

Het staat aan de verwijzende rechter om uit te maken of in het hoofdgeding de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, zijn vervuld.

Indien in het hoofdgeding de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71 zijn vervuld, dan is volgens deze bepaling op een in een lidstaat wonende persoon die aldaar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, ook de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij woont, van toepassing.

42 Gelet op het antwoord op de eerste vraag, behoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.

De derde vraag: de verplichting van het bevoegde orgaan om rekening te houden met de krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzekering en van arbeid (artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71)

43 Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of een bevoegd orgaan volgens artikel 67 van verordening nr. 1408/71 verplicht is bij het onderzoek van het recht op werkloosheidsuitkeringen, voor de berekening van de vervulde tijdvakken van verzekering rekening te houden met een tijdvak van in een andere lidstaat vervulde dienstplicht.

In deze context vraagt de verwijzende rechter allereerst onder welke voorwaarden een tijdvak van in een andere lidstaat vervulde dienstplicht een „krachtens de wettelijke regeling van [deze] lidstaat als werknemer [vervuld tijdvak van arbeid]” in de zin van artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 is.

Ten tweede wenst hij te vernemen of de voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd” in de zin van artikel 67, lid 3, van genoemde verordening, in de weg staat aan de verplichting om de tijdvakken van arbeid samen te tellen ingeval de betrokkene meer dan een jaar geleden zijn laatste tijdvak van verzekering uit hoofde van die wettelijke regeling heeft beëindigd en daarna zijn negen maanden durende dienstplicht in een andere lidstaat heeft vervuld.

44 Om te beginnen zij opgemerkt dat uit de algemene opzet en de bewoordingen van de artikelen 67 en 71 van verordening nr. 1408/71 blijkt dat de toepassing van de samentellingsregels van artikel 67 losstaat van de toepassing van de regels van artikel 71 inzake de vaststelling van de toepasselijke wettelijke regeling (zie arrest van 12 mei 1989, Warmerdam-Steggerda, 388/87, Jurispr. blz. 1203, punt 18). Dit betekent dat de samentellingsregels van artikel 67 zelfs van toepassing zijn wanneer de toepasselijke wettelijke regeling inzake werkloosheidsuitkeringen is bepaald krachtens artikel 71. Artikel 67, lid 3, van genoemde verordening voorziet overigens in die mogelijkheid.

De kwalificatie „krachtens de wettelijke regeling van [een] andere lidstaat als werknemer [vervuld tijdvak van arbeid]” in de zin van artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71

45 Dienaangaande blijkt uit artikel 1, sub s, van verordening nr. 1408/71 dat de kwalificatie van een tijdvak van werkzaamheden als „tijdvak van arbeid” afhangt van de nationale wetgeving waaronder het is vervuld.

46 Bovendien omvat het in verordening nr. 1408/71 gebruikte begrip „werknemer” alle personen die, al is het maar tegen één risico, verplicht of vrijwillig verzekerd zijn bij een algemeen of bijzonder stelsel van sociale zekerheid genoemd in artikel 1, sub a, van verordening nr. 1408/71, ongeacht of er een arbeidsverhouding bestaat (arrest van 12 mei 1998, Martínez Sala, C-85/96, Jurispr. blz. I-2691, punt 36, en arrest Kuusijärvi, reeds aangehaald, punt 21).

47 In het hoofdgeding moet het door Adanez-Vega in Spanje vervulde tijdvak van dienstplicht derhalve als „krachtens de wettelijke regeling van [deze] lidstaat als werknemer [vervuld tijdvak van arbeid]” in de zin van artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 worden aangemerkt wanneer het enerzijds als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de Spaanse wettelijke regeling, of door deze regeling wordt gelijkgesteld met en erkend als gelijkwaardig met een tijdvak van arbeid, en wanneer anderzijds Adanez-Vega tijdens het vervullen van zijn dienstplicht verzekerd was in de zin van artikel 1, sub a, van dezelfde verordening. Het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of deze voorwaarden zijn vervuld.

48 In dit verband blijkt uit artikel 80 van verordening nr. 574/72 dat de betrokkene om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 67 van verordening nr. 1408/71 aan het bevoegde orgaan een verklaring moet overleggen waarin de krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid zijn vermeld. Uit punt 36 van het onderhavige arrest blijkt echter dat een dergelijke, door het Spaanse bevoegde orgaan afgegeven verklaring noch jegens het Duitse bevoegde orgaan, noch jegens de Duitse rechterlijke instanties een onweerlegbaar bewijs vormt (zie ook in die zin arrest van 8 juli 1992, Knoch, C-102/91, Jurispr. blz. I-4341, punt 54).

De voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd” in de zin van artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71

49 Om te beginnen zij eraan herinnerd dat de voorwaarde van artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71 in het hoofdgeding niet van toepassing is wanneer blijkt dat Adanez-Vega binnen de werkingssfeer van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van die verordening valt.

50 Artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71 bepaalt immers dat de verplichting van het bevoegde orgaan om bij de berekening van de vervulde tijdvakken van verzekering rekening te houden met een krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat als werknemer vervuld tijdvak van verzekering- of van arbeid afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd”, behoudens in de in artikel 71, lid 1, sub a-ii, en sub b-ii, bedoelde gevallen van werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden niet in de toen bevoegde staat woonden.

51 Volgens de rechtspraak moet de voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd”, bewerkstelligen dat in de staat waar laatstelijk bijdragen voor de werkloosheidsverzekering werden betaald, naar werk wordt gezocht en dat die staat de lasten van de werkloosheidsuitkering draagt (zie in die zin arrest van 8 april 1992, Gray, C-62/91, Jurispr. blz. I-2737, punt 12).

52 Bijgevolg moet, zoals de advocaatgeneraal in de punten 79 en 80 van zijn conclusie heeft uiteengezet, een tijdvak van verzekering als „laatstelijk” in een lidstaat vervuld worden aangemerkt wanneer, ongeacht de tijd die is verlopen tussen het einde van het laatste tijdvak van verzekering en het verzoek om uitkeringen, in de tussentijd geen ander tijdvak van verzekering in een andere lidstaat is vervuld.

53 In het hoofdgeding staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of Adanez-Vega in Duitsland tijdvakken van verzekering heeft vervuld en of in de tussentijd geen ander tijdvak van verzekering in een andere lidstaat is vervuld.

54 Gelet op wat voorafgaat, moet op de derde vraag allereerst worden geantwoord dat een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van dienstplicht een „krachtens de wettelijke regeling van [deze] lidstaat als werknemer [vervuld tijdvak van arbeid]” in de zin van artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71 is wanneer het enerzijds als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de wettelijke regeling van die andere lidstaat, of door deze wettelijke regeling wordt gelijkgesteld met en erkend als gelijkwaardig met een tijdvak van arbeid, en wanneer anderzijds de betrokkene tijdens het vervullen van zijn dienstplicht verzekerd was in de zin van artikel 1, sub a, van genoemde verordening.

Ten tweede staat de voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd” in de zin van artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71 alleen dan in de weg aan de verplichting om tijdvakken van arbeid samen te tellen wanneer in een andere lidstaat een tijdvak van verzekering is vervuld na het laatste tijdvak van verzekering dat is vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

De vierde vraag: het beginsel van gelijke behandeling (artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1408/71)

55 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of in omstandigheden zoals in het hoofdgeding artikel 3 van verordening nr. 1408/71 eraan in de weg staat dat een bevoegd orgaan bij het onderzoek van het recht op werkloosheidsuitkering voor de berekening van de vervulde tijdvakken van verzekering geen rekening houdt met een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van dienstplicht.

56 Dienaangaande moet worden vastgesteld dat artikel 3 van verordening nr. 1408/71 slechts van toepassing is „behoudens bijzondere bepalingen van [genoemde] verordening”.

57 Om de door de advocaatgeneraal in de punten 94 en 97 van zijn conclusie genoemde redenen is artikel 3 van verordening nr. 1408/71 niet van toepassing in het hoofdgeding omdat de verordening bijzondere bepalingen bevat, te weten artikel 67 waarin het recht van de werkloze op werkloosheidsuitkeringen wordt geregeld.

58 Gelet op een en ander moet op de vierde vraag worden geantwoord dat in omstandigheden zoals in het hoofdgeding artikel 3 van verordening nr. 1408/71 niet eraan in de weg staat dat een bevoegd orgaan bij het onderzoek van het recht op werkloosheidsuitkering voor de berekening van de vervulde tijdvakken van verzekering geen rekening houdt met een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van dienstplicht.

Kosten

59 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

  1. Artikel 13, lid 2, sub f, van verordening nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals bijgewerkt bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 en gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2195/91 van de Raad van 25 juni 1991, moet aldus worden uitgelegd dat een in een lidstaat wonende persoon die aldaar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, onderworpen is aan de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij woont.

    Artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71 zoals gewijzigd, moet aldus worden uitgelegd dat het een bijzondere regel voor het vaststellen van de toepasselijke wettelijke regeling inzake werkloosheidsuitkeringen is, zodat, wanneer de voorwaarden voor toepassing daarvan zijn vervuld, de in deze bepaling genoemde wettelijke regeling van toepassing is.

    Het staat aan de verwijzende rechter om uit te maken of in het hoofdgeding de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, zijn vervuld.

    Indien in het hoofdgeding de voorwaarden voor toepassing van artikel 71, lid 1, sub b-ii, van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd, zijn vervuld, dan is volgens deze bepaling op een in een lidstaat wonende persoon die aldaar werkloos is nadat hij in een andere lidstaat zijn dienstplicht heeft vervuld, ook de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij woont, van toepassing.

  2. Een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van dienstplicht is een „krachtens de wettelijke regeling van [deze] lidstaat als werknemer [vervuld tijdvak van arbeid]” in de zin van artikel 67, lid 1, van verordening nr. 1408/71, zoals bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83 en gewijzigd bij verordening nr. 2195/91, wanneer het enerzijds als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de wettelijke regeling van die andere lidstaat, of door die wettelijke regeling wordt gelijkgesteld met en erkend als gelijkwaardig met een tijdvak van arbeid, en wanneer anderzijds de betrokkene tijdens het vervullen van zijn dienstplicht verzekerd was in de zin van artikel 1, sub a, van genoemde verordening.

    De voorwaarde dat „de betrokkene laatstelijk [...] tijdvakken van verzekering [...] heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd” in de zin van artikel 67, lid 3, van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd, staat alleen dan in de weg aan de verplichting om tijdvakken van arbeid samen te tellen wanneer in een andere lidstaat een tijdvak van verzekering is vervuld na het laatste tijdvak van verzekering dat is vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

  3. In omstandigheden zoals in het hoofdgeding staat artikel 3 van verordening nr. 1408/71, zoals bijgewerkt bij verordening nr. 2001/83 en gewijzigd bij verordening nr. 2195/91, niet eraan in de weg dat een bevoegd orgaan bij het onderzoek van het recht op werkloosheidsuitkering voor de berekening van de vervulde tijdvakken van verzekering geen rekening houdt met een in een andere lidstaat vervuld tijdvak van dienstplicht.

Ondertekeningen