Home

Hof van Justitie EU 16-10-2003 ECLI:EU:C:2003:565

Hof van Justitie EU 16-10-2003 ECLI:EU:C:2003:565

Gegevens

Instantie
Hof van Justitie EU
Datum uitspraak
16 oktober 2003

Uitspraak

Arrest van het Hof (Tweede kamer)

16 oktober 2003(*)

In zaak C-388/02,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Patakia en K. Banks als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster, tegen

Ierland, vertegenwoordigd door D. O'Hagan als gemachtigde, bijgestaan door A. Collins, barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerder,

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: R. Schintgen, kamerpresident, V. Skouris en N. Colneric (rapporteur), rechters,

advocaatgeneraal: A. Tizzano,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechterrapporteur,

gelet op de beslissing, de advocaatgeneraal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 4 november 2002, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld teneinde te doen vaststellen dat Ierland, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 1999 betreffende de invoering van een regeling voor de erkenning van diploma's betreffende beroepswerkzaamheden die binnen de werkingssfeer van de liberaliseringsrichtlij nen en van de richtlijnen houdende overgangsmaatregelen vallen en tot aanvulling van het algemene stelsel van erkenning van diploma's (PB L 201, biz. 77; hierna: „richtlijn”), althans haar niet van die bepalingen in kennis te stellen, de krachtens voormelde richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Rechtskader en administratieve procedure

2 Artikel 14 van de richtlijn bepaalt:

„1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 juli 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

[...]

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.”

3 Van mening dat richtlijn 1999/42 niet binnen de gestelde termijn in Iers recht was omgezet, heeft de Commissie de niet-nakomingsprocedure ingeleid. Na Ierland in de gelegenheid te hebben gesteld om zijn opmerkingen te maken, heeft de Commissie op 5 april 2002 een met redenen omkleed advies uitgebracht en deze lidstaat verzocht om binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te nemen om aan dit advies te voldoen. Toen Ierland dit advies onbeantwoord liet, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

Het beroep

Argumenten van de Ierse regering

4 De Ierse regering geeft toe, dat zij bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn niet de voor de omzetting van de richtlijn noodzakelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen had vastgesteld.

5 De omzetting van de richtlijn in Iers recht heeft vertraging opgelopen omdat de betrokken procedure nogal ingewikkeld is. Alvorens de noodzakelijke maatregelen te treffen heeft het ministerie dat in eerste instantie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de richtlijn, het Ministry of Education and Science, contact opgenomen met de andere ministeries die verantwoordelijk zijn voor de materies welke worden beheerst door de richtlijnen vermeld in bijlage B bij de richtlijn, die bij artikel 11, lid 1, van deze laatste zijn ingetrokken. Thans staat vast dat de in die richtlijnen vermelde werkzaamheden in Ierland niet zijn geregeld. De uitvoering van die richtlijn heeft dus voornamelijk betrekking op de invoering van een mechanisme voor de levering van het bewijs dat de in artikel 4 van de richtlijn gestelde voorwaarden zijn vervuld, in overeenstemming met artikel 8 van de richtlijn. Op dit moment zijn besprekingen aan de gang met het Department of Enterprise, Trade and Employment, dat belast is met de coördinatie van de aangelegenheden betreffende de interne markt.

Beoordeling door het Hof

6 Volgens vaste rechtspraak moet de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, worden beoordeeld naar de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn (zie onder meer arresten van 11 september 2001, Commissie/Duitsland, C-71/99, Jurispr. blz. I-5811, punt 29, en 11 oktober 2001, Commissie/Oostenrijk, C-110/00, Jurispr. blz. I-7545, punt 13).

7 In casu staat vast dat de richtlijn niet binnen de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn is omgezet.

8 Voor het overige heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-uitvoering van een richtlijn binnen de gestelde termijn (zie onder meer arrest van 7 november 2002, Commissie/Spanje, C-352/01, Jurispr. blz. I-10263, punt 8).

9 Derhalve moet het beroep van de Commissie gegrond worden verklaard.

10 Mitsdien moet worden vastgesteld dat Ierland, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om aan de richtlijn te voldoen, de krachtens deze laatste op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Kosten

11 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover zulks is gevorderd. Aangezien Ierland in het ongelijk is gesteld, dient het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

rechtdoende, verstaat:

  1. Door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan richtlijn 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 juni 1999 betreffende de invoering van een regeling voor de erkenning van diploma's betreffende beroepswerkzaamheden die binnen de werkingssfeer van de liberaliseringsrichtlijnen en van de richtlijnen houdende overgangsmaatregelen vallen en tot aanvulling van het algemene stelsel van erkenning van diploma's, is Ierland de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

  2. Ierland wordt in de kosten verwezen.

Schintgen

Skouris

Colneric

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 16 oktober 2003.

De griffier

R. Grass

De president

V. Skouris