Home

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 31 maart 2004.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 31 maart 2004.

Samenvatting

1. Ambtenaren - Aanwerving - Vacature - Ambt dat door ambtenaar of door tijdelijk functionaris kan worden bezet - Alle sollicitaties afkomstig van tijdelijk functionarissen - Afwijzing zonder onderzoek - Onwettigheid

(Ambtenarenstatuut, art. 4 en 29, lid 1)

2. Ambtenaren - Aanwerving - Vacature - Vergelijking van verdiensten - Verplichting voor administratie om bewijs van vergelijking te leveren bij aanwezigheid van reeks overeenstemmende aanwijzingen in tegengestelde zin

3. Ambtenaren - Beroep - Beroep houdende nietigverklaring - Gevolgen - Nietigverklaring van afwijzing van sollicitatie - Herstel van de vroegere rechtssituatie van de betrokkene - Daaruit voortvloeiende nietigverklaring van latere handelingen betreffende derden - Voorwaarden - Daaruit voortvloeiende nietigverklaring geen buitensporige sanctie - Eerbiediging van beginselen van evenredigheid en bescherming van gewettigd vertrouwen - Dienstbelang

(Ambtenarenstatuut art. 91, lid 1)

4. Ambtenaren - Beroep - Volledige rechtsmacht van Gerecht - Mogelijkheid om verwerende instelling ambtshalve tot betaling van schadevergoeding te veroordelen - Mogelijkheid om verwerende instelling te verzoeken om rechten van verzoeker adequaat te beschermen door billijke oplossing voor zijn geval te zoeken

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1))

1. De structuur van artikel 29, lid 1, van het Statuut impliceert weliswaar dat de mogelijkheden die zich voordoen uit hoofde van de eerste fase van de procedure van voorziening in vacatures uiterst zorgvuldig moeten worden onderzocht, doch dit neemt niet weg dat bij dit onderzoek ook rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid om in de volgende fasen van die procedure de betere kandidaten aan te trekken. De Commissie mag er dus de voorkeur aan geven tot één van die volgende fasen over te gaan zelfs wanneer er sollicitaties zijn die aan alle gestelde voorwaarden voldoen.

Wanneer er binnen de Commissie echter vaste ambten te vervullen zijn die worden bezoldigd ten laste van onderzoekskredieten, de vacature daarvan is bekendgemaakt bij kennisgeving "bijzonder onderzoek" die op grond van de artikelen 4 en 29, lid 1, sub a, van het Statuut is aangekondigd, er alleen sollicitaties zijn van tijdelijk functionarissen in de zin van artikel 2, sub d, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en die sollicitaties aan alle gestelde toelatingsvoorwaarden voldoen, mag de Commissie de sollicitatie van een tijdelijk functionaris niet afwijzen zonder deze te onderzoeken.

(cf. punten 58 en 59)

Referentie: Hof 14 juli 1983, Mogensen e.a./Commissie, 10/82, Jurispr. blz. 2397, punt 10; Hof 13 juli 2000, Parlement/Richard, C-174/99 P, Jurispr. blz. I-6189, punten 39 en 40; Gerecht 17 oktober 2002, Cocchi en Hainz/Commissie, T-330/00 en T-114/01, JurAmbt. blz. I-A-193 en II-987, punten 38 en 39

2. Indien er een reeks voldoende overeenstemmende aanwijzingen is die het betoog van een verzoeker staaft dat er van een werkelijke vergelijking van de verdiensten van de sollicitanten naar een vacature geen sprake is geweest, dient de Commissie aan de hand van voor rechterlijke toetsing vatbare objectieve feiten te bewijzen dat zij de dossiers heeft vergeleken.

(cf. punt 62)

Referentie: Gerecht 30 januari 1992, Schönherr/ESC, T-25/90, Jurispr. blz. II-63, punt 25; Gerecht 16 december 1999, Cendrowicz/Commissie, T-143/98, JurAmbt. blz. I-A-273 en II-1341, punt 59

3. De nietigverklaring van een handeling door de rechter heeft tot gevolg dat die handeling met terugwerkende kracht haar gelding wordt ontnomen. Wanneer de nietig verklaarde handeling reeds is uitgevoerd vereist het ongedaan maken van haar gevolgen in beginsel dat de verzoeker in de rechtssituatie wordt gebracht waarin hij zich vóór die handeling bevond.

Wanneer het herstel van de situatie vóór de nietig verklaarde handeling echter de nietigverklaring meebrengt van latere handelingen die derden betreffen, wordt die daaruit voortvloeiende nietigverklaring echter alleen uitgesproken indien deze, met name gelet op de aard van de onwettigheid en het dienstbelang, niet buitensporig is.

De beginselen van evenredigheid en van bescherming van gewettigd vertrouwen vereisen immers dat het belang van de verzoeker, het slachtoffer van de onwettigheid, om in zijn recht te worden hersteld in overeenstemming wordt gebracht met de belangen van derden wier rechtssituatie bij hen een gewettigd vertrouwen heeft kunnen doen ontstaan. Van een aantal handelingen, die plaatsvinden aan het einde van de procedure voorzien in artikel 29, lid 1, van het Statuut, zoals de plaatsing van een voor een vergelijkend onderzoek geslaagde kandidaat op een reservelijst, de bevordering van een ambtenaar of de aanstelling van een ambtenaar in een te vervullen ambt, kan worden gezegd dat zij een rechtssituatie creëren die bij de betrokkenen een gewettigd vertrouwen doet ontstaan dat deze wettig is.

(cf. punten 84-86)

Referentie: Hof 31 maart 1971, Commissie/Raad, 22/70, Jurispr. blz. 263, punt 60; Hof 5 juni 1980, Oberthür/Commissie, 24/79, Jurispr. blz. 1743, punten 11 en 13; Hof 26 april 1988, Asteris e.a./Commissie, 97/86, 99/86, 193/86 en 215/86, Jurispr. blz. 2181, punt 30; Hof 6 juli 1993, Commissie/Albani e.a., C-242/90 P, Jurispr. blz. I-3839, punten 13 en 14; Hof 1 juni 1995, Coussios/Commissie, C-119/94 P, Jurispr. blz. I-1439, punt 24; Gerecht 23 februari 1994, Coussios/Commissie, T-18/92 en T-68/92, JurAmbt. blz. I-A-47 en II-171, punt 105; Gerecht 12 mei 1998, Wenk/Commissie, T-159/96, JurAmbt. blz. I-A-193 en II-593, punt 121; Gerecht 13 maart 2002, Martínez Alarcón/Commissie, T-357/00, T-361/00, T-363/00 en T-364/00, JurAmbt. blz. I-A-37 en II-161, punt 97; Gerecht 23 april 2002, Campolargo/Commissie, T-372/00, JurAmbt. blz. I-A-49 en II-223, punt 109

4. Wanneer uit de vergelijking van de betrokken belangen blijkt dat het dienstbelang en het belang van derden zich verzetten tegen de nietigverklaring, als consequentie, van besluiten die na het nietig verklaarde besluit zijn genomen, maar die bij laatstgenoemden een gewettigd vertrouwen hebben doen ontstaan, kan de gemeenschapsrechter, teneinde in het belang van de verzoeker een nuttige werking van het arrest houdende nietigverklaring te verzekeren, gebruik maken van de volledige rechtsmacht waarover hij in gedingen met een geldelijk karakter beschikt en de verwerende instelling zelfs ambtshalve veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. Hij kan die instelling ook verzoeken de rechten van de verzoeker adequaat te beschermen door een billijke oplossing voor zijn geval te zoeken.

(cf. punt 89)

Referentie: Oberthür/Commissie, reeds aangehaald, punt 14; Commissie/Albani e.a., reeds aangehaald, punt 13; Coussios/Commissie, reeds aangehaald, punt 107; Wenk/Commissie, reeds aangehaald, punt 122